De fiasco’s van Afghanistan en Irak hebben de strategie van militaire interventie in diskrediet gebracht. De oorlog in Libië gaf de voorstanders van deze methode echter opnieuw de wind in de zeilen. Vandaag klinkt de roep steeds luider om militair tussenbeide te komen in Syrië en ook Iran ligt in het vizier. Staan we aan het begin van een nieuwe reeks buitenlandse interventies?
Verdragen
Voor een sereen debat over militaire interventies is een korte terugblik in de geschiedenis nuttig. Na bijna twee eeuwen van gruwelijke slachtpartijen moesten de verdragen van de Vrede van Westfalen (1648) een einde maken aan de voortdurende oorlogen tussen het Heilige Roomse Rijk, Frankrijk, Spanje, Zweden, de Verenigde Nederlanden en een aantal Europese stadsstaten. Deze verdragen voerden daarom het soevereiniteitsprincipe in: staten mochten zich niet meer mengen in de interne aangelegenheden van andere staten.
Gelijkaardige overeenkomsten werden gesloten na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) met de Volkenbond en na de Tweede Wereldoorlog (1940-1945). Om de invloed van de oude koloniale machten in te perken en een einde te maken aan de ‘gesel van oorlog’ werden in 1945 de Verenigde Naties opgericht en werd een systeem van internationaal strafrecht ingevoerd, waarbij een ‘aanvallende oorlog’ een vervolgbare misdaad werd. Sindsdien is volgens het Charter van Nürnberg (1945) elke agressieoorlog “de opperste internationale misdaad” die “alle andere misdaden in zich draagt”. Deze nieuwe internationale context ontstond uit een moeizaam evenwicht tussen de overblijvende grootmachten na 1945, de VS en de Sovjet-Unie.
NAVO
De laatste twintig jaar is dat naoorlogse geopolitieke landschap ingrijpend gewijzigd. Door de val van de Sovjet-Unie bleven de VS als enige grootmacht over. Dat willen de Amerikaanse machthebbers zo houden. Het is daarom dat de in 1949 opgerichte Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) zijn naoorlogs strategisch concept drastisch heeft gewijzigd. Van een collectieve defensiealliantie actief op het grondgebied van zijn lidstaten veranderde de NAVO in een offensieve interventiemacht buiten zijn grondgebied. Vanaf het einde van de jaren negentig begon de NAVO zich om te vormen tot een heuse mondiale militaire organisatie, met de ambitie de rol van ‘wereldgendarme’ op zich te nemen. De Europese Unie (EU) heeft zich daar bijna volledig bij aangesloten en zijn wagon vastgehaakt aan de NAVO-locomotief. Sindsdien is de NAVO in meerdere landen militair tussenbeide gekomen.
Deze militaire interventies zijn ondertussen technisch wel van karakter veranderd. De ervaringen in Afghanistan en Irak indachtig, worden nu nieuwere en minder directe methodes gebruikt, zoals het inzetten van onbemande vliegtuigen (drones) en het uitbesteden van de militaire activiteiten aan onderaannemers (lokale milities, bevriende legers en privéfirma’s). Deze ‘interventie light’ formule is niet alleen veel goedkoper dan rechtstreekse militaire operaties maar is bovendien ook gemakkelijker te verkopen aan de publieke opinie, zoals recent nog bleek met Libië.
Humanitaire interventie
Over de echte drijfveren van de NAVO om zo actief in de rest van de wereld te interveniëren wordt ondertussen in de media haast niets gezegd. Het wordt immers meer en meer duidelijk dat het welvarende Westen, onder aanvoering van de VS, zijn afnemende economische en politieke macht probeert te compenseren met het enige ‘wapen’ waarmee het nog superieur is: militair machtsvertoon. De bevolking van de westerse democratische landen is echter minder en minder bereid om daar lijf en leden (en zijn belastingsgeld!) voor te geven. Om de publieke opinie toch achter zich te krijgen moet deze rauwe realpolitiek dus gemaskeerd worden met nobele motieven: democratie, mensenrechten of humanitaire noden.
