De normgevoelige rechtvaardigheidstheorie
Nieuws, Wereld, Politiek, Democratie, Tmd -

De normgevoelige rechtvaardigheidstheorie

De normgevoelige rechtvaardigheidstheorie stelt dat als we een rechtvaardige verdeling van economische welvaart willen bereiken, we niet enkel naar de onderkant mogen kijken. De processen hogerop de welvaartsverdeling, met name het verschuiven van welvaartsnormen, beïnvloeden ons allemaal. Als samenleving hebben we dan ook de verantwoordelijkheid om met deze effecten rekening te houden.

donderdag 14 juni 2012 10:10
Spread the love

In deze bijdrage zet Stijn Rottiers bondig de kernlijnen van de normgevoelige rechtvaardigheidstheorie uiteen. Hij werkte deze theorie uit in zijn doctoraatsscriptie waarop hij vorige maand promoveerde.

Je wint als anderen verliezen

De Nederlandse historicus Johan Huizinga omschreef de mens als een homo ludens, de spelende mens. Jong en oud, we spelen allemaal wel eens een spel. Bovendien leent de spelmetafoor zich voor een beschrijving van heel wat activiteiten in ons leven. Denk aan sociale interacties, en hoe mensen, als ze elkaar ontmoeten, bepaalde regels volgen. Hoe dicht ze elkaar naderen, hoe ze elkaar aanspreken, begroeten. We weten onmiddellijk of de ander de regels volgt, of er vanaf wijkt.

Aan een spel dat we met en tegen anderen spelen, hangt een bijzonder kenmerk vast. Als je zo’n spel speelt, dan is je resultaat afhankelijk van je tegenspelers; hoe goed of hoe slecht zij spelen. Je tegenspelers bepalen de maatstaf, de norm. Een typisch spel met tegenspelers is een quiz. Stel je voor. In je straat wordt een quiz georganiseerd over een onderwerp waar net jij veel van weet: inheemse wintergroene planten. En het blijkt dat je buren er minder over weten. Wat gebeurt er: je wint de quiz. Om iedereen een herkansing te geven, organiseert het straatcomité de volgende twee dagen telkens opnieuw een quiz over inheemse wintergroene planten. Je kijkt al uit naar de volgende dag, en gaat slapen. Je buren doen dat niet. In plaats van in bed te kruipen, googelen zij nog uren over het inheemse plantenrijk. Wat gebeurt er de volgende dag? We zijn zo goed geworden in googelen, dat je buren de quiz winnen.

Heb je gezien wat er is gebeurd: met dezelfde kennis (je weet de tweede dag nog evenveel als de dag ervoor) win je niet langer, maar verlies je. Beangstigend maar waar: stilstaan is achteruitgaan. Wat je met je kennis betekent in de quiz, hangt af van het spelniveau van je tegenspelers.

Dan komt de derde quizdag eraan. Maar je hebt je buurmans ijver al lang door. Je weet dat hij opnieuw het internet heeft afgestruind, op zoek naar nog meer details over inheemse wintergroenen. Vermits de winst in een of andere quiz je niet dusdanig interesseert, zeg je: “OK, jullie mogen jullie quiz hebben. Ik ga wel iets anders leuks doen.” En dus verlaat je het spel.

De economie als een dominant spel

Het probleem met sommige spelletjes in ons leven, is dat je je er niet uit kan terugtrekken. Ze zijn dominant. Dat betekent dat we niet de keuze hebben om al dan niet mee te doen. Laat staan om ons eruit terug te trekken, zoals je daarnet niet meer wilde meequizen. Aan sommige spelletjes moeten we meedoen. Eén zo’n spel is dat van onze economische welvaart: hoeveel geld we hebben, wat we kunnen consumeren. De grote filosoof John Rawls sprak over economische welvaart als een ‘primary good’, een basisgoed. Eender wat je in je leven wil doen, je zal er altijd een bepaald niveau van economische welvaart voor nodig hebben.

In het eerste deel van mijn doctoraat heb ik een heel specifieke invalshoek genomen om de dominantie van het economische domein te onderstrepen. Ik ben op zoek gegaan naar wat economische welvaart voor ons betekent.

