Over Torekes, bijenfamilies en zelf gebrouwen cola…

Over Torekes, bijenfamilies en zelf gebrouwen cola…

dinsdag 8 mei 2012 12:38
Spread the love

Alternatieve economische systemen gewikt en gewogen. Over Torekes, bijenfamilies en zelf gebrouwen cola.

Steven Vromman, beter bekend als Low-Impact man, vormt in het tweede SPRINGcafé van timelab de schakel tussen vier personen, die elk hun eigen verhaal brengen, met als thema ‘new systems’. Met drie sprekers uit het Gentse, lijkt Gent wel een broedplaats voor nieuwe systemen. Net zoals het Feral Trade-project van de Australische kunstenaar Kate Rich, worden de alternatieve systemen van Liesbeth Hiele, Frederik Matthijs en Pieterjan Robijn gestuwd door persoonlijke of sociale drijfveren: ze leggen een heel andere verantwoording af dan de bekende economische voor hun laten en doen. Internationale handel leidt tot caféontmoetingen, bijen bevolken daken in de stad en fietsen worden opgelapt in ruil voor groenten en brood. Timelab vormt het toneel voor bevlogen verhalen over systemen die het kapitalistisme uitdagen en loskomen van de op winst gerichte markt.

Home-made honing

‘Feral Trade’, zo heet het bedrijf waarmee de Australische kunstenares Kate Rich in 2003 van start ging. Kate houdt van gezellige, gemoedelijke basisproducten die mensen dichter bij elkaar brengen. Ze verkoopt thee, koffie, cola, en zelfs rijstkokers – gezelligheid is vatbaar voor interpretatie, maar het is voor Kate meteen dé voorwaarde om producten in haar gamma op te nemen.

Fair-trade durft Kate haar producten niet te noemen, maar net als met fair-trade worden haar producten geproduceerd en geïmporteerd uit verschillende delen van de wereld: zwarte thee uit Bangladesh, koffie uit Indië, en snoepgoed uit Iran. Een uitzondering hierop vormt de cola uit Bristol, Kate’s thuishaven. Ze produceert haar cola namelijk zelf op basis van een op internet gevonden recept.

Ook Liesbeth Hiele, beleidsadviseur bij het Departement Landbouw en Visserij, produceert samen met haar man Marijn een eigen product: stadshoning uit Gent. Een uit de hand gelopen hobby leidde tot een waar succes onder de inwoners van de stad.

Het begon allemaal met het kweken van eigen groenten en fruit in hun stadstuintje in Sint- Amandsberg, net buiten het centrum. Op de voldoening van een geslaagde oogst volgde nog meer werk: het verwerken tot saus, soep en confituur. De smaak hadden ze alvast te pakken en nieuwe mogelijkheden werden geëxploreerd. Hoe konden ze verder nog in hun eigen voeding voorzien? Wat konden ze nog oogsten naast groenten en fruit?

Op een landbouwbeurs kwam Liesbeth in contact met een imkersvereniging. Die verzekerde haar dat het oogsten van honing eenvoudiger is dan het lijkt. Ze sloten zich aan bij een imkersvereniging, namen literatuur door, volgden een bijencursus, en haalden hun eerste kolonie honingbijen in huis. Op enkele maanden vormden Liesbeth en Marijn zich om tot hobbyimkers.

Het dak van hun arbeiderswoning in de Brugse Poort werd een woonplaats voor hun eigen bijenkolonie die de winter in Gent (wonderwel) overleefde. Het volgende jaar werd de kolonie in twee gesplitst en -tot groot geluk van Liesbeth en Marijn -overleefden beide kolonies de koude opnieuw. De lente die volgde prijkte hun eigen ‘Apicula’ etiquette op de potten.

Intussen liet Liesbeth zich inspireren door stadsimkers uit Parijs, Londen en New York die op grote schaal bijenkasten installeerden op daken in de stad. Dit bracht haar op het idee om zelf de mogelijkheden te onderzoeken. Ze trok de stad in op dakenjacht, en al snel hapte een grote vis toe. Op het dak van Kunstencentrum Vooruit installeerde ze vier bijenkasten waaruit liefst 20 kilo Vooruit-honing geoogst werd. De stad bleek een vruchtbare biotoop voor de honingbij: het is er enkele graden warmer en de bloemen, rijkelijk voor handen in talrijke parkjes en tuinen in Gent, worden er niet bespoten met pesticide.

Na de Vooruit volgde een reeks andere locaties. Zo was er ondermeer het dak van een bed & breakfast die graag eigen honing aan klanten wilde serveren. Ook de pers toonde interesse in Liesbeths verhaal, en nieuwe projecten vlogen haar om de oren. Bij een nieuwe oogst stonden mensen in rij voor een potje.