Tegen deze achtergrond is het niet toevallig dat de discussie over ‘humanitaire interventie’ de laatste jaren een nieuw elan kreeg. De westerse mogendheden zochten immers een nieuwe legitimering voor hun interventionisme in de rest van de wereld. In 2005 aanvaardde de VN na lange debatten het principe van ‘Responsibility to Protect’ (R2P of ‘verantwoordelijkheid om te beschermen’): onder bepaalde strikte voorwaarden konden ‘humanitaire’ interventies voortaan als een legitieme vorm van gewapend optreden worden aanvaard. Zowel het principe zelf als de concrete invulling van R2P zijn echter erg omstreden, vooral bij de landen die aan de ‘ontvangende’ zijde van dit principe staan. Het zijn met andere woorden net die landen die ‘beschermd’ zouden moeten worden, die er het minst van overtuigd zijn.
Een van de hoofdproblemen bij ‘humanitaire interventies’ is de kwestie van wie tussenbeide komt. In de praktijk blijken vooral de NAVO, de VS en andere westerse landen voldoende bewapend om een militaire interventie op gang te trekken of te leiden. Maar het Westen zelf en zijn economisch en politiek beleid zijn eerder een deel van het probleem dan een oplossing. Een pyromaan vragen om een brand te blussen is niet zo’n best idee.
Hypocriet
Hoe goed zijn de westerse landen geplaatst om gewapende conflicten te ontmijnen, als zijzelf verantwoordelijk zijn voor tweederde van de militaire uitgaven in de wereld, als zijzelf goed zijn voor het leeuwendeel van de wapenleveringen aan de strijdende partijen in diezelfde conflicten en zonder scrupules autoritaire regimes blijven bewapenen? Hoe geloofwaardig is hun vredeswil, als zijzelf verantwoordelijk zijn voor het grootste aantal buitenlandse oorlogen van de voorbije twintig jaar, waarbij vele duizenden slachtoffers vielen (Joegoslavië, Irak, Afghanistan, Libië,…)? De meeste van die oorlogen werden trouwens gevoerd zonder het verplichte mandaat van de Veiligheidsraad – de enige sinds 1949 internationaal erkende wettige manier van oorlogsvoering. De VS pogen meer en meer de VN buitenspel te zetten door te opteren voor een ‘coalition of the willing’. Het is geen toeval dat het enkel zwakke staten zijn die het lijdend voorwerp zijn van ‘R2P’, terwijl machtige staten er in de praktijk van zijn vrijgesteld.
Veel mensen zijn geneigd om ‘humanitaire’ interventies goed te keuren omdat ze ervan uitgaan dat de westerse overheden bezorgd zijn om democratie en mensenrechten. De geschiedenis leert dat dit niet het geval is. Zouden de Westerse legers in Irak of Libië zijn tussengekomen als er geen petroleum in de ondergrond zou zitten? Waarom werden daarentegen de VN-blauwhelmen uit Rwanda teruggetrokken bij het begin van de genocide? Waarom laat men Israël ongestraft begaan in de Palestijnse bezette gebieden? Waarom ook wordt niet opgetreden tegen de gruwelijke repressie in de meest achterlijke regimes ter wereld zoals Saoedi-Arabië en Bahrein?
Vaak wordt gepleit voor een humanitaire interventie omdat alle andere middelen zouden gefaald hebben. In werkelijkheid is het echter meestal het Westen dat een onderhandelde oplossing dwarsboomt of minstens onvoldoende kansen geeft. Dat was reeds het geval in Koeweit (1990), in Somalië (1993) en in Joegoslavië (1996-1999). Ook recent was dat zo. De Zuid-Afrikaanse president kloeg niet zomaar begin dit jaar in de VN-Veiligheidsraad dat de Afrikaanse Unie geheel buitenspel werd gezet toen ze zocht naar een politiek onderhandelde oplossing voor Libië. Bovendien wakkert het Westen conflicten aan door een (of meer) van de strijdende partijen te bewapenen, te trainen en te financieren.
Contraproductief
Militair tussenkomen heeft bijna steeds averechtse gevolgen of is zelfs ronduit contraproductief. Het brengt haast altijd een grote menselijke en materiële kost met zich mee. Recente interventies in Somalië, Kosovo, Afghanistan, Irak en Libië waren in humanitair opzicht rampzalig. Zo’n interventies maken juist de gewapende krachten in een conflict sterker, ten koste van de politieke krachten die voor geweldloze oplossingen ijveren, zoals het geval was in Kosovo en Libië. De heropbouw van een land verloopt daardoor aartsmoeilijk.
