De NAVO, instrument voor geostrategische belangen
Nieuws, Wereld, NAVO, Oorlog en vrede, Analyse -

De NAVO, instrument voor geostrategische belangen

De Noord Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) is in 1949 opgericht. Voor haar aanhangers is het de verdienste van dit militair bondgenootschap dat het een dam kon opwerpen tegen een agressief expansionistisch communistisch systeem dat Europa opnieuw in een oorlog dreigde te storten.

donderdag 17 mei 2012 14:35
Spread the love

Het discours over de oorlogsdreiging vanuit Oost-Europa werd sterk gepopulariseerd in de media. Er werd graag verwezen naar de blokkade van Berlijn, de Koreaanse oorlog, het neerslaan van de Hongaarse opstand, de Praagse lente, enzovoort. Historische uitspraken zoals die van Paul-Henri Spaak – toenmalig Belgisch minister van buitenlandse zaken –  met zijn bekende ‘nous avons peur’-toespraak voor de derde Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (september 1948) moesten de perceptie van een reële dreiging onderstrepen. De oprichting van de NAVO en de bewapening was in die context broodnodig om de tegenstander af te schrikken en desnoods militair van antwoord te dienen.

Een diepere lezing en analyse van de feiten geeft evenwel een veel genuanceerder en zelfs ander verhaal. De oprichting van de NAVO had veel minder met de externe militaire dreiging van het Oostblok te maken, dan wel met ideologische, economische en geopolitieke belangen.

Niemand minder dan hardliner John Foster Dulles, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken (1953 – 1959) zei dat hij ‘geen weet had van een verantwoordelijke hoge militaire of civiele functionaris, in deze regering of elke andere regering, die gelooft dat de Sovjet-Unie nu een verovering plant via een open militaire agressie’. Paul-Henri Spaak deed zijn berucht geworden uitspraak trouwens uit politiek opportunisme. Inmiddels is gebleken dat hij, noch veel van zijn collega’s echt geloofden dat er een reële militaire dreiging uitging van de Sovjet-Unie. Spaak was aanvankelijk tegen de oprichting van een Atlantisch Pact omdat het de tweedeling van Europa zou bevestigen. Volgens Spaak had België uit eigenbelang een spoedig herstel nodig van Duitsland en daarvoor was Amerikaanse hulp noodzakelijk.(1)

Het Marshallplan

Dat kwam er in de vorm van het Marshallplan, dat niet uit Amerikaanse altruïsme tot stand kwam, maar om Amerikaanse economische en politieke doelstellingen te verwezenlijken. Een eerste reden moet gezocht worden in de bezorgdheid over de toestand van de Amerikaanse economie. Na de Tweede Wereldoorlog dreigde in de VS een economische crisis als gevolg van het ontbreken van Europese koopkracht. De Amerikaanse Vice-minister van Economische Zaken, Will Clayton, schreef in de lente van 1947 aan de minister van Buitenlandse Zaken, Marshall: ‘Wij hebben markten nodig, grote markten waar we kunnen kopen en verkopen.(2)’ Dat was in het belang van de ondernemingen op het grondgebied van de VS zelf, als van de VS-ondernemingen in Duitsland die de hele oorlog door hadden geproduceerd. Daarvoor was een grootscheeps West-Europees herstelprogramma noodzakelijk dat de productie- en consumptiecapaciteit zou herstellen. Een tweede, daarmee verband houdende reden was de bezorgdheid dat de Europese economische malaise de invloed van de Sovjet-Unie en de communistische partijen in de afzonderlijke landen zou doen toenemen wat een obstakel zou zijn voor de Amerikaanse kapitalistische ambities.

Duitsland speelde een cruciale rol. De VS waren er van overtuigd dat een Europees herstel er maar kon komen als ook het Duitse economische bestel in het plan zou worden opgenomen. Bij de andere Europese landen leefde evenwel de vrees dat een economisch sterk Duitsland opnieuw een verlengstuk zou krijgen in een militair sterk Duitsland. In Jalta was tussen de leiders van de geallieerden – Roosevelt, Churchill, Stalin – overeengekomen dat de grote Duitse industriële groepen van de Nazi’s in voornamelijk het Ruhrgebied zouden ontmanteld worden. Dat zou een behoorlijke streep door de rekening van het Amerikaanse kapitaal en zijn Duitse ondernemingen zijn geweest. President Truman (die de overleden Roosevelt was opgevolgd) deed er alles aan om dit gebied – dat in de Britse bezettingszone lag – onder controle te krijgen.

Op 1 januari 1947 kwam er een versmelting van de Britse en de Amerikaanse bezettingszone en was de eerste stap in de richting van een splitsing gezet. Tegelijk werd de Sovjet-Unie een hak gezet die nu net belang had in een eengemaakt, neutraal en gedemilitariseerd Duitsland dat in staat moest zijn herstelbetalingen uit te keren aan Moskou. Het Ruhrgebied was daartoe van essentieel belang. Op de eenzijdige afsplitsing van West-Duitsland waaraan vervolgens ook de Franse zone werd toegevoegd, gevolgd door de installatie van een Duitse regering en de invoering van een nieuwe munt in die zones, reageerde de Sovjet-Unie met een blokkade van Berlijn. De Koude Oorlog werd in Europa een concrete realiteit.

Washington slaagde er in om het wantrouwen in een nieuw sterk Duitsland weg te nemen via een dubbele politiek. Ten eerste door de onderlinge Europese samenwerking te stimuleren en het Marshallplan te laten uitvoeren via een nieuw opgerichte multilaterale organisatie van 16 landen, de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES). Ten tweede door de oprichting van een militair bondgenootschap met de VS dat er in de ogen van de Europese bondgenoten garant voor moest staan dat een mogelijke heropstanding van een militair dreigend Duitsland zou worden verhinderd. Dat de NAVO en de militaire opbouw ook een economische en geopolitieke functie had maakt de volgende uitspraak van de Amerikaanse president Eisenhower duidelijk: ‘We zijn verbonden met alle vrije volkeren, niet alleen door een nobel idee, maar vooral door een eenvoudige noodzaak. Een vrij volk kan zich niet langer vastklampen aan een privilege of zijn veiligheid niet langdurig verzekeren door zich op te sluiten in economische afzondering. Ondanks onze materiële macht hebben we de markten in de wereld nodig voor het surplus van onze landbouw- en industriële productie. Voor die productie hebben we ook vitale materialen en producten nodig die van ver van de wereld komen. Die fundamentele wet van interdependentie, die zo manifest is voor de handel in vredestijd, is dat nog duizend keer meer in tijden van oorlog.'(3) Achter het NAVO-schild konden de West-Europese landen met Marshallhulp hun economieën heropbouwen en moderniseren. Op die manier kon het VS-kapitalisme zich ontwikkelen doordat het toegang tot en controle over West-Europa verwierf.