De combinatie van een full-time job, véél media-aandacht, en het onderhoud van veertien bijenkorven begon door te wegen. Toch zijn er steeds voldoende valabele redenen geweest om te blijven doorgaan: tussen haar zoemende bijen komt Liesbeth tot rust. Ook de interesse en het enthousiasme van mensen blijven een motiverende kracht.

Intussen blijven, uit alle mogelijke hoeken, mensen hun dak aanbieden, maar Liesbeth wil het imkeren onder controle houden. En al kan ze niet van haar oogst leven, groeien interesseert haar niet. Ze wil naar haar bijen gaan wanneer ze zin heeft. Het plezier moet primeren op een gevoel van verplichting.

Een cartografie van ontmoetingen

Net zoals Liesbeth kan Kate niet leven van haar verkoop. Ook zij laat zich leiden door heel andere drijfveren. Ze stelt het nogal cru, maar Kate wil af van het uitgemolken verhaal van de koper die de fair-trade boer steunt – een relatie waar, volgens haar, teveel aandacht aan wordt geschonken. In tegenstelling tot Liesbeth, hecht Kate dus minder belang aan hoe de oogst tot stand komt of hoe het productieproces verloopt. Haar interesse gaat in de eerste plaats uit naar het parcours dat haar producten afleggen, hoe goederen via een reeks ontmoetingen bij de klant terechtkomen.

Ze onderzoekt hoe internationale transacties door ongedwongen contacten, zoals op een zondagsmarkt, kunnen verlopen. Hoe kan je de (hoe dan ook noodzakelijke) aankoop van basisproducten en sociale interacties in éénzelfde systeem integreren?

Zowel haar leveranciers als klanten maken deel uit van haar uitgebreid sociale netwerk. Vrienden, familie, en kennissen worden ingeschakeld als tijdelijke koeriers en vormen voor even één van de vele schakels in een uitdijend sociaal netwerk. Elke stop die het product in een luchthaven, treinstation, galerie, of restaurant maakt, wordt geregistreerd in een databank op Kate’s website1. Op die manier worden ‘ontmoetingen’ tussen individuen of kleine organisaties in kaart gebracht. Op zo’n kaart zie je hoe sociale netwerken voortvloeien uit één enkele bestelling, die in tegenstelling tot virtuele netwerken zoals Facebook of Twitter, écht zijn.

Dat de Feral Trade-producten soms omslachtige wegen afleggen om hun eindbestemming te bereiken, maakt voor Kate niet uit. Feral Trade is net zo betrouwbaar als gevestigde transportbedrijven als DHL. “Wel garandeert Feral Trade een not-in-time delivery”, pleegt ze al lachend te zeggen. In ruil voor het lange wachten krijg je anekdotisch materiaal, want ieder product legt een eigen weg af, draagt een eigen verhaal mee. En dat is meteen ook voor Kate het meest boeiende aspect: waar reizen mensen heen, waarom reizen ze, wat hebben ze nog mee in hun bagage, en hoe verloopt hun reis?

In tegenstelling tot doorsnee supermarktproducten lees je op de verpakking van Feral Tradeproducten geen ingrediënten of voedingswaardes, maar wel de vervoerskosten om het product tot bij jou te vervoeren. Hoewel Kate geen afbreuk wil doen aan het utopisch ideaal van de moestuin, of bijen op je dak (om in je eigen voedingsreserves te voorzien), meent ze dat in een geglobaliseerde wereld internationale handel onvermijdelijk is. Daar kan je als verantwoordelijk burger niet onder uit.

Hoe ga je om met internationale handel, hoe kan je een meerwaarde creëren, en hoe kan je (www.feraltrade.org) transacties optimaliseren door zowel het sociale, het culturele, als het economische aspect in te bedden in het bestaande systeem? Met Feral Trade biedt Kate een (onvolkomen) mogelijk antwoord op die vraag.

Een sociale munt

Hoe je het nu draait of keert: Feral Trade gaat nog steeds om vluchtige ontmoetingen tussen passanten op hun reisweg. Om die reden is Feral Trade een project van lange adem: het moet uiteindelijk leiden tot duurzame relaties. Kate wil dat transacties zich doorheen de jaren herhalen, zodat bestaande en nieuwe relaties in leven worden gehouden. Is je koffie op? Plaats een nieuwe
bestelling, enkele maanden later wordt de koffie geleverd, met een mogelijk weerzien tot gevolg.

Ook Frederik Matthijs, projectontwikkelaar in de sociale economie, wil sociale relaties en interactie tussen mensen nieuw leven inblazen, zij het in een andere context. In de Gentse wijk Rabot- Blaisantvest, is hij betrokken bij een project in opdracht van de Vlaamse Overheid, waarbij lokale actoren gemobiliseerd worden om het Rabot tot een sociale, culturele en leefbare woonwijk om te vormen.

