We didn’t strike back (helaas)
Opinie, Nieuws, België, We Strike Back - Dimitri Van den Meerssche

We didn’t strike back (helaas)

"Blijkbaar zijn er behoorlijk wat jongeren die de ontevredenheid over de vakbonden delen. En hoe minachtend ook gedaan wordt over de sociale media, het is het geschikte kanaal gebleken om al deze stille stemmen de mogelijkheid te bieden hun signaal de wereld in te sturen", schrijft Dimitri Van den Meerssche, politiek secretaris van LVSV (liberale jongeren).

vrijdag 3 februari 2012 13:46
Spread the love

De grote staking is achter de rug. De voorbije dagen werd de schade geraamd, het overleg herstart en de open wonde ontsmet. Zoals dat traditioneel het geval is, was het maandag koppen tellen. De vakbonden tellen er (zoals verwacht) meer dan verwacht en planten nu de rode vlag op de top van het maatschappelijke debat. De werkgeversorganisaties droppen droogweg enkele cijfers. Slechts 28 procent van de bedrijven ondervond hinder, stelt Unizo, minder dan verwacht dus. Voka knikt voldaan. Die reacties hadden eigenlijk even goed een week geleden gepubliceerd kunnen worden. Wat wel enigszins verrast is dat de Standaard nadrukkelijk de conclusies van de werkgevers onderschrijft; “geen stakingsdag voor de geschiedenisboeken”, wordt geconcludeerd.

Dit alles gebeurt op basis van cijfers: wat is de economische schade? Hoeveel mensen kwamen op straat? Hoeveel zieltjes hebben de vakbonden gewonnen of verloren? Alsof dit sociaal conflict – en de enorme sociale uitdaging die de staking symboliseert – een wiskundig vraagstuk is. Optellen, vermenigvuldigen, afleiden, een beetje functieonderzoek en klaar.

Het verzuilde discours van de klassenstrijd

De politieke elite en de crême de la crême van de sociale partners verkopen zichzelf stuk voor stuk als zijnde genuanceerd, open voor dialoog, bereid tot een constructieve houding, ontzuild en bovenal ideologisch en academisch consequent. De enige reden waarom het sociaal overleg aanmoddert is dan de koppigheid van de tegenstander. De aanloop naar de staking en de conclusies van de stakingsdag vertonen echter verdomd veel tekenen van een infantiele en ongenuanceerde voorspelbaarheid, die velen ondertussen al erg normaal zijn gaan vinden. De kansarme jongere wordt met veel dramatiek uitgespeeld tegen de high potential, de arbeider tegen de patron, de linkse warmte tegen de kille liberale cijfermatigheid. Of omgekeerd: de socialistische naïviteit tegen het liberale realisme.

Wat zijn we de voorbije weken toch weer allemaal in onze oude roestige kooien gekropen. De klassenstrijd werd nog maar eens opgevoerd als perpetuum mobile van de sociale en economische realiteit. Vanuit die kooien is het helaas makkelijker blaffen dan handen reiken. Hoelang is het ondertussen geleden dat iemand nog eens iets inhoudelijks heeft gezegd over de sociaal-economische problematiek die we als land tegemoet strompelen?

We didn’t strike back

Een zelfde gevoel hield ik – helaas – over aan “We strike back!”: het initiatief van de Vooruit dat opriep tot meer nuance en diepgang in een poging om het platte voor- of tegen- verhaal te ontmantelen. Ik was, als vertegenwoordiger van de “liberale” jongeren, uitgenodigd om deel te nemen aan een panelgesprek. Het gesprek – in een poging de nuance te accentueren werd immers niet gesproken over een debat maar wel over een “talk” – begon zeer gemoedelijk. We zijn immers allen genuanceerd en constructief, remember.

Thomas Decreus, mede-organisator van de Shame betoging en politiek filosoof aan de Universiteit van Leuven, opende met een relatief sterke analyse omtrent de noodzaak van het recht te staken en het recht op vereniging in een democratische rechtstaat. Veel meer dan een esthetische relevantie viel echter niet toe te schrijven aan deze intro. Dit om de simpele reden dat niemand in het panel deze essentiële verworvenheden wilde bekampen. De discussie was dus reeds op zoek naar richting nog voor ze was begonnen.

Zelf trachtte ik dieper in te gaan op de opportuniteit en inhoud van de staking zelf, door op te werpen dat een sociale verworvenheid slechts verworven is als ze betaalbaar is. Ik confronteerde Chris Reniers (ACOD), die vorige woensdag zeer ongelukkig opmerkte dat het gebrek aan sociaal enthousiasme bij jongeren vooral een kwestie van desinteresse en apathie is, met de angst die vandaag onder jongeren leeft bij het betreden van de arbeidsmarkt en bij het bestuderen van de vergrijzingscrisis.

De onverzettelijkheid van de vakbonden in de discussie omtrent het hervormen van verschillende uit de hand gelopen sociale verworvenheden wordt bij een grote groep jongeren niet echt gesmaakt, zo merkte ik op. Een hervorming van het passieve brugpensioen naar een op maat gemaakt tewerkstellingsproject of een activering van de werkloosheidsuitkering moet toch bespreekbaar kunnen zijn, mevr. Reniers? Nee, dat is het niet. Wat volgde was een anekdotische opsomming van arbeiders die een zwaar beroep uitoefenen: aan hoogovens of aan een touwladder bij 6 beaufort. Mevr. Reniers vertegenwoordigt werknemers bij overheidsdiensten. Vanuit die positie het pensioendebat afschieten omwille van de te zware arbeidsomstandigheden is niet ernstig.

Dat andere middelen tot financiering van de sociale zekerheid mogelijk zijn? Uiteraard. Alsof ik het fiscale spinnenweb van uitzonderingen, vrijstellingen en aftrekposten toejuich. Alsof ik voorstander ben van