Economische belangen en bewapening

Het Amerikaanse zakenleven zag dus ook op dat vlak brood in het opkloppen van de Sovjet-Unie als directe dreiging. De voorzitter van de General Electric Cooperation toonde zich opgetogen over de economische resultaten die de oorlogssituatie had opgeleverd en pleitte voor een permanente oorlogseconomie via een blijvende alliantie tussen het zakenleven en de krijgsmacht.(4) Truman en zijn regering deden hun uiterste best om een koudeoorlogssfeer te scheppen. De propaganda die meteen na de Tweede wereldoorlog en tijdens de Koreaanse oorlog een klimaat van angst en zelfs hysterie rond het communisme creëerde, mondde uit in gigantische militaire bestellingen die de VS-economie een enorme stimulans gaven. Het resultaat was dat de VS-regering weinig weerstand kreeg tegen haar politiek van herbewapening. De hoge defensie-uitgaven mondden uit in grote militaire bestellingen bij de wapenindustrie. In 1955 was het militaire budget van de VS opgelopen tot 40 miljard dollar op een totale begroting van 62 miljard dollar. De bedrijven die voor defensie produceerden verdienden fortuinen. Twee derde van de militaire bestellingen kwam bij de slechts twaalf reusachtige vennootschappen terecht, die uitsluitend produceerden voor de militaire bestellingen van de regering. Dat ging zover dat president Eisenhower in zijn afscheidsrede in januari 1961 waarschuwde voor de macht van het militair-industrieel complex. Hoewel hij vond dat de VS verplicht was om een permanente oorlogsindustrie op poten te zetten, stelde hij dat ‘we waakzaam (moeten) zijn voor de ongeoorloofde invloed, al dan niet gezocht, van het militair-industrieel complex.'(5)

Vanaf 1955 zou Duitsland lid worden van de NAVO, wat het begin inluidde van de institutionalisering van de Koude Oorlog. Negen dagen later reageerde de Sovjet-Unie met de oprichting van het Warschaupact met de Oost-Europese communistische staten.

Een jaar later zou de Noord-Atlantische Raad, het hoogste besluitvormingsorgaan van de NAVO, een resolutie aannemen om een expertenrapport goed te keuren waarin aanbevelingen werden geformuleerd voor politieke, economische en culturele samenwerking. In een duidelijke verwijzing naar de communistische economieën sprak dat rapport over een ‘… een beleid dat onder voorwaarden van competitieve coëxistentie, de superioriteit zal aantonen van vrije instellingen in het promoten van menselijke welvaart en economische vooruitgang’ (6). De resolutie stelde daarenboven in bedekte termen de uitbreiding van de toepassingszone van het Verdrag voor naar de hele wereld, omdat de invloed en de belangen van de leden van de NAVO ernstig in het gedrang konden komen buiten de zone. De NAVO kreeg daarmee ook formeel een economische opdracht mee, namelijk de ondersteuning van de vrije markt.

Op initiatief van David Rockefeller werd in 1973 de Trilaterale Commissie opgericht die het anti-Sovjetisme een duw in de rug zou geven en tot een hechtere samenwerking moest leiden tussen de VS, Europa en Japan. De Commissie wilde via een tricontinentaal kapitalisme de ideologische, politieke en economische bedreiging van het communisme en de revolutionaire bewegingen in de derde wereld een halt toeroepen, via een internationalisering en uitbreiding van het kapitalisme. De leden van deze elitegroep kwamen uit de allerhoogste politieke en economische kringen van de drie continenten. Dit denkspoor kreeg helemaal de wind in de zeilen toen stichtend lid, president Jimmy Carter, Zbigniew Brzezinski tot veiligheidsadviseur benoemde en die al was aangezocht door Rockefeller om de Trilaterale Commissie te helpen oprichten. Brzezinski werkte aan de normalisering van de relaties met de Volksrepubliek China. Tegelijk daagde hij de Sovjet-Unie uit door het bewapenen van de mujaheddin in Afghanistan in hun gevecht tegen de Moskougezinde regering dat de militaire hulp van de Sovjet-Unie had ingeroepen.

De VS-politiek binnen en buiten de NAVO zou grotendeels gestalte krijgen langs de lijnen zoals die zijn uitgezet door Brezinski. Later zou hij zijn strategie uiteenzetten in zijn boek The Grand Chessboard (zie verder). In Europa moet de VS-aanwezigheid geconsolideerd blijven als bruggenhoofd voor Amerikaanse geostrategische en economische belangen. Rusland moet buitenspel worden gezet, wat aardig lukte met zijn steun voor het verzet in Afghanistan wat de Sovjet-Unie behoorlijk in de problemen bracht. Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie begin jaren negentig maakte de weg vrij voor de Great Game rond de olie- en gasrijke Centraal-Aziatische regio. Afghanistan zou voor de ontsluiting daar in een latere fase een cruciale rol in vervullen.

Einde van de Koude Oorlog

Tijdens een historische topontmoeting tussen VS-president Georges Bush en Sovjetleider Michail Gorbatsjov in Malta op 3 december 1989, verwezen beide wereldleiders de Koude Oorlog naar de annalen van de geschiedenis. In de media en de politiek won de overtuiging veld dat het einde van de Koude Oorlog ook het lot zou bezegelen van de militaire pacten. Met het uiteenvallen van het Warschaupact (midden 1991) en de Sovjet-Unie en de hereniging van Duitsland vielen vervolgens meteen ook de belangrijkste officiële bestaansredenen van de NAVO weg. Voor zijn ontbinding stelde het Warschaupact nog een ‘nieuw Europees veiligheidssysteem’ voor met de voormalige rivaliserende militaire allianties als component. Anderen droomden van een prominente plaats van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), waarvan alle lidstaten van de voormalige rivalen lid waren. Het ging om een politieke in plaats van militaire organisatie en bovendien had de OVSE het statuut van regionale veiligheidsorganisatie zoals omschreven in het Handvest van de Verenigde Naties. De VS waren evenwel bezorgd dat het afschaffen van de NAVO, ook de politiek-militaire en dus ook economische controle over Europa zou verloren gaan. Om dit op te vangen deden ze verwoede pogingen om de NAVO te hervormen door in haar schoot samenwerkingsstructuren (partnership for peace) met de voormalige Oostblok-landen op te zetten of gewoon door voormalige Warschaupact-landen op te nemen in de NAVO.

Hoewel de staatshoofden op de NAVO-top in Londen (juli 1990) het einde van de Koude Oorlog bevestigden, was er geen sprake van de ontbinding van de NAVO, wel van hervorming. Het gevaar dat zou kunnen uitgaan van de Sovjet-Unie was nog niet helemaal geweken, zo stelde men uitdrukkelijk. Dat klonk evenwel weinig overtuigend. In Atlantische kringen gebruikte men daarom ook het argument dat er nieuwe dreigingen op komst waren waarop de NAVO moest voorbereid zijn: ‘Zodra onderdrukkende regimes zijn verwijderd, bestaat de mogelijkheid dat lang opgekropte politieke, economische en etnische grieven tot uitbarsting komen’, aldus de toenmalige Britse permanente vertegenwoordiger bij de NAVO, Sir Michael Alexander.(7) Hij sprak verder nog over dreigingen uit ‘het Zuiden en het Midden-Oosten’.

