De school waar ik les geef, PIBO Tongeren, organiseert ieder jaar een soort boerenbal ‘Agronacht’. Dit evenement is een heel vreemd gebeuren.
Een bal, daar wordt gedanst zou je denken. Niet dus. Moedige pogingen van enkele dapperen niet te na gesproken. De muziek staat loeihard, maar iedereen staat stil. Iedereen staat te babbelen. Wat zeg ik, in elkaars oor te roepen. Want daar komen de mensen dus voor, om vroegere klasgenoten te zien en wat bij te babbelen. Zet die muziek dan af zou je denken. Gaat niet. Er is geprobeerd met een apart café, waar praten gemakkelijker zou gaan. Resultaat: geen volk!
Als leerkracht ben je een beetje verplicht aanwezig te zijn. Leerkrachten vertegenwoordigen de school weet je wel. Het hoort dus bij mijn opdracht om mijn gehoor stuk te laten maken. Maar goed, dat is dus het kader van het gebeuren.
Met meer dan 20 jaar ervaring heb ik al heel wat jong volk zien passeren. Goed en minder goed, maar de meesten komen op hun pootjes terecht. Gesprekken met hen hebben een typisch karakter. “Nog altijd bioboer?” (Dat is eigenlijk een dubbele vraag. De combinatie boer en leraar vinden ze vreemd, bio is daarbij nog een graad erger.) Of: “Daar, mijn favoriete leraar. Die vertelde altijd mopjes in de klas.” ‘t Is om complexen te krijgen. Vertel ik een mopje om de aandacht te krijgen, is dat mopje het enige wat ze van de les onthouden hebben.
Ik geef al 10 jaar biolandbouw. Geen enkele oud-leerling is een biobedrijf gestart. Veel landbouwbedrijven gaan over van vader op zoon. De zoon kan maar in het bedrijf komen als de vader op pensioen gaat. De zoon is dan ook al van middelbare leeftijd. De meeste van mijn leerlingen die ik biolandbouw gegeven heb zijn nog niet aan een eigen bedrijf toe. Bemoedigend zijn de leerlingen die met mij komen babbelen en beginnen te filosoferen over hoe hun bedrijf er zou kunnen uitzien. Bio wordt daarbij niet uitgesloten.
Er zit misschien muziek in. Loeihard voorlopig.
Jos