De sleutel tot die combinatie vormt het Toreke, een complementaire munt. Het Toreke is geen vervanger voor de euro, maar werd ontworpen om andere functies te vervullen. Het is een multifunctioneel betalingsmiddel dat gebruikt wordt voor zowel commerciële, als sociale doeleinden, op maat gesneden van de de specifieke behoeftes van de buurt.

Het idee van een complementaire munt is eigenlijk niet nieuw. Tijdens het interbellum ontsproot in Zwitserland een gelijkaardig systeem. In 1934 kregen zestien kleine organisaties financiële moeilijkheden en konden ze bij de banken geen lening meer krijgen. Daarop besloten ze hun eigen munt, de WIR (Wirtschaftsring-Genossenschaft), in te voeren. Vandaag de dag bestaat de WIR nog steeds en bestaat zelfs 20% van de turn-over van kleine en middelgrote organisaties in Zwitserland
uit WIR’s.

Bekender is het LETS-systeem, of de Local Exchange Trading System, dat mensen de mogelijkheid biedt om hun talenten of vaardigheden ten dienste te stellen van anderen. Gepresteerde uren worden geregistreerd in een soort tijdslijn, en kunnen later weer opgenomen worden wanneer de hulp van een expert gewenst is. Ook het Toreke vertrekt vanuit dat principe.

Een variatie op het LETS-systeem vind je in Japan, waar de vergrijzing het snelst toeneemt, en de overheid een systeem ontwikkelde om ouderenzorg te stimuleren. Vrijwilligers worden opgeroepen om bejaarden te helpen in ruil voor Fureai Kippu, een tijdseenheid die vrijwilligers doorheen de jaren kunnen opsparen. Door tijd te investeren in de zorg voor bejaarden, kunnen ze, eens zelf oud van dagen, die tijd terug opnemen om zelf verzorging te krijgen. Bovendien kan de opgespaarde tijd
ook weggeschonken worden aan familie in nood.

De rode draad bij dit soort alternatieve betalingssystemen is dat ze steevast opduiken in moeilijke tijden: in sommige gevallen ontstaan ze om situaties in financieel onzekere tijden te stabiliseren, soms worden ze geïmplementeerd vanuit een sociale problematiek. Het Toreke biedt een oplossing voor beide aspecten, en tracht bovendien in te haken op culturele en ecologische kwesties.

Zo stimuleren de Torekesbiljetten bewoners en kleine organisaties om samen zorg te dragen voor de buurt en hun omgeving, én worden lokale problemen van stortafval en vandalisme de wereld uit geholpen. In ruil voor nette pleinen en straten, ontvangen de bewoners hun ‘wijkmunt’, waarmee ze in lokale winkels terecht kunnen voor brood, groenten en fruit. Ook kunnen de bewoners hun verdiende Torekes verzilveren in spaarlampen, bustickets, of een bioscoopbezoek.

Op die manier worden niet alleen jobs gecreëerd voor sociaal achtergestelden, maar worden de bewoners ook gestimuleerd om uit hun sociaal isolement te treden. Daarenboven krijgen lokale buurtwinkels en organisaties een duwtje in de rug. In dit verhaal heeft elke partij baat bij het gezamenlijk streven naar een groene, sociale en culturele buurtwerking. Net zoals bij Feral Trade, ontstaat uit een dienstverlening een heel nieuw sociaal netwerk. De nadruk die Kate legt op ‘haar’ duurzame relaties, vind je ook hier terug. Doordat vrijwilligers met Torekes beloond worden, haken ze minder snel af en blijven ze gemotiveerd om voor een langere tijd deelgenoot te zijn van dit systeem.

De win-win beurs

Het idee van een lokale ruileconomie met Torekes overlapt op sommige gebieden met het verhaal van Pieterjan Robijns. Pieterjan is manager van Innovatiepunt Vlaanderen en coördinator van de winwin Beursvloer, een project van VOSEC. Dit laatste is ook een soort ruilsysteem, ontworpen voor bedrijven en verenigingen die creatieve ideeën willen uitwisselen om er samen beter van te worden.

Op een platform met een informele dynamische atmosfeer tracht de Beursvloer verschillende sociaal-economische organisaties in complementariteit samen te brengen. Aanbiedingen en vragen worden geregistreerd, en er wordt gekeken hoe bedrijven en verenigingen elkaars noden kunnen inlossen.

Niet alleen de leemte tussen verschillende sectoren wordt opgevuld, het concept van de markt brengt lokale organisaties op een informele manier samen die hun kwaliteiten en expertise op elkaar afstemmen. Zo kan een eventplanningbureau haar diensten inruilen voor een boekhoudkundige doorlichting door een financiële organisatie die zelf een personeelsfeest willen organiseren.