Hoewel het bestaan van nieuwe dreigingen als gevolg van de ontbinding van het politieke systeem in Oost-Europa niet volledig uit de lucht was gegrepen, speelden ook andere redenen om de NAVO te behouden. Het belang zou enkele jaren na de val van muur (juni 1995) geformuleerd worden in een Pentagonpublicatie over de veiligheidsstrategie voor Europa en de NAVO. Het document droeg politieke, economische en culturele argumenten aan waarom Europa ook na de val van de Berlijnse Muur van groot belang bleef voor de VS. ‘De VS hebben vitale belangen in een Europa dat democratisch, onverdeeld, stabiel en voorspoedig is, open staat voor handel en investeringsmogelijkheden en steun geeft aan politieke, economische en militaire samenwerking met de Verenigde Staten, in Europa en in andere belangrijke delen van de wereld.’(8) In die veiligheidsstrategie benadrukte het Pentagon de economische voordelen voor de VS, als gevolg van de samenwerking met Europa. ‘Die banden genereren jobs voor Amerikaanse arbeiders, kwaliteitsgoederen voor Amerikaanse consumenten en investeringen en winsten voor Amerikaanse ondernemers.(9)’ Het document gaf ook een verklaring waarom de VS een eigen Europees veiligheidsbeleid niet helemaal ongenegen zijn: het reduceert niet alleen de Amerikaanse defensiekosten, maar verhoogt ook de ‘veiligheid van de vitale economische belangen’.

De val van de muur zorgde voor een bijkomende dimensie bij de ‘oude’ geostrategische drijfveren. Een belangrijk deel van Centraal- en Oost-Europa was uit de Sovjet-Russische invloedszone losgeweekt. De Sovjet-Unie hield officieel op te bestaan op 25 december 1991. Het terrein lag braak voor nieuwe spelers. De NAVO liet die gelegenheid niet aan zich voorbijgaan. Economische overwegingen speelden daarbij duidelijk een rol. Zo verklaarden de NAVO-ministers in Kopenhagen (juni 1991): ‘Met alle mogelijke middelen blijven wij de hervorming van de staten van Oost- en Centraal-Europa steunen … evenals de inspanningen die een moderne en competitieve markteconomie beogen.’(10) In Rome (november 1991) klonk het in de verklaring over de ‘ontwikkelingen in de Sovjet-Unie’, nog duidelijker: ‘De bondgenoten zijn er ten zeerste van overtuigd dat politieke veranderingen gepaard moeten gaan met economische vrijheid en de uitbouw van markteconomieën. Wij steunen de ontwikkeling van een economisch beleid dat handel en economische samenwerking tussen de republieken promoot in het belang van de groei en de stabiliteit.’(11)

Het spreekt voor zich dat de VS daarin een belangrijke rol voor de NAVO zagen weggelegd. Het ging immers niet alleen om een bondgenootschap dat hen de noodzakelijke poot in Europa bezorgde, maar waarin Washington tegelijk ook een dominante rol kon spelen. Voor de Europese landen van het bondgenootschap lag dat niet noodzakelijk zo. Duitsland, dat zich later nochtans zou ontpoppen als de grote motor achter de eerste uitbreidingsronde van de NAVO met Polen, Hongarije en de Tsjechische Republiek, was daarin zeer opportunistisch. Berlijn toonde zich weliswaar bekommerd over de mogelijke instabiliteit aan de oostgrens, maar minstens zo belangrijk was de economische ‘Ostpolitik’ die nieuwe zuurstof moest geven aan de ‘Deutsche Wirtschaft’. En die doelstelling kon evengoed verwezenlijkt worden via de Europese Unie. Gevolg was dat Duitsland op twee paarden wedde en zo in wisselende coalities zou terechtkomen.

De NAVO treedt buiten de grenzen

Het NAVO-verdrag zoals dat in 1949 was afgesloten zorgde voor grote beperkingen op vlak van territoriale actieruimte. Artikel 6, dat de toepassing regelde voor de gezamenlijke reactie op een aanval tegen een NAVO-lidstaat (artikel 5), kreeg tijdens de Koude Oorlog doorgaans een restrictieve interpretatie zodat out-of-area-missies zo goed als uitgesloten waren. De achterliggende bedoeling was te vermijden dat de NAVO verwikkeld zou geraken in de dekolonisatiestrijd van een aantal lidstaten en dat de aandacht primordiaal gevestigd bleef op Europa. Daarenboven was er nog het oorlogsverleden van Duitsland, wat het land extra gevoelig maakte voor operaties buiten het NAVO-gebied. De toenmalige West-Duitse minister van Defensie, Manfred Wörner, schreef in 1983 dat voor zijn land ‘de ontplooiing van troepen buiten de NAVO-regio onbespreekbaar was’.(12) De val van de muur en vooral de crisis in Joegoslavië zouden daar echter verandering in brengen.

Met het verdwijnen van het Warschaupact en het uit elkaar spatten van de Sovjet-Unie veranderde de hele ‘strategische omgeving’. Het trans-Atlantische bondgenootschap zag zich voor een existentieel dilemma geplaatst, dat meermaals plastisch is samengevat als ‘out of area or out of business’.(13) De NAVO gaf voor de eerste keer een antwoord op haar existentiële bedreiging met de uitbreiding van haar bevoegdheden in een nieuw strategisch concept (NSC), dat op de topbijeenkomst in Rome van 7 en 8 november 1991 werd aangenomen.(14)

Het gebruikte argument was de transformatie in Centraal- en Oost-Europa die leidde tot economische, sociale en politieke moeilijkheden, etnische spanningen en territoriale disputen met mogelijke gevolgen voor de veiligheid in de Europese NAVO-zone. Het uiteenspatten van Joegoslavië – waar een aantal westerse landen niet geheel onschuldig aan was – was een welgekomen voorbeeld om dat argument te onderstrepen, maar men keek ook verder buiten Europa, meer bepaald naar de mediterrane regio en het Midden-Oosten. Dit eerste nieuw strategisch concept was het startsein voor de geleidelijke transformatie van het bondgenootschap van een collectieve defensiemacht naar een interventiemacht. Aanvankelijk lag het accent nog op de veiligheidsdreigingen waarop gereageerd kon worden. De NAVO-lidstaten zouden voor zichzelf de rol opeisen om buiten de verdragszone crisissen te beheersen als die de stabiliteit van de NAVO-zone in gevaar zouden kunnen brengen.
Aan de vooravond van de top in Washington (1999) maakte NAVO-secretaris-generaal Javier Solana duidelijk wat de centrale inzet van de bijeenkomst zou zijn: ‘Kosovo toont zeer duidelijk aan dat het noodzakelijk is dat de diplomatie wordt geruggensteund door militaire macht.’(15) Het principe dat de NAVO andere dan strikt defensieve taken op zich moest nemen, was al in het begin van de jaren negentig aanvaard en was uitvoerig in Bosnië getest. De stelling luidt dat Navo bombardementen op de Servische stellingen rond Sarajevo de strijdende partijen aan de onderhandelingstafel in het Amerikaanse Dayton brachten. Het discussiepunt was op welke legale basis dat moest gebeuren. In januari 1994 verklaarden de NAVO-regeringsleiders nog dat de vredeshandhaving en andere operaties zouden gebeuren onder het ‘gezag van de VN-Veiligheidsraad’.(16) De VS leken echter niet langer de noodzaak in te zien om te handelen met de uitdrukkelijke toestemming van de VN-Veiligheidsraad. In de zomer van 1993 presenteerde de VS-ambassade een intern memorandum aan haar bondgenoten op het NAVO-hoofdkwartier in Brussel. De titel luidde: With the UN, whenever possible, without it when necessary. Het document kwam er enkele maanden na de desastreus afgelopen operatie in Somalië, die de VS kritisch deed kijken naar militaire operaties onder VN-vlag. Het zou de basisredenering vormen voor de Kosovo-oorlog: de NAVO moet zich niet beperken tot militaire acties onder VN-mandaat, maar zou bereid moeten zijn om ook zonder goedkeuring van de VN-Veiligheidsraad op te treden, als dat nodig is.(17) Wat dan ook effectief  zo gebeurde met de bombardementen op Belgrado, maart 1999.