Dat lijkt misschien een overbodige analyse te zijn. Met onze euro’s kopen we ons zaken die we gebruiken en verbruiken. Eten en drinken, kleren, een fiets. Allemaal zaken met een duidelijke gebruikswaarde. En toch zit er ook een ander belangrijk aspect aan onze economische welvaart. Naast een gebruikswaarde hebben onze economische bezittingen ook een duidelijke signaalwaarde. Onze economische welvaart signaleert relatieve posities. Een huis is groot of klein enkel in vergelijking met andere huizen, een buurt is rustig of druk enkel in vergelijking met andere buurten. In Vlaanderen is Antwerpen een grote stad, maar voor wie enkele jaren in Shanghai heeft gewoond, is Antwerpen eerder een provinciedorp. Wat we hebben, en vooral wat de betekenis is van wat we hebben, is afhankelijk van wat anderen hebben.

Rechtvaardigheid en de positie van anderen

Staat hiermee nu niet de doos van Pandora open? Een korte tijd terug lichtte een journalist een quote uit mijn onderzoek: mijn mooi huis wordt een hut wanneer de rest van de straat wordt volgebouwd met prachtige en grotere huizen. Voor zij die Marx nog gelezen hebben: dit is natuurlijk een vrijwel letterlijk citaat van hem. Maar mag ik dan jaloers worden op de bewoners van die prachtige, en heel grote huizen? Natuurlijk is het leuk om in een mooi en comfortabel huis te wonen, in een eerder rustige buurt. Natuurlijk is het leuk om de nieuwe i-pad te hebben. Of wat dan ook. En het is zo dat de schoonheid van het huis en het niveau van comfort, en de mate van mee zijn met de gadgets in deze wereld afhankelijk is van de sociale omgeving. Maar mogen we dat dan verbinden aan een rechtvaardigheidstheorie? Zijn we dan niet blijven steken in de fase van het jaloerse kind? Waarderen we niet meer wat we hebben, omdat we alleen maar zien wat anderen wel hebben dat wij niet hebben.

Laat me duidelijk zijn. Jaloezie en afgunst zijn meelijwekkende emoties. Bertrand Russel doorzag dat afgunst een van de krachtigste oorzaken van ongelukkig zijn is. Voor ouders is het een plicht om jaloerse en afgunstige emoties bij hun kinderen te temperen en weg te nemen. Laat staan dat iemand die jaloers is op de bezittingen van een ander, een recht zou hebben op die dingen. Dus voor alle duidelijkheid: ik bekijk de relatieve waarde van onze economische welvaart (de waarde van onze economische welvaart is afhankelijk van de economische welvaart die anderen bezitten), maar koppel dat strikt los van onze gevoelens dat we daarbij hebben.

Die loskoppeling is noodzakelijk om geen, zoals dat in vakjargon heet, welfaristische theorie op te bouwen. Een welfaristische rechtvaardigheidstheorie gaat economische welvaart herverdelen op basis van het nut of de tevredenheid dat mensen met een bepaald niveau van welvaart ervaren. Maar sommige mensen hebben dure smaken (‘expensive tastes’), en zouden misschien pas tevreden zijn wanneer ze tien gouden kastelen bezitten. Zulke personen kunnen we misschien best troosten voor hun ontevredenheid, maar we hebben geen maatschappelijke verantwoordelijkheid, het is niet rechtvaardig, om die personen als samenleving gouden kastelen te geven. Ongeacht hoe gelukkig ze daarmee zouden worden. En sommige mensen hebben goedkope smaken (‘cheap tastes’). Maar het is niet omdat sommige mensen zich misschien kunnen schikken in een situatie van armoede – daar geen problemen mee lijken te hebben – dat het geen kwestie van rechtvaardigheid is om die mensen toch hun deel te geven. John Rawls, Amartya Sen, Ronald Dworkin, en vele anderen, hebben overtuigend beargumenteerd dat een rechtvaardige verdeling van economische welvaart niet mag afhangen van het nut of het geluk dat mensen uit hun welvaart halen. Of mensen geluk beleven in hun leven, is een persoonlijke uitdaging. Als vrienden en familie en medeburgers kunnen we elkaar daarin bijstaan. Maar er is geen maatschappelijke verantwoordelijkheid om daarvoor economische welvaart te herverdelen.