Bovendien zet elke militaire tussenkomst andere potentiële doelwit-landen aan om zich extra te bewapenen, bijvoorbeeld met massavernietigingswapens. Zo wordt elke nieuwe interventie bedoeld of onbedoeld een stimulans voor een nieuwe bewapeningswedloop. Verder verhogen militarisering en oorlogsvoering de instabiliteit en onveiligheid wereldwijd, ook bij ons. Een gewapend conflict veroorzaakt immers meestal een massale vluchtelingenstroom en maakt de betrokken landen en het Westen zelf vatbaarder voor vergeldingsacties en terroristische aanslagen.
Een militaire interventie doet tenslotte niets aan de oorzaken van een conflict. Meestal is dat een gevolg van armoede en/of grote sociaaleconomische ongelijkheid, mee veroorzaakt door het ontwrichtend landbouw-, handels- en schuldenbeleid van het Westen. De middelen die men inzet voor een militaire interventie zouden kunnen volstaan om een sociaal ontwikkelingsbeleid te voeren in het betrokken land, wat meteen een efficiënte vorm van geweldpreventie zou zijn.
Vodje papier
Het is dan ook absurd dat de wereld vandaag 1.738 miljard dollar uitgeeft aan militaire uitgaven – het hoogste bedrag ooit in de menselijke geschiedenis, zowel in absolute als relatieve cijfers -, terwijl maar 133,5 miljard overblijft voor ontwikkelingssamenwerking (of 7,6 procent van de militaire uitgaven).
Wij maken ons ernstige zorgen over de huidige gang van zaken, waarbij het Westen steeds gemakkelijker grijpt naar het interventiewapen. De wereld mag niet terugkeren naar de situatie van vóór 1940, toen het internationaal recht een vodje papier was. Het kan niet de bedoeling zijn om de – al dan niet gefundeerde – ontevredenheid van (delen van) de plaatselijke bevolking te gebruiken om zwakke landen te destabiliseren, aan te vallen of te bezetten en zo de internationale rechtsorde te ondermijnen.
We kunnen niet toelaten dat het Westen zijn tanende macht wereldwijd tracht te compenseren met militaire interventies om geostrategische redenen. Wij kunnen niet langer passief toekijken hoe grote economische belangengroepen ‘in onze naam’ de rest van de wereld gaan heroveren. Wij klagen de westerse interventiepolitiek aan, ook al wordt die in een ‘humanitair’ kleedje gestoken. Een wolf verandert niet omdat hij een schapenvacht aandoet.
Met bovenstaande bijdrage wensen wij het debat te openen over militaire interventies. De tekst in een ingekorte versie van een langere discussietekst. Die vindt u hier.
Uw opmerkingen, bedenkingen, visies, voorstellen, … zijn welkom bij ludo@vrede.be.
Noteer alvast: ‘Studie- en discussienamiddag over militaire interventie’. Zaterdag 16 juni, 13.30u-17.30u in de lokalen van Intal, Haachtsesteenweg 53, 1210 Brussel.
Ondertekenaars:
Ludo De Brabander, Vrede vzw;
Lode Vanoost, voormalig ondervoorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers;
Ruddy Doom, vakgroep Studie van de Derde Wereld van de Universiteit Gent;
Hugo Van Dienderen, voorzitter van Groen District Antwerpen en Groen!Plus;
Eddy Van Lancker, federaal secretaris ABVV;
Ferre Wyckmans, algemeen secretaris LBC-NVK;
Eric Goeman, Attac Vlaanderen en Democratie 2000;
Lieven De Cauter, cultuurfilosoof, KU Leuven, lid van het Brussells Tribunal;
Luc Reychler, emeritus professor internationale betrekkingen, vredesonderzoek en strategische studies aan de K.U.Leuven;
Marc Vandepitte, publicist;
Leen Laenens, voormalig volksvertegenwoordiger;
Mario Franssen, Intal;
Paul Van de Bavière, hoofdredacteur Uitpers;
Bert De Belder, internationale afdeling PVDA;
Patrick Deboosere, demograaf, VUB;
Dimokritos Kavadias, docent politieke wetenschappen, VUB;
Olivia U. Rutazibwa, Centrum voor EU Studies, Universiteit Gent