Washington wilde de out-of-area-operaties onder andere niet langer afhankelijk maken van de instemming van Rusland of China, die evenzeer over een vetorecht in de Veiligheidsraad beschikken. Als vanouds volgden de Britten dat standpunt. Een woordvoerster van de Britse regering stelde het in een debat in het Britse parlement als volgt: ‘…alle NAVO-operaties moeten een adequate basis hebben in het internationaal recht … dat hoeft niet altijd middels een resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.'(18)

In de Verklaring van de NAVO-verjaardagstop in Washington (april 1999) stelden de staatshoofden cryptisch dat er respect moet worden opgebracht voor de doelen en principes van het Handvest van de Verenigde Naties in plaats van ‘onder het gezag van de Veiligheidsraad’ zoals Frankrijk dat liever had gezien. De betekenis daarvan was al duidelijk in de jaren negentig, maar ook daarna. Zowel de NAVO als enkele van de machtigere lidstaten maakten er sinds midden de jaren negentig een gewoonte van om buiten de VN-Veiligheidsraad op te treden. Na Bosnië (1995) en Kosovo (1999), was er de oorlog in Afghanistan die verkocht werd als ‘verdediging’ tegen een aanval (en dus was er geen VN-mandaat nodig) en de Brits-Amerikaanse oorlog tegen Irak. Op de invasie van Afghanistan zou de grootste militaire operatie in de geschiedenis van de NAVO volgen.
Naar een mondiale NAVO

De formele opname van niet-artikel 5-opdrachten (opdrachten buiten de zone) op de top van Washington (1999), was weliswaar een logische verdere stap in de geleidelijke transformatie van de NAVO tot mondiale militaire organisatie, maar beperkte zich vooralsnog tot het bijdragen aan ‘de vrede en de stabiliteit in die (Euro-Atlantische) regio’.(19) Uit het tweede NSC viel vaag af te leiden dat de operationele zone van de NAVO van beperkte geografische omvang was. Door dat eerder impliciet te stellen behielden de NAVO-leiders de nodige ruimte voor interpretatie. Er was immers een behoorlijk gebrek aan consensus tussen de VS en de meeste Europese landen.

De VS zagen in de NAVO een instrument om hun mondiale strategische belangen beter te verdedigen. De Nationale Militaire Strategie van de VS uit 1997 spreekt van een ‘mondiaal engagement’: ‘Omdat Amerika zich wereldwijd engageert, zelfs in vredestijd, zijn er betekenisvolle delen van onze troepen overzees gestationeerd of paraat om overzees ontplooid te worden. Daar bevinden zich heel wat van onze belangen.’ VS-troepen moesten onder meer zorgen voor ‘onze toegang tot belangrijke infrastructuur’.(20) De troepen vormen een rolmodel ‘voor militairen in opkomende democratieën’ en dragen bij tot de ‘stabiliteit, continuïteit en flexibiliteit die de VS-belangen beschermen en cruciaal zijn voor de voortschrijdende democratische en economische ontwikkeling’. De belangen waarvan sprake is vallen onder drie categorieën: vitale, belangrijke en humanitaire belangen. De ‘belangrijke belangen’ hebben ‘een invloed op ons welzijn en de kwaliteit van de wereld in dewelke we leven’. Het inzetten van onze gewapende troepen ‘kan lonend zijn om die belangen te beschermen’. Die redenering is ook terug te vinden in het standaardwerk The Grand Chessboard van de invloedrijke voormalig nationale veiligheidsadviseur, Zbigniew Brzezinski. In dit werk benadrukt hij de basisdoelstelling van de VS, namelijk de wil om de enige maar ook laatste wereldmacht te zijn. Daarbij vormt, wat hij Eurazië noemt, het belangrijke strijdtoneel in de machtsstrijd voor de mondiale overheersing. Dit reusachtige gebied strekt zich volgens Brzezinski uit van Lissabon tot Vladivostok. In dat gebied woont driekwart van de wereldbevolking en van de wereldwijde energievoorraden.

De laatste jaren is de NAVO op de zuidelijke en oostelijke flanken van deze Euraziatische zone versterkte allianties aangegaan met Japan en Australië, essentiële partners om de Stille Zuidzee te beheersen, en alsook met Israël dat nog altijd de voornaamste westerse bondgenoot in het Midden-Oosten is.

Afghanistan

Geleidelijk aan ontspon er een debat rond artikel 5 waarin de oorspronkelijke centrale opdracht van het militair bondgenootschap staat geformuleerd: een gewapende aanval op een van de NAVO-leden is als een aanval op alle leden waarbij de bondgenoten de aangevallen partij bijstaan met indien nodig ook gewapend geweld. Al gauw bleek dat dit principe er gemakkelijk kon toe leiden dat men de grens tussen de verdediging van het grondgebied en militaire opdrachten buiten de zone kon doen vervagen. Dat zou blijken uit het antwoord op de terroristische aanvallen van 11 september 2001. Hoewel de VS in de praktijk hun aanval op Afghanistan aanvankelijk buiten het militaire bondgenootschap om uitvoerden, zorgden ze er onmiddellijk voor dat de NAVO antwoordde met de creatieve toepassing van artikel 5.

Op die manier konden de VS en de bondgenoten een maand later een externe oorlog starten zonder toestemming te vragen aan de VN-Veiligheidsraad, want het VN-Handvest laat geweld toe als het gaat om zich te verdedigen tegen een gewapende aanval. Het deed er niet toe dat de aanslagen het werk waren van een organisatie (Al Qaida) en niet van het Afghaanse Taliban-regime. Op de achtergrond vormde de ontsluiting van natuurlijk gas uit Turkmenistan een belangrijk factor en daarvoor was de controle over Afghanistan noodzakelijk. Het energieproject zou uiteindelijk gestalte krijgen in de vorm van de TAPI pijplijn (Turkmenistan, Afghanistan, Pakistan en Indië) waarover een akkoord werd gesloten in april 2008.(21) Tot op vandaag stuit de concrete realisatie van deze TAPI pijplijn op de oorlogssituatie in Afghanistan.