De reële impact van normverschuivingen

En toch geef ik dus een belangrijke plaats aan het feit dat je positie in het economische domein wijzigt wanneer de economische welvaart van anderen wijzigt, dus aan de relatieve waarde van onze economische welvaart. Die relativiteit heeft namelijk heel reële, objectieve, en dus niet louter subjectieve en emotionele gevolgen. In tegenstelling tot de quiz van daarnet, is de impact van het spel van economische welvaart gigantisch. Winst of verlies in het economische domein bepaalt mee je kansen in het leven. Denk je dat de advocaat die zich sjofeler presenteert dan zijn collega’s, en die een klein en rommelig bureau heeft in een ongure wijk, denk je dat die zijn potentiële cliënten veel vertrouwen inboezemt? Deze advocaat zal de norm onder advocaten moeten volgen als die cliënten aan zich wil binden. Net zo is het als je je slaagkansen tijdens een sollicitatieproces hoog wil houden. Als een erasmusverblijf in het buitenland stilaan de norm is geworden, dan is het ontbreken van zo’n erasmusverblijf op je CV een handicap ten aanzien van je medesollicitanten. En op een zelfde wijze geldt dit proces in meer of mindere mate voor ons allemaal. We zijn allemaal verplicht om in grote mate de welvaartsnorm van onze samenleving te volgen.

En let op, het gaat ook niet per se om het signaleren van een zekere sociale positie. Hoe goed je het doet ten aanzien van anderen. Kijken we bijvoorbeeld naar de aanschaf van een woning, louter vanuit een gebruiksbehoefte, dus zonder enige motivatie om een groter of mooier huis te hebben dan anderen. Het is niet moeilijk te zien hoe sterk de evolutie van een eenverdieners- naar een tweeverdienersmodel de huizenmarkt heeft beïnvloed. Een halve eeuw geleden bestond er in België een eenverdienersmodel. Het modale gezin had één kostwinner. En het was ook mogelijk om op basis van één goed inkomen een huis te verwerven. Vandaag is het niet meer mogelijk om op basis van één inkomen een huis te kopen met twee of meer slaapkamers. Hiervoor heb je vandaag twee goede inkomens nodig. Deze verschuiving is natuurlijk niet neutraal. Ben je een alleenstaande ouder, en heb je dus behoefte aan een huis met twee of meer slaapkamers, dan is het je vandaag vrijwel onmogelijk om dat huis te kopen. Met andere woorden, ook voor handelingen waarbij de motivatie om je te meten met anderen ontbreekt, worden je kansen beïnvloedt door de verschuivende normen.

Kortom, het spel van economische welvaart is om twee redenen een heel bijzonder spel: we kunnen er niet uittreden, en de impact van het spel is enorm. Of we het willen of niet, de economische markt bepaalt vandaag in grote mate onze levenskansen. Bovendien wordt, zoals in elk spel, de norm van het spel bepaald door de tegenspelers, en zijn we dus voor het resultaat in het spel in belangrijke mate afhankelijk van de anderen in de samenleving en de mate waarin wij de heersende normen willen en kunnen volgen.

Werken aan de onderkant

Hieruit zou je een erg gemakkelijk conclusie kunnen trekken: dat we mensen zomaar geld moeten toestoppen als ze niet aan de norm voldoen. Laat duidelijk zijn, dat is niet de conclusie van de normgevoelige rechtvaardigheidstheorie. Ja we zijn afhankelijk van normen waar we zelf weinig of geen impact op hebben, maar dat betekent niet dat we kunnen eisen dat de samenleving ons bijstand geeft totdat we aan de norm beantwoorden. De normgevoelige rechtvaardigheidstheorie vertrekt van de aanname dat we als persoon elk ons leven te leiden hebben. Iedereen heeft een basis persoonlijke verantwoordelijkheid.

Dat vertrekpunt betekent dan weer niet dat er geen plaats is voor sociale bijstand en een ondersteuningsbeleid voor mensen die het nodig hebben. Het is belangrijk om te werken aan de onderkant. Maar hoe belangrijk ook, hier ga ik daar niet op in. Ten eerste omdat er op dit domein al zeer veel werk is verricht, zowel onderzoeksmatig als naar uitgebouwd beleid. Maar vooral omdat de normgevoelige rechtvaardigheidstheorie focust op een aspect dat de meeste rechtvaardigheidstheorieën onbelicht laten: de processen hogerop in de welvaartsverdeling; met name dat proces van normverschuivingen.