Organisaties kunnen ook zelf een Beursvloer organiseren. Lokale spelers leren elkaars werking beter kennen, kunnen naar hartelust matches maken, wat kan resulteren in mogelijke samenwerkingen zonder dat er geld aan te pas hoeft te komen -een winwin-situatie voor de organisaties én de samenleving.

De keerzijde van de medaille

Alternatieve economische systemen schieten als paddestoelen uit de grond. Initiatieven die een ander soort economie na streven, zowel op lokaal als op globaal niveau, vinden steeds meer ingang in onze denkpatronen. Steeds vaker rijst de vraag hoe we uit het oude systeem kunnen stappen dat de nieuwe ontwikkelingen in de samenleving niet langer dekt. Mensen gaan steeds vaker op zoek naar hoe, en of, het ook anders kan.

Die zoektocht gaat echter gepaard met obstakels. Nieuwe initiatieven en experimenten gaan met vallen en opstaan. Elk nieuw systeem brengt valkuilen met zich mee, en kan niet worden losgekoppeld van een reeks kritische vragen. Niet zelden worden ze ingehaald door het overheersende systeem. Wat met juridische kwesties? Gaat het om vermomd zwartwerk? Wat met voedselinspecties? Verloopt alles wel legaal? Is er sprake van een zwarte markt?

Ook Kate werd ondervraagd door het Ministerie van Volksgezondheid die haar (website) op het spreekwoordelijke rooster legde. Voldoen haar producten wel aan de normen voor hygiëne? Is haar zelf gebrouwen cola wel drinkbaar? Wat gebeurt er als een van haar klanten slachtoffer wordt van een voedselvergiftiging? Bezit ze wel over de nodige certificaten? En wat als iemand met (soms dodelijke) allergieën de ingrediënten erop wil nalezen?

Kate beweert dat er met haar producten niets verkeerd kan lopen, voor de cola heeft ze zelfs een certificaat. Wel vraagt ze zich af waar de scheidingslijn tussen privé en openbare transacties ligt. Waarom is het aanvaard om bij je vrienden het risico op voedselvergiftiging te lopen en niet bij producten die je via sociale netwerken verhandelt. Haar praktijk bevindt zich in een grijze zone van de wet, een hiaat in de regels.

Ook bij het Torekes-systeem rijzen enkele vragen. Het is een systeem dat in de eerste plaats op vertrouwen steunt. Wat als dat vertrouwen wordt geschonden of als er (bewust) misbruik van wordt gemaakt? In het gangbare (economische) systeem worden fraudeurs verhoord en slachtoffers opgevangen. Bij het LETS-systeem zit de controle echter vervat in het systeem zelf, omdat alle transacties transparant worden gemaakt. Wanneer de LETS-groep merkt dat je teveel schulden hebt, word je daarop aangesproken. Onderneem je niets, word je uit het systeem gegooid. Bovendien waakt ook de overheid erover dat het systeem correct verloopt.

Verder verloopt alles in het wit: per jaar kan je een maximum hoeveelheid aan Torekes krijgen wat gelijk staat aan een totaalbedrag van 1500 euro. Ook zijn er regels opgesteld om te vermijden dat het geleverde werk als zwart werk wordt beschouwd. Zo mag een gediplomeerd boekhouder zijn dienst als boekhouder niet aanbieden in ruil voor een complementaire munt.

Ook Pieterjan zegt te ontsnappen aan mogelijke aantijgingen inzake zwarte markt. Op zich is er geen probleem indien het initiatief kleinschalig blijft. Maar wat als het deze kleinschaligheid ontgroeit?

Mensen zijn doorgaans niet geneigd risico’s te nemen. Ze spelen graag op veilig. Hoe nobel de genoemde initiatieven ook mogen zijn, ze zijn kleinschalig en blijven sudderen naast de grote stroom. In veel opzichten zijn ze toch enorm waardevol als voorbeelden voor mogelijke economische modellen. In een meer gerijpte vorm, zouden dit economieën kunnen zijn waar
mensen zich oprecht in kunnen vinden: economieën die helderheid scheppen, warmer zijn, en waarin niet naar sluipwegen moet worden gezocht om bepaalde dingen gerealiseerd te krijgen.

Het getuigt van inventiviteit om een systeem op poten te zetten dat zich een weg kan banen door het dichte struikgewas van regels, wetten, en maatregelen. Het idee wringt zich door bochten, springt over obstakels om toch maar te bestaan. En wanneer het groeiende aantal nieuwe systemen, die in essentie veel met elkaar gemeen hebben, elkaar kruisen, parallel lopen, of op elkaar inspelen, kunnen ze misschien op termijn in een uitgepuurde symbiose het bestaande systeem wél inhalen.

Als een soort kruisbestuiving, zeg maar.

Auteur: Laura Herman

take down
the paywall
steun ons nu!