De ‘verdediging tegen een aanval’ kreeg duidelijk het karakter van een langdurige bezettingsoorlog nadat het regime werd ontmanteld en vervangen door een pro-Westerse regering. Toen de NAVO vanaf eind 2003 het commando over de ISAF-troepenmacht op zich nam, was er voor het eerst sprake van een echte out-of-area operatie ver van de Euro-Atlantische zone, een duidelijke stap in de richting van een mondiale NAVO.

De operatie in Afghanistan en de daar opgedane ervaringen zouden bepalend zijn voor de verdere omvorming van de NAVO tot mondiale alliantie in de aanloop naar de belangrijke NAVO-top van Lissabon in november 2010. Daar zou een derde NSC worden goedgekeurd. Op een van de voorbereidende seminaries zei NAVO-Secretaris-Generaal Rasmussen dat het niet langer voldoende was om “soldaten, tanks en militair materieel op te stellen langs de grenzen”. In de plaats daarvan moesten de NAVO-bondgenoten de “dreigingen aanpakken aan de wortel”.(22) Op een ander seminarie, in Warschau, zei Rasmussen dat ‘de betekenis van territoriale defensie aan het veranderen is’ en: ‘als we het terrorisme willen bekampen dan moeten we dat doen waar het vandaan komt. Dat is wat we doen in Afghanistan.'(23)

De wortels kwamen aan bod op een bijeenkomst georganiseerd door de NAVO en Lloyd’s of London voor een select publiek uit de ‘veiligheids- en handelsgemeenschap’ op 1 oktober 2009.(24) Die werd door organisator Lord Levene als volgt ingeleid: ‘Onze geavanceerde, geïndustrialiseerde en complexe wereld wordt aangevallen door een groot aantal dodelijke bedreigingen’. Vervolgens somde Rasmussen een hele reeks dreigingen op – van klimaatveranderingen over droogte en voedseltekort, ‘cybersecurity’ tot het energievraagstuk – die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat ze allemaal niet-militair van aard zijn. De trend om een hele reeks maatschappelijke en milieuproblemen in de militaire sfeer te problematiseren verloopt complementair met de mondialisering van de NAVO en brengt de Verdragsorganisatie steeds nadrukkelijker op het terrein van de Verenigde Naties.

Na 10 jaar oorlog in Afghanistan beweert het officiële discours in de meeste NAVO-landen dat de NAVO-missie er in slaagt stabiliteit te brengen. Men beweert dat de Afghaanse autoriteiten goed op weg zijn om geleidelijk aan zelf het roer in handen te nemen en in te staan voor de veiligheid van het land. Ook op vlak van mensenrechten zou de NAVO goed werk leveren. De werkelijkheid is anders.

Na 10 jaar is de balans van het grootschalig militair ingrijpen in het land ronduit dramatisch te noemen: onveiligheid en geweld, armoede, uitzichtloosheid, corruptie. Dat zegt ook een rapport van de ‘International Crisis Group’ getiteld ‘Aid and Conflict in Afghanistan’. Na een decennium van massale veiligheidsassistentie, ontwikkelingshulp en humanitaire assistentie is de internationale gemeenschap er niet in geslaagd om een politiek stabiel en economisch leefbaar Afghanistan uit de grond te stampen. Al-Qaeda is als internationale organisatie absoluut niet gebonden aan een bepaald land dus tegen de VS-inval hadden de belangrijkste kopstukken al lang hun biezen gepakt. Ze installeerden ondertussen cellen in andere landen. De Taliban werd initieel vlug van de macht verdreven, maar ging vrijwel onmiddellijk in het verweer. Vooral sinds 2005 groeide de invloed van de Taliban opnieuw aanzienlijk en dankzij de blijvende aanwezigheid van de buitenlandse troepen kon het zich zelfs een aura van nationalistisch verzet aanmeten. Reeds in die tijd vroeg een Spaans generaal zich niet zozeer af of de buitenlandse troepen snel moesten vertrekken, maar vooral hoe dit kon verkocht worden om het niet als een nederlaag te laten uitschijnen. Want zo’n beeld zou nefast zijn voor de toekomst van de NAVO. Vandaag staan vele gebieden de facto onder de controle van de Taliban of van individuele krijgsheren die niet verbonden zijn met het centrale regime. Deze centrale regering, met president Karzai als uithangbord, is uiterst onpopulair bij de gewone bevolking. Ze wordt beschouwd als een marionettenregime van de VS en staat bekend om haar doorgedreven corruptie. De opleiding van het nationale leger lijkt nergens heen te leiden maar is de strohalm waar de buitenlandse leiders zich aan vasthouden. Frankrijk, de VS, en meteen ook de NAVO stellen nu 2013 voor als einde van de  gevechtsoperaties, een jaar vroeger dan de vorige intenties. De VS zoeken een uitweg die wel nog een ‘non-combattant’ militaire aanwezigheid na de officiële terugtrekking zou moeten voorzien. Afghanistan is echt van geostrategisch belang.

Buitenlandse militaire expedities worden defensie

In Lissabon werd het principe aanvaard dat er voor de toekomstige NAVO geen onderscheid meer bestaat tussen klassieke defensie-opdrachten en interventie-optredens ver buiten het grondgebied. In het NSC staat het zo: ‘De Alliantie kan door politieke en veiligheidsontwikkelingen buiten de grenzen getroffen worden of ze beïnvloeden. De Alliantie zal zich actief inzetten om de internationale veiligheid te versterken, via partnerschappen met relevante landen en andere internationale organisaties.’ Daarvoor moet de NAVO ‘robuuste, mobiele en ontplooibare troepen ontwikkelen en onderhouden om zowel artikel 5-verantwoordelijkheden als de expeditionaire operaties van de Alliantie te kunnen uitvoeren, met inbegrip van de NAVO Response Force’. M.a.w. in de nieuwe strategie zal elk militair optreden binnen of buiten het NAVO-territorium, gedefinieerd worden als een optreden in het belang van de veiligheid van haar leden. Het NSC stelt echter onomwonden dat het noodzakelijk kan zijn om op te treden als de energiebevoorrading bedreigd is. De capaciteit moet ontwikkeld worden om ‘bij te dragen tot energieveiligheid met inbegrip van kritische energie-infrastructuur en transitregio’s en -lijnen…’

Verdere militarisering

De consequentie is dat de NAVO de beschikking moet hebben over uiterst mobiele, goed uitgeruste legers en dat kost geld. De vorige VS Defensieminister, Robert Gates, haalde daarom al fors uit naar de onwil van de Europese bondgenoten om het Amerikaanse voorbeeld te volgen en meer middelen te investeren in hun militaire apparaten. De VS voorzien voor 2011 een recordbedrag van 708 miljard aan militaire bestedingen. Robert Gates: ‘De demilitarisering van Europa is van een zegen in de 20e eeuw een belemmering geworden voor het bereiken van echte veiligheid en duurzame vrede in de 21e eeuw.'(25) In het NSC engageren de NAVO-lidstaten zich er toe om de ‘noodzakelijke niveaus op vlak van defensie-uitgaven vol te houden…’ Er staat ook dat de landen zich er toe verbinden om geen beslissingen te nemen met betrekking tot wapenbeheersing en ontwapening zonder grondig overleg binnen de NAVO. De lidstaten engageren zich er verder toe om een maximale ontplooibaarheid te krijgen van de troepen en hun capaciteit om operaties aan te houden op het terrein. Dat betekent de facto een uitholling van de parlementaire soevereiniteit om daar zelf over te beslissen, bijvoorbeeld als gevolg van budgettaire of politieke keuzes.

