“Het spijt me heel hard. Het was een vergissing en het zal niet meer gebeuren.” De Spaanse koning buigt diep het hoofd nu hij onder vuur ligt voor zijn luxueuze olifantenjachtpartij in Botswana. Om een olifant te mogen neerschieten tijdens een weekje safari in het Zuid-Afrikaanse land betaal je algauw 25.000 dollar. De twee waterbuffels die hij eveneens tijdens die safari neerknalde, kosten 3750 dollar per exemplaar.
Maar WWF-erevoorzitter en wapenfreak Juan Carlos (die eerder ook al per ongeluk zijn eigen broer doodschoot) heeft er dus spijt van. Op luxueuze safari gaan terwijl je eigen bevolking kreunt onder de gevolgen van de economische crisis, doe je niet.
De crisis in Spanje wordt trouwens een ideologische kluif voor de economen en politici die blijven beweren dat de Europese problemen te wijten zijn aan te gulzige overheden. De Spaanse overheid was voor het uitbreken van de crisis in 2008 een toonbeeld van soberheid.
In 2007 had Spanje een begrotingsoverschot (u leest het goed: overschot!) van 1,9 procent. De schuldgraad bedroeg toen 36,1 procent. Ter vergelijking: Duitsland zat toen met een overschot van 0,3 procent en een schuld van 64,9 procent. Het Verenigd Koninkrijk had in 2007 (na 25 jaar neoliberalisme) een tekort van 2,7 procent en torste toen een overheidsschuld van 44,5 procent van het BBP.
Twee jaar later bedroeg het tekort 11,1 procent en was de schuld aangedikt tot 53,3 procent. De werkloosheid was meer dan verdubbeld. Wat was er gebeurd?
Een reusachtige stroom leningen van – vooral – Duitse banken aan Spaanse gezinnen had een enorme luchtbel in de huizenmarkt gecreëerd. Volgens de Bank for International Settlements pompten Duitse banken 155 miljard euro in die luchtbel. Tussen 1985 en 2007 verdrievoudigden de huizenprijzen.
In 2008 spatte die luchtbel – in het zog van de financiële crisis – uit elkaar. De bouwsector viel stil, de werkloosheid schoot omhoog. Bijna 24 procent van de Spanjaarden zit zonder werk. Naar schatting 3,5 miljoen woningen staan leeg te verkommeren terwijl 30.000 Spanjaarden op straat moeten leven.
‘Extreem hard’
De crisis heeft naast die schrijnende toestand op de woningmarkt nog andere desastreuze sociale gevolgen. Uit een rapport van Caritas blijkt dat 11 miljoen Spanjaarden onder de armoedegrens leven (22 procent van de bevolking). Alleen in Roemenië en Letland zijn er procentueel meer armen.
De autonome regio Extremadura in het zuidwesten van Spanje doet haar naam (extreem hard) alle eer aan en is de armste streek van Spanje: 38,2 procent van de inwoners leeft er in armoede.
Het reëel besteedbare inkomen per Spanjaard daalde tussen 2007 en 2010 met 9 procent. In 9,1 procent van de huishoudens zijn alle volwassenen werkloos.
580.000 Spanjaarden leven in een gezin waar er geen enkele euro binnenkomt, noch via een loon, noch via een vervangingsinkomen. De Spaanse krant Cinco Dias berekende dat 2,2 miljoen werklozen geen enkele uitkering of steun genieten.
Dat komt doordat de uitkeringen beperkt zijn in de tijd. Als je zes jaar onafgebroken gewerkt hebt voor je werkloos werd, heb je recht op het maximum van twee jaar uitkering. Als ze aan bepaalde voorwaarden voldoen, hebben sommige werklozen na die periode nog gedurende maximum zes maanden recht op een kleine subsidie van 426 euro.
Aan de hoge lonen ligt de crisis niet. Veel lonen zijn zo laag dat 940.000 Spanjaarden een baan hebben maar toch niet boven de armoedegrens klauteren.
Europese noodfonds
Spanje werd de voorbije dagen opnieuw onder vuur genomen door de speculanten en verscheen daardoor opnieuw op de radar van de financiële katernen in de kranten. De rente die het land moet betalen op staatsobligaties met een termijn van tien jaar flirt opnieuw met de psychologische grens van zes procent.