Omwille van de normverschuivingen dreigt het bestaande ondersteuningsbeleid niet meer te zijn dan dweilen met de kraan open. Als mensen aan de onderkant eindelijk een paar stappen hoger hebben kunnen zetten, stellen we vast dat de rest van de samenleving niet heeft staan wachten, maar ondertussen verder is weg gedenderd. Als we vaststellen dat het risico om te leven in armoede de laatste decennia niet is gedaald, ook al zijn er economisch verschillende voorspoedige periodes geweest, dan moeten we ook durven nagaan in hoeverre het proces van normverschuivingen daar niet in meespeelt.

Kijken naar de bovenkant

Met de val van het communisme zo’n twintig jaar geleden, lijkt er een taboe te rusten op kritische kanttekeningen bij wat er hogerop de welvaartsverdeling gebeurt. Tegelijk zien we vandaag dat het huidige economische systeem zich aan het vastrijden is. De processen hogerop de welvaartsverdeling leiden tot falingen in het systeem met gevolgen voor ontzettend veel mensen. Met het in diskrediet raken van het communisme mag dan ook het kind niet met het water worden weggegooid. We moeten terug kritisch mogen nadenken over wat er hogerop in de samenleving gebeurt. En een pleidooi kunnen houden voor meer samenleving.

Vandaag hebben we geen beleid dat met die normverschuivingen rekening houdt. Er is natuurlijk een herverdelend belastingssysteem, maar dat is louter gericht op het financieren van publieke voorzieningen – heel belangrijk uiteraard – maar het heeft niet als doelstelling een impact te hebben op het proces van normverschuivingen. Maar meer nog dan geen beleid, beschikken we vandaag zelfs niet over een achterliggende theorie om over die normverschuivingen na te denken.

De eerste, en misschien meest centrale doelstelling van de normgevoelige rechtvaardigheidstheorie is dat we als samenleving kritisch moeten stilstaan bij dit proces van normverschuivingen. Als samenleving zetten wij instellingen op (zoals de economische markt) en creëren wij sociale processen (zoals degene die de normverschuivingen teweeg brengen). Het minste dat we kunnen en moeten doen, is de effecten van deze instellingen en processen erkennen. Een gigantisch effect dat vandaag onder de radar blijft, is dat, wanneer je in het economische domein een pas op de plaats maakt, je economische welvaart in waarde vermindert wanneer de norm stijgt. De huidige neoliberale markt houdt hiermee geen rekening. Maar niet alleen houdt het neoliberale discours daarmee geen rekening, het ontkent zelfs dit proces. Doordat het neoliberale discours elke welvaartsstijging presenteert als een netto stijging van de welvaart voor de samenleving, ontkent het daarmee het devaluerende effect van normverschuivingen. De normgevoelige rechtvaardigheidstheorie stelt daartegen: dat kan niet langer. Je zal moeten expliciteren welk het effect is van de verschuivingen van de norm. Wat is het netto effect van een welvaartstijging, en voor wie zijn deze netto-effecten, als ook de verschuiving van de norm mee in rekening wordt gebracht? Dit zijn vragen waar we kritisch bij moeten durven stilstaan.

Maar naast de stelling dat we als samenleving hierbij alvast kritisch moeten stilstaan en dat we de effecten van normverschuivingen moeten expliciteren, gaat de normgevoelige rechtvaardigheidstheorie ook een stap verder. We moeten niet enkel kritisch stilstaan, we moeten ook een beleid ontwikkelen dat met de normverschuivingen rekening houdt. Het is niet rechtvaardig om die normverschuivingen te negeren. Wanneer we als samenleving deze effecten creëren, effecten die iedereen voelt en waaraan niemand kan ontsnappen, dan moet die samenleving rekening houden met die effecten. Stellen dat we als individu in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor ons eigen leven, gaat niet in tegen de omgekeerde conclusie, namelijk dat we als samenleving de verantwoordelijkheid voor de normverschuivingen moeten dragen. Het gaat om twee perspectieven op hetzelfde fenomeen, en zo verzoent de normgevoelige rechtvaardigheidstheorie twee principes die de meeste rechtvaardigheidstheorieën als tegengestelden beschouwen: persoonlijke verantwoordelijkheid (namelijk vanuit het perspectief van het individu: gebruik maken van je levenskansen,) en vanuit het perspectief van de samenleving, de sociale verantwoordelijkheid voor de normverschuivingen of de nefaste effecten ervan.

Een normgevoelige economie

In mijn doctoraat ga ik dieper in op één piste om met het proces van normverschuivingen verantwoordelijk om te springen. Er zijn ook andere pistes mogelijk, en deze mogen zeker niet vergeten worden ondanks dat ik ze niet uitwerk in mijn doctoraat.