Nucleaire NAVO

De NAVO begon zijn nuclearisering in de jaren 1950. Onder VS president Eisenhower (1953-1961) koos men onomwonden voor versterking van de nucleaire slagkracht. Investeren in het nucleaire leek goedkoper en effectiever dan het op de been houden van een grote, conventionele troepenmacht. De technologische ontwikkelingen waren de duwfactor om nieuwe nucleaire doctrines uit te tekenen. In de jaren 1970 en 1980 bereikte het aantal opgestelde nucleaire wapens zowel in de VS en bij de Europese bondgenoten als bij de koudeoorlogsvijand Sovjet-Unie een absoluut hoogtepunt.

Hoewel in de aanloop naar de NAVO top van Lissabon (november 2010) verschillende lidstaten voorbehoud aantekenden op de Amerikaanse atoomwapens op Europese bodem, die geen enkel strategisch nut meer hebben omdat hun actieradius nog afgestemd is op het voormalig Oostblok, bleef de officiële nucleaire strategie zo goed als ongewijzigd. Ook over de ophefmakende toespraak van Obama in Praag op 5 april 2009, waarin hij pleitte voor een wereld zonder nucleaire wapens, is weinig meer terug te vinden in de uiteindelijke tekst van het derde NATO Strategisch Concept (NSC), dan een algemene vrijblijvende verbintenis om verder ontwapeningsinspanningen te leveren.

In het NSC staat dat ‘afschrikking gebaseerd op een aangepaste mix van nucleaire en conventionele capaciteiten, een centraal element blijft in onze algehele strategie’. Art 17 zegt het zonder omwegen: zolang er nucleaire wapens zullen bestaan, blijft de NAVO een nucleair bondgenootschap. Over de Europese kernwapens die de VS op het grondgebied van een aantal NAVO-bondgenoten hebben opgeslagen, staat het wat verdekt als: ‘De belangrijkste garantie voor de veiligheid van onze bondgenoten wordt geleverd door de strategische nucleaire machten van de Alliantie, meer bepaald die van de Verenigde Staten; de onafhankelijke strategische nucleaire machten van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, die op zich een afschrikkingsfunctie hebben en bijdragen tot de algehele afschrikking en veiligheid van onze bondgenoten.’

In politieke en militaire kringen is men het erover eens dat de tactische kernwapens nog van weinig militair nut zijn, maar ze zouden nog steeds een noodzakelijke politieke zekerheid voor de geallieerde landen betekenen, in het bijzonder voor een aantal Oost-Europese landen. Het NAVO-rakettenschild moet deze landen een  alternatief bewijs leveren van de VS solidariteit in de Europese defensie, maar biedt blijkbaar nog niet voldoende garantie aan de Baltische Staten en landen als Polen en Tsjechië. Kernwapens én een rakettenschild vormen nu het politieke cement binnen de NAVO.

Het raketschild wordt een NAVO-taak

De top van Lissabon (november 2010) nam inderdaad de beslissing om een territoriaal raketschild in de NAVO-strategie op te nemen. De VS hebben rond dit punt stevig lobbywerk geleverd. In de International Herald Tribune (15 november) benadrukte de Amerikaanse NAVO-ambassadeur Ivo Daalder het belang van de opname van het rakettenschild als NAVO-capaciteit. Bovendien, aldus Daalder, gaat het om een kleine extra kost van 200 miljoen dollar, te spreiden over de komende 10 jaar. Hoewel er in Europa weinig animo bestaat om te investeren in dit nutteloos project en zoals in Tsjechië is gebleken bij de eerdere plannen om er een missile-defence-radar te installeren, de meerderheid van de Europese bevolking er vermoedelijk helemaal niet voor te vinden is, gingen alle regeringen – inclusief België – in Lissabon overstag. De NAVO zal nu ‘de capaciteit ontwikkelen om onze bevolking en territoria te verdedigen tegen ballistische raketaanvallen als een centraal element van onze collectieve defensie, welke bijdraagt tot de onzichtbare veiligheid van de Alliantie.’

President Obama wijzigde al in september 2009 de plannen voor het rakettenschild in Europa van zijn voorganger G.W. Bush door een aanpassing van de fundamentele doelstelling. Daar waar G.W. Bush het voorzag als een onderdeel van de continentale verdediging van de VS, maakte Obama de verdediging van het Europese grondgebied en het Midden-Oosten tot onmiddellijk aan te pakken doelstelling. Dit moest de Russen gerust stellen, alsook de bondgenoten die hieromtrent met Moskou geen spanning wilden creëren. Door een accent te leggen op het gebruik van echt functionerende technologie kwam Obama tegemoet aan de kritiek dat het grootschalige afweersysteem technisch nog niet klaar was.

Om deze grondige heroriëntering waar te maken had het Pentagon een Phased adaptive approach voor het rakettenschild in Europa uitgewerkt. In een eerste fase  – vanaf 2011 – ontplooit de USA functionerende antiraketsystemen in Europa: onder meer het wapensysteem Aegis ter zee (VS basis Rota in Spanje), Patriot-raketten (Polen), SM-3 interceptoren (Roemenië, Bulgarije) , en sensoren zoals de ‘forward based’ Army Navy/Transportable Radar Surveillance System (AN/TPY-2 in Turkije). In latere fases worden beide componenten – interceptoren en sensoren – verder ontwikkeld en performanter gemaakt.

Europa

Het vroegere debat over hoe Europees of hoe trans-Atlantisch onze legers zouden moeten zijn, lijkt definitief naar de achtergrond verschoven. De afgelopen jaren groeide de consensus dat de versterking van een Europees Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) ook de NAVO ten goede komt. NAVO-secretaris-generaal Rasmussen stelde in november 2009: ‘Ik zie de ontwikkeling van een Europees Veiligheids- en Defensiebeleid niet in concurrentie met de NAVO, maar complementair aan de NAVO’. Het Europese Verdrag van Lissabon (artikel 42 lid 2) legitimeerde de NAVO al als een belangrijke instelling op het vlak van de gemeenschappelijk defensie in Europa. In een aan het Verdrag gehecht protocol heet het dat “een meer nadrukkelijke rol van de Unie op het gebied van veiligheid en defensie de vitaliteit van een hernieuwd Atlantisch Bondgenootschap ten goede zal komen”. EU-landen die traditioneel een neutrale koers varen en geen lid zijn van de NAVO worden via het Verdrag toch aan het trans-Atlantisch bondgenootschap en dus aan de VS-politiek gekoppeld.

