Een geschiedenis van Syrië in de twintigste eeuw: het Franse mandaat (1920-1940)

Een geschiedenis van Syrië in de twintigste eeuw: het Franse mandaat (1920-1940)

vrijdag 1 juni 2012 19:53
Spread the love
  1. Het Franse mandaat voor Syrië

Syrië was dus door de Fransen opgedeeld in vier gebieden, elk met een eigen regering: Latakia, Damascus, Jabal Druze en Aleppo. Vooral in Damascus bestond hier grote weerstand tegen: de Damasceense elite streefde naar een eengemaakt Syrië. In 1922 scheurden de Fransen het woongebied van de Druzen (Jabal Druze) af van de andere drie provincies. De andere drie staten werden bijgevoegd in een federatie. In 1924 schaften de Fransen deze federatie weer af door een aparte regering toe te staan voor de Alawi’s in Latakia. Latakia werd dus van Syrië afgescheurd. Aleppo werd bij Damascus gevoegd: deze rompstaat was nu Syrië. De Jabal Druze en Alawitisch Latakia hadden dus een eigen bestuur en ook Alexandretta had autonomie binnen de provincie Aleppo.

In 1924 stelden de Fransen generaal Maurice Sarrail aan als hoge commissaris voor het mandaatgebied. Sarrail ging zo ver opstandige leiders van de Druzen uit te nodigden naar Damascus en ze dan te arresteren. De Druzen waren immers opstandig geworden doordat de Jabal Druze overbevolkt begon te geraken. Het resultaat was een algehele opstand, nog verscherpt door de naoorlogse economische crisis. In september 1925 rukten de Druzen zelfs op richting Damascus. Daarop bombardeerden de Fransen de stad met vele doden als gevolg. Sarrail werd na deze bloedige actie teruggeroepen naar Frankrijk.

Henri de Jouvenel, de opvolger van Sarrail als hoge commissaris, liet verkiezingen uitschrijven. Hij vormde Syrië om tot een republiek. Hij bood het presidentschap aan Taj al-Din al-Hassani, opperrechter in Damascus. Maar deze weigerde het presidentschap te aanvaarden omdat zijn programma onacceptabel was voor de Fransen. Wat was het programma van Taj al-Din?

  • Aanhechting van Alawitisch Latakia en Jabal Druze bij Syrië.
  • Dat de Libanezen konden kiezen of ze bij Syrië wilden horen of dat ze apart zouden blijven.
  • Dat Syrië lid zou worden van de Volkenbond
  • Dat de Franse troepen zich zouden terugtrekken
  • Dat het muntstelsel hervormd zou worden
  • Dat Syrië onafhankelijk zijn eigen binnenlandse politiek zou kunnen voeren.

Dat vonden de Fransen onaanvaardbaar en dus bleef een guerrillaoorlog verderwoekeren. In mei 1926 werd Damascus opnieuw gebombardeerd met nog meer verwoestingen en doden tot gevolg dan het jaar daarvoor. Fransen en Syriërs bevonden zich in een patstelling. Ze begrepen allebei dat ze toegevingen zouden moeten doen. De Syriërs boden de Fransen een schone lei aan. De Fransen beloofden een grondwettelijke vergadering te laten verkiezen, een Syrische regering in te stellen en een alliantieverdrag af te sluiten.

In 1928 benoemden de Fransen Taj al-Din tot hoofd van een Syrische ministerraad (een soort premier). Hij vormde een voorlopige regering en liet verkiezingen uitschrijven voor een grondwetgevende vergadering. De meeste verkozen leden van deze vergadering waren soennieten, veelal lokale notabelen en grootgrondbezitters. Maar er ontstond ook een seculier nationalistisch blok onder leiding van Jamil Mardam. Tot slot waren er nog de radicalen die onafhankelijkheid wilden onder leiding van Shukri al-Kuwatli. Vervolgens kwam er een spiksplinternieuwe grondwet uit de bus:

  • Syrië zou een republiek zijn met een president, premier, ministers, parlement en hooggerechtshof.
  • Syrië zou een grote staat zijn, met inbegrip van Libanon en Palestina.
  • De officiële godsdienst zou de islam zijn.
  • Nergens stond een vermelding naar Frankrijk als mandaathouder.