De piste die ik uitwerk vertrekt van een kritische bespreking van het eigendomsrecht. In mijn doctoraat spreek ik over het ‘retainment principle’. ‘To retain’: behouden. Hoe en hoeveel economische welvaart kunnen we voor onszelf houden? Vandaag lijken we een natuurlijk en volledig recht te hebben op de vruchten van ons handelen. Of toch zolang we dat rechtmatig doen: we moeten ons gedragen naar de regels van de economische markt. Stelen mag niet. Natuurlijk is er één uitzondering op het mogen behouden. De overheid mag een deel van je economische welvaart wegnemen, namelijk voor het dekken van de kosten om publieke zaken te financieren. Die publieke zaken zijn onder meer onderwijs, het politieke bestel, vervoersinfrastructuur, sociale bijstand, en veel meer.

Je kan nu een discussie starten – en die discussies zijn aan de gang – hoeveel van die zaken publiekelijk gefinancierd moeten worden, of dat die zaken ook niet kunnen worden gerealiseerd met een kleiner budget. Als uit die discussies zou blijken dat er minder zaken door de overheid moeten worden gefinancierd, of dat het budget kleiner kan voor eenzelfde dienstverlening, dan is de eindconclusie duidelijk: de herverdeling kan kleiner. Het overheidsbeslag kan dan lager. Je ziet heel duidelijk, de redenen die we vandaag gebruiken om te herverdelen zijn extern aan het hebben of verwerven van economische welvaart. Het hebben of verwerven van economische welvaart lijkt principieel een volledig recht te zijn, maar er zijn nu eenmaal een aantal kosten waarvoor we gezamenlijk moeten opdraaien, dus daarvoor moeten we bijdragen/belastingen betalen.

In de normgevoelige rechtvaardigheidstheorie bepleit ik een bijkomend argument voor herverdeling. Dat bijkomende argument is niet extern aan de creatie van welvaart, maar maakt er fundamenteel deel van uit. De creatie van welvaart heeft als onmiddellijk gevolg het verschuiven van normen. Die normverschuiving zorgt ervoor de het gestegen welvaartspeil minder absoluut is, en minder gelijk verdeeld is dan meestal wordt aangenomen. De normgevoelige rechtvaardigheidstheorie pleit ervoor om de creatie van welvaart onmiddellijk te koppelen aan een herverdeling van die welvaart, met name door uitgebreide publieke voorzieningen en een uitgebreide publieke dienstverlening. We kunnen niet eerst welvaart creëren om daarna, omwille van redenen die zogenaamd extern zijn aan de creatie van welvaart, zoals het ondersteunen van de onderkant, een deel van de welvaart te herverdelen. Dan vervallen we in het dweilen met de kraan open. Als we daarentegen de creatie van welvaart onmiddellijk koppelen aan een herverdeling ervan kunnen we ervoor zorgen dat de hele samenleving welvaart op het ogenblik dat er economische welvaart wordt gecreëerd.

De normgevoelige rechtvaardigheidstheorie

Tot daar de kernlijnen van de normgevoelige rechtvaardigheidstheorie. We spelen vele spelletjes in ons leven, maar sommige spelletjes zijn dominant: we kiezen niet om eraan mee te doen, en we kunnen er niet aan ontsnappen. Het spel van economische welvaart is zo’n dominant spel. Bovendien is de impact van de resultaten in dat spel enorm. Het bepaalt mee de kansen in ons leven. Zoals in elk spel, zijn onze resultaten sterk afhankelijk van de heersende normen. En die normen worden bepaald door alle spelers samen. Spelen anderen hoog spel, dan zullen we zelf ook hoog moeten spelen als we willen mee zijn. Het feit dat we als samenleving deze normen creëren, normen die ieders levenskansen mee bepalen, of we willen of niet, maakt dat het een kwestie van rechtvaardigheid is dat we als samenleving rekening houden met onze normverschuivende processen en de effecten ervan op het leven van de leden in de samenleving.

Stijn Rottiers

Stijn Rottiers is filosoof en socioloog en promoveerde vorige maand op een proefschrift waarin hij de normgevoelige rechtvaardigheidstheorie uitwerkte.

Deze bijdrage verscheen in het tijdschrift Oikos.

take down
the paywall
steun ons nu!