Stedelijk energieverbruik
Steden beslaan slechts 2 procent van het aardoppervlakte, maar consumeren bijna 75 procent van alle op aarde verbruikte energie. Ze stoten bovendien 80 procent van alle broeikasgassen uit. Als we niet opletten, neemt het probleem nog toe, want tot 2050 stijgt de energiebehoefte spectaculair. Tegen dan zal 80 procent van de wereldbevolking in steden wonen.
We moeten de oplossingen voor dit probleem van de verstedelijking echter niet buiten maar in de stad zelf zoeken. Gebouwen worden daarbij onze grote troef. Vandaag zijn het nog energievreters maar in de toekomst moeten ze energie produceren. Passiefbouw is daarvoor niet voldoende. Gebouwen zullen energiepositief moeten worden en niet alleen voorzien in hun eigen energie maar ook energie afstaan aan het distributienet.
Hernieuwbare energie in de stad
Vandaag worden allerlei technologieën ontwikkeld om hernieuwbare energie op te wekken maar zonnepanelen of grote windmolens zijn niet altijd geschikt voor een stadsomgeving. Een van de vele oplossingen schuilt in het oogsten van stadswind. Wind is in de stad echter instabiel en gebouwen veroorzaken onvoorspelbare turbulenties. Voorlopig zijn kleine windmolens voor stedelijk gebruik nog niet in staat om die onvoorspelbare stadswind efficiënt op te vangen maar daar komt snel verandering in.
Enkele recente prototypes met een optimaal vermogen bij wisselende windstromen zijn alvast veelbelovend. In Brussel loopt ook een project om de dynamiek van stadswind te onderzoeken. Dit maakt deel uit van een groter Europees project om het gedrag van wind in de stad in kaart te brengen.
WINEUR
Het European Cities Urban Wind Network werkt nu aan het project WINEUR, dat de integratie van windenergie in stedelijke omgeving beoogt. Als de ingenieurs precies weten hoe stadswind zich gedraagt, kunnen ze kleine windturbines ontwerpen die deze wind optimaal omzetten in elektriciteit. Dergelijke turbines kunnen dan bovenop gebouwen staan maar ook geïntegreerd worden in een gebouw, langsheen een gevel staan om zijdelingse wind op te vangen of gebruik maken van de windgangen tussen gebouwen.
Naast Brussel tonen Antwerpen, Gent en Oostende ook interesse voor het oogsten van stadswind. Antwerpen en Gent hebben weliswaar al een windplan maar dat richt zich voorlopig exclusief op grote windmolens. Oostende staat iets verder en experimenteert al met microturbines. In Brussel doet de Erasmushogeschool vandaag op verschillende plekken metingen om stadswind te meten en werkt de hogeschool samen met de VUB in het consortium Bruwind. De onderzoekers werken ook samen met Wincity – een Belgisch stadswindproject – om een haalbaarheidsstudie uit te voeren voor het plaatsen van stadswindmolens op het dak van de Brusselse Financietoren, dit op vraag van de overheidsdienst Sociale Zaken.
Niets nieuw, integendeel
Microwindturbines lijken revolutionair maar zijn dat eigenlijk niet. In de Verenigde Staten werden ze in 1858 al geïntroduceerd en draaiden ze bij nagenoeg elke boerderij. Zes miljoen werden er geplaatst. Die zijn ondertussen nu bijna allemaal verdwenen, ten voordele van generatoren op basis van fossiele brandstoffen. Maar fossiele brandstoffen raken uitgeput, worden duur en zijn vervuilend. Het wordt dus tijd om die oude technologie vanonder het stof te halen en te moderniseren.
In Nederland stonden er eind 2009 al 300 microwindturbines. In Vlaanderen zijn er 13 geregistreerd. Dat het allemaal zo traag gaat, komt omdat de technologie nog niet helemaal rijp is zodat de rentabiliteit nog beperkt blijft, maar is net zogoed een gevolg van de irrationele aversie tegen windmolens als van het gebrek aan degelijke normering, certificering en wetgeving.
Europese normering is nuttig
Europese normen zijn noodzakelijk om stadswind op de kaart te zetten en te verhinderen dat elk land andere normen vastlegt maar ook om het kaf van het koren te kunnen scheiden. Zo bestaan er al normen voor microturbines met een horizontale as maar helemaal niet voor turbines met een verticale as (die molens die wat op een omgekeerde deegmixer lijken). Precies deze molens zouden geschikter zijn voor een stadsomgeving.
Ik heb daarom aan de Europese Commissie voorgesteld om ook voor dit type molens normen uit te werken. Verder is het belangrijk dat Vlaanderen vooraan in het stadswindpeloton gaat lopen door stedelijke testvelden te ondersteunen en de expertise die in Vlaanderen al bestaat maximaal te benutten.
Stadswindenergie staat nog in de kinderschoenen maar binnenkort zullen stadswindmolens overal in onze steden te zien zijn. Dan rijden we in Vlaanderen maar beter op kop.
Kathleen Van Brempt is Europees parlementslid voor SP.A