In het derde NAVO Strategisch Concept (NSC) wordt het belang van de band tussen de EU en NAVO verder benadrukt en komt er zelfs een versterking van het partnerschap tussen beide, met de verbetering van de praktische samenwerking tijdens crisisoperaties, de verbreding van het wederzijds overleg en meer samenwerking in het ontwikkelen van militaire capaciteiten. ‘De EU is een unieke en noodzakelijke partner voor de NAVO’ aldus het NSC. ‘De NAVO erkent het belang van een sterkere en capabelere Europese defensie.’

De laatste tijd lijkt de zenuwachtigheid in het Pentagon toe te nemen over het beperkt enthousiasme in Europa om de militaire budgetten te laten aanzwellen. De afscheidnemende VS-minister van defensie, Robert Gates, hield midden 2011 een pleidooi voor meer militaire uitgaven bij de Europese NAVO-lidstaten. Anders vergroot het gevaar dat de Amerikanen niet langer bereid zullen blijven veel geld uit te geven voor de defensie van anderen, luidt het. Robert Gates herhaalde ook zijn bezorgdheid rond een gelaagde alliantie: een deel dat zich specialiseert in de “zachte” oorlogsvoering, met name het humanitaire, de ontwikkeling, vredeshandhaving en onderhandelingen, tegenover anderen die de “harde” gevechtsmissies opnemen. Een opdeling tussen diegenen die de lasten dragen en diegenen die van het NAVO-lidmaatschap de voordelen genieten maar niet de risico’s en kosten willen delen. “Dit is geen hypothese; dat is waar we vandaag aan toe zijn. Dit is onaanvaardbaar.”

Zijn tweede punt betrof de NAVO-operaties in Libië in 2011. Gebrek aan wil en aan middelen dragen het risico in zich dat de NAVO niet langer een geïntegreerde, effectieve en aangehouden militaire campagne in de lucht en ter zee kan realiseren. Hij wijst op de concensus beslissing binnen de NAVO voor de Libische operatie, maar stelt vast dat minder dan de helft meedoet, en dat minder dan een derde van de lidstaten effectief participeert in de luchtaanvallen. “Voor velen is dat niet omdat ze niet willen maar omdat ze niet kunnen. Ze hebben er gewoonweg de militaire middelen niet voor”. Hij wijst erop dat bepaalde taken maar gerealiseerd konden worden dank zij een extra inspanning van de VS. “Het machtigste bondgenootschap van de geschiedenis is nog maar 11 weken bezig aan een operatie tegen een zwak bewapende tegenstander in een dun bevolkt land. Toch beginnen verschillende bondgenoten tekort te hebben aan munitie, en opnieuw moeten de VS bijspringen.”

De militaire campagne tegen Libië toont duidelijk dat olielanden de bijzondere aandacht wegdragen van de NAVO, daarin vinden Europa en de VS een gemeenschappelijk belang. In naam van bescherming van de burgerbevolking begon de NAVO aan een maandenlange reeks bombardementen op Libische steden en plaatsen waar Qadhafi-getrouwen zich ophielden.

De Libië-operatie speelt zich af tegen een achtergrond van belangen. Europese en Amerikaanse ondernemingen hebben de voorbije decennia uitermate wel gevaren bij de roof van Afrikaanse grondstoffen. China wil nu ook een graantje meepikken en komt vanuit Westers standpunt bekeken roet in het eten gooien. De oude Europese koloniale landen zien zich daarom verplicht om een nieuwe dimensie te geven aan hun samenwerking met Washington. Een samenwerking om hun belangen in het Afrikaanse continent te beveiligen. Er moet krachtig getoond worden dat China en anderen op privé-jachtterrein komen. Dat is de bestaansreden van het Pentagon-departement Africom en de huidige structurele band met Eucom en de NAVO.

De politieke en morele verantwoording voor een interventie in Libië – waarbij de Libische leider Qadhafi beschuldigd werd van aanvallen tegen zijn burgerbevolking – kwamen in de allereerste plaats uit Parijs en Londen. De NAVO nam de leiding en coördinatie over van Frankrijk en Groot-Britannië wat de militaire inzet betreft. Onder het officiële voorwendsel van de bescherming van de burgerbevolking (met een VN resolutie gebaseerd op het ‘Responsibility to Protect’-principe) wilde men eigenlijk een regimewissel bewerkstelligen.

Vandaag is van een veilig en stabiel Libië allerminst sprake onder meer omdat de gewapende milities, die door de NAVO werden gesteund, weigeren te ontwapenen. In de Libische oorlog vielen 30 à 50.000 doden, kwam het tot  georganiseerd racistisch geweld tegen zwarte Libiërs en Afrikaanse inwijkelingen en maakten de opstandelingen zich in Sirte schuldig aan grootschalige executies van tegenstanders. De Responsibility to Protect lijkt voor het post-Qadhafi Libië niet langer door te wegen in de westerse hoofdsteden, weze het de VS, Canada of de Europese Unie. Alle aandacht verschuift naar Syrië en Iran.

Conclusie

De NAVO heeft zich gedurende heel haar bestaan proberen legitimeren met tal van argumenten. Tijdens de Koude Oorlog lag het accent op de militaire dreiging van het communisme uit Centraal- en Oost-Europa. Toen het Warschaupact verdween moesten nieuwe argumenten worden bovengehaald. Eerst werden die gevonden in de gevolgen voor onze veiligheid als gevolg van de instabiele ex-communistische staten. Toen deze geleidelijk aan lid werden van de NAVO en/of de EU zag de NAVO zich vervolgens een rol spelen als humanitaire interventiemacht. Na de aanslagen van 11 september 2001 kwam plots het belang van de strijd tegen het terrorisme, het gevaar van schurkenstaten, cyberterrorisme,… bovendrijven.

Dat de NAVO weinig van doen heeft met de ‘verdediging van de waarden democratie, mensenrechten, vrijheid en de rechtstaat’ – dixit Navo-Secretaris-Generaal Javier Solana naar aanleiding van de 50ste verjaardag van de NAVO – maar alles met de verdediging van economische en daaraan verbonden geostrategische belangen, bewijst de geschiedenis van de NAVO. Een aantal NAVO-landen was zelf allesbehalve een toonbeeld van deze waarden. Denken we maar aan Portugal onder Salazar, het kolonelsregime in Griekenland, de opeenvolgende militaire staatsgrepen in Turkije of de wreedheden begaan door de koloniale NAVO-lidstaten.