De Fransen verwierpen de grondwet daar deze inging tegen hun belangen en tegen het mandaat van de Volkenbond. In 1929 werd de grondwetgevende vergadering ontbonden. De Fransen verdeelden Syrië opnieuw: Alawitisch Latakia, Jabal Druze en Alexandretta kregen opnieuw eigen regeringen. De Syrische nationalisten eisten nu een verdrag dat de onafhankelijkheid van Syrië tegenover Frankrijk zou garanderen. Ze kregen opnieuw nul op het rekest. De nieuwe Franse hoge commissaris Henri Ponsot liet het parlement opnieuw ontbinden en Ponsot liet de Fransman Léon Solomiac bij decreet regeren als president. In 1934 werd Taj al-Din alsnog premier en bleef dat tot 1936.

Begin 1936 barstte in Damascus en ander Syrische steden een algemene staking los. Nu deden nieuwe groepen mee in het verzet tegen de Fransen: vrouwen, arbeiders en jongeren. Opnieuw moesten de Fransen en de Syriërs met elkaar onderhandelen. Basisvoorwaarden waren enerzijds de aanvaarding van Alexandretta als deel van Syrië, maar anderzijds moest Libanon onafhankelijk blijven. Eind 1936 was de kogel door de kerk en gingen de Fransen akkoord met de incorporatie van Latakia en Jabal Druze bij Syrië. Bij de verkiezing nog in 1936 verkozen de Syriërs de nationalist Hashim al-Atasi tot president. Het Frans-Syrische verdrag werd nu door de Syriërs aanvaard…maar nooit geratificeerd door de Fransen vanwege de oorlogsdreiging in Europa en het Middellandse-Zeegebied. In 1939 nam president Hashim al-Atasi ontslag. Hoge commissaris Damien de Martel liet het parlement weer maar eens ontbinden. Latakia en Jabal Druze werden weer afgescheiden van de rest van Syrië. Zo was Syrië terug bij af, in dezelfde situatie als in 1920.

De economische politiek van de Fransen liet de nomadische sheikhs en grootgrondbezitters het platteland beheren. Twee derden van de Syrische bevolking leefde in talloze dorpen op het platteland. De landbouw was extra kwetsbaar als regen uitbleef. Er was veel werkloosheid en een stijgende inflatie. In 1938 liepen 100 000 jongens en meisjes school. Er was maar één universiteit, in Damascus, waar ook vrouwen mochten studeren. Belangrijkerwas de militaire academie, waar vooral jongeren uit het platteland en van de religieuze minderheden (bijvoorbeeld de Alawi’s) opleiding kregen. Zij werden de officieren van het kleine leger dat van de Fransen mocht bestaan. De bevolking was als volgt samengesteld:

  • 2/3 soennieten
  • 1/6 christenen
  • 1/6 Druzen en sji’ieten (bvb Alawi’s)
  • enkele duizenden joden

Maar het ergste voor Syrië was misschien wel de afgave van Alexandretta/iskenderun aan Turkije. In 1920 hadden de Fransen dit gebied in het noordwesten van Syrië al zelfbestuur gegeven omdat er zoveel Turken woonden. In 1936 eiste Turkije het gebied voor zich op. Uiteraard protesteerden de Syriërs. In 1938 lieten de Fransen het gebied onafhankelijk worden onder de naam Republiek van Hatay. In 1939 annexeerde Turkije Hatay/Alexandretta/Iskenderun. De Syriërs protesteerden, maar konden niets doen. Ondanks het feit dat de voorwaarden voor het Franse mandaat de territoriale integriteit van Syrië waarborgde.

Twee decennia lang duurde het Franse wanbestuur in Syrië. De Parijse politiek was te ver verwijderd van de realiteit in Syrië. En de Syriërs wilden helemaal niet geregeerd worden door buitenlanders. De Fransen hebben zich in Syrië niet populair gemaakt en net nu pleit president Hollande voor een gewapende interventie…History repeating?

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!