Het land – de vierde economie van Europa – vormt een ernstige bedreiging voor de eurozone. Vraag is nu of ook Spanje zal moeten aankloppen bij het Europese noodfonds. Volgens specialist Wolfgang Munchau is dat een kwestie van tijd.
Andere specialisten wijzen er op dat vooral de Spaanse banken er erg aan toe zijn. Als de huizenmarkt nog meer afbrokkelt, zouden ze wel eens 80 miljard euro vers kapitaal nodig hebben. De Spaanse overheid kan dat onmogelijk ophoesten.
Het probleem is dat de Spaanse economie veel te groot is voor het Europese noodfonds. De Europese leiders en de Europese Centrale Bank proberen dus tijd te winnen. En wellicht zal dat ook wel nog enkele maanden lukken.
Economische zelfmoord
Maar het recept dat ze voorschrijven, leidt onvermijdelijk tot economische zelfmoord, schreef de Amerikaanse nobelprijswinnaar voor economie Paul Krugman deze week.
“Het medicijn dat Berlijn en Frankfurt voorschrijven is – goed geraden – meer besparingen. Dat is, ronduit gezegd, krankzinnig. Europa heeft al enkele jaren ervaring met strenge besparingsprogramma’s, en de resultaten zijn precies wat geschiedenisstudenten u vertelden wat zou gebeuren: zulke programma’s duwen depressieve economieën nog dieper in een depressie”, aldus Krugman.
Om het begrotingstekort in 2012 met 3,2 procent (van 8,5 tot 5,3 procent) terug te dringen zoals Europa eist, moet Spanje één van de grootste besparingsoperaties in een geïndustrialiseerd land ooit doorvoeren. De Spaanse econoom Luis Garicano berekende dat de Spaanse overheid dit jaar een bedrag tussen de 53 en 64 miljard euro moet besparen. Dat is de helft meer dan de Spaanse overheid zelf verwacht. Het cijfer van die econoom houdt er rekening mee dat de economie (het BBP dus) nog meer zal krimpen door de besparingen.
“De Spaanse regering zal zoveel verpleegsters en leraars moeten ontslaan dat het resultaat een politieke opstand zal zijn”, voorspelt Wolfgang Munchau van de Financial Times.
Dat van die verpleegsters en leraars is niet uit de lucht gegrepen. Om de doelstellingen van de Europese Unie te halen, kijkt de Spaanse regering van premier Mariano Rajoy in de richting van de autonome regio’s die goed zijn voor de helft van alle overheidsuitgaven en instaan voor de scholen en de ziekenhuizen.
Het lijkt absurd om zeer drastisch te besparen op onderwijs terwijl 50,5 procent van de jongeren (van – 25) werkloos is. Het Spaanse onderwijs bevindt zich nu al in een erbarmelijke toestand: 28 procent van de jongeren verlaat de school zonder enig diploma.
De Europese leiders kiezen voor economische zelfmoord omdat ze de constructiefout in de Europese Unie en de eurozone niet willen zien. De Duitse economie die sinds 2005 keihard inzette op loonmatiging (één op zes werknemers in Duitsland verdient slechts 4 tot 6 euro per uur), kan volgens de Amerikaanse econoom Nourial Roubini een euro aan die 1,3 dollar waard is. Om competitief te zijn hebben de veel zwakkere economieën van het zuiden een euro nodig die één dollar waard is.
Het Duitse loonbeleid (en de strakke besparingsdwang) wurgt de Europese economie. Het Duitse
economische beleid en vooral dan de dalende lonen van het jongste decennium hebben de Europese crisis veroorzaakt. Dat was een van de markante vaststellingen uit het recentste jaarrapport van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de globale werkgelegenheidstrends.
Dat de veel te gulzige overheden het probleem zijn, is in het geval van Spanje onmogelijk vol te houden. Dat werd hierboven aangetoond. Toch gaat de Europese Unie verder op dat glibberige ideologische pad. Na Griekenland dreigt een tweede Zuid-Europees land in de sociale ravijn te belanden.
Twee data in de heel nabije toekomst zullen dat kaartenhuis nog meer doen wankelen. Op 6 mei zullen de Grieken de partijen die verantwoordelijk zijn voor de besparingen ongenadig afstraffen. En op 12 mei schudden de Spaanse indignados de winterslaap definitief van zich af.