Na de Koude Oorlog is de NAVO zich blijven manifesteren als militair schild voor de economische belangen van haar lidstaten. Op zeldzame momenten wordt dat wel eens toegegeven door de NAVO-protagonisten zelf. Het volgende citaat van de vorige NAVO-Secretaris-Generaal, Jaap de Hoop Scheffer, is duidelijk genoeg: ‘Deze eeuw zal voor een groot deel draaien rond energie. Energie is een thema waarrond de NAVO met een proces is gestart om de toegevoegde waarde ervan te definiëren. Je hebt me eerder al gehoord over de bescherming van de gevoelige energie-infrastructuur. De NAVO draagt zeker niet de eerste verantwoordelijkheid rond energieveiligheid. De NAVO is geen economische organisatie, maar is zeker als toegevoegde waarde te definiëren en je kan er zeker van zijn dat energieveiligheid ook op de agenda van de top in Boekarest zal staan’ (uit een toespraak van de Hoop Scheffer op de jaarlijkse nieuwjaarsreceptie voor de pers, Brussel, 10 januari 2008).

Libië lijkt echter ook een begin in te houden van een nieuwe strategie. We kregen begin januari een verhelderende redevoering van president Obama in dit verband: “De Verenigde Staten zijn een wereldmacht en ons leger zal nooit met slechts een ding bezig zijn. Het zal verantwoordelijk zijn voor een reeks van opdrachten en activiteiten over de wereld verspreid en variëren in omvang, duur en strategische prioriteit. Dit wil zeggen dat de hoofdaandacht gaat naar flexibele en aanpasbare troepen die snel en effectief kunnen reageren op een reeks omstandigheden en potentiële tegenstrevers. Ik zeg het nogmaals: dit is de wereld waarin we leven. Naast deze troepen zal de VS er de nadruk opleggen dat onze partners en bondgenoten hun capaciteit verbeteren om de verdediging van hun eigen grondgebied op zich te nemen, hun eigen belangen, door een beter gebruik te maken van diplomatie, ontwikkeling en veiligheidsassistentie”.

De Amerikaanse minister van Defensie Leon Panetta verduidelijkt de nieuwe strategie van zijn president door uit te leggen dat die gericht zal zijn op het inzetten van de luchtmacht en het onrechtstreeks voeren van oorlogen via gemachtigde vazalstaten, zodat er zo weinig mogelijk eigen troepen moeten ingezet worden. Hoewel conservatief Amerika op de aankondiging van 5 januari reageerde alsof dit het einde betekende van de VS als een wereldmacht, staan de uitlatingen van Obama geenszins het behoud van de VS-hegemonie of het voeren van nieuwe oorlogen in de weg. “Met het verschuiven van de omvang en samenstelling van onze grondtroepen, van onze lucht- en zeemacht, moeten we in staat blijven om een succesvolle confrontatie aan te gaan met gelijk welke agressor en hem te verslaan. We moeten hiermee ook kunnen reageren op de veranderende  wijze van oorlogsvoering. Onze herziening van de strategie moet de capaciteit vrijwaren om verschillende conflicten op het zelfde moment aan te kunnen gaan.”

De NAVO als onderaannemer voor de strategische plannen van Washington. Het is nooit anders geweest.

Ludo De Brabander en Georges Spriet zijn de auteurs van: ‘Als de NAVO de passie preekt’ (EPO, 2009, 312 blz)

Noten

(1) Coolsaet, R., België en zijn buitenlandse politiek 1830 – 2000. Uitgeverij van Halewijck, Leuven, 2001

(2) Zinn, H., Geschiedenis van het Amerikaanse volk. EPO, Berchem, 2007, p. 504

(3) Julien, C., L’empire Américain. Editions Bernard Grasset, Paris, 1968, p. 218

(4) Zinn, H., Geschiedenis van het Amerikaanse volk. EPO, Berchem, 2007, p.519 – 520

(5) Sloan S., NATO, the EU and the Atlantic Community, Rowan & Littlefield Publishers, Lanham, 2003, p. 29 – 35

(6) NATO, Report of the Committee of Three on Non-Military Cooperation in NATO approved by the North Atlantic Council, 13 december 1956

(7) Alexander, M., De rol van de NAVO in een veranderde wereld. In: NAVO Kroniek, nr. 2, april 1990

(8) Department of Defence. Office of International Security Affairs, United States Security Strategy for Europe and Nato, Washington DC, 1995, p. 3

(9) Department of Defence. Office of International Security Affairs, United States Security Strategy for Europe and Nato, Washington DC, 1995, p. 4

(10) NATO, Partnership with the Countries of Central and Eastern Europe, Statement issued by the North Atlantic Council Meeting in Ministerial Session in Copenhagen, 6-7 juni 1991, punt 6

(11) NATO, Developments in the Sovjet Union. Statement issued by the Heads of State and Government participating in the meeting of the North Atlantic Council, Rome 8 november 1991, punt 4

(12) Geciteerd in Yost David S. NATO transformed. The Alliance’s New Roles in International Security, United States Institute of Peace, Washington DC, 1998, p. 189

(13) Achcar, G., La nouvelle guerre froide. Le monde après le Kosovo, Presses Universitaires de France, Paris, 1999, pag. 67

(14) NATO, The Alliance’s New Strategic Concept, Rome, 7-8 november 1991

(15) The Guardian, 22 april 1999

(16) NATO, Declaration of the Heads of State and Government, Brussel, 11 januari 1994, punt 7

(17) Portela, C., Humanitarian Intervention, NATO and the International Law. Can the institution of Humanitarian Intervention Justify unauthorised Action?, Berlin Information Center for Transatlantic Security, Berlin, 2000, p. ii

(18) Geciteerd in Butler, Nicola, ‘NATO in 1999: A Concept in Search of a Strategy’. in Disarmament Diplomacy, nr 35, maart 1999

(19) NATO, The Alliance’s Strategic Concept, NAC-S(99)65. Washington DC, 23 – 24 april 1999, punt 29, 31, 41, 43, 47, 49, 53, 54 en 61

(20) halikashvili, John M., Shape, Respond, Prepare Now. A Military Strategy for a New Era. National Military Strategy, 1997

(21) Foster, J., Afghanistan, The TAPI Pipeline, and Energy Politics. In: Journal of Energy Security, 23 maart 2010 (zie: http://www.ensec.org)

(22) Persbericht AFP, 4 maart 2010

(23) Speech by NATO Secretary General Anders Fogh Rasmussen at NATO’s New Strategic Concept – Global, Transatlantic and Regional Challenges and Tasks Ahead – Warschau, Polen, 12 maart 2010 (http://www.nato.int/cps/en/natolive/opinions_62143.htm)

(24) Rozoff, R., Thousand Deadly Threats: Third Millennium NATO, Western Businesses Collude On New Global Doctrine, 2 oktober 2009 (http://rickrozoff.wordpress.com/2009/10/02/thousand-deadly-threats-third-millennium-nato-western-businesses-collude-on-new-global-doctrine/ )

(25) Gates Robert M., NATO Strategic Concept Seminar. Remarks as Delivered by Secretary of Defense Robert M. Gates, National Defense University, Washington, D.C., 23 februari 2010 (http://www.defense.gov/speeches/speech.aspx?speechid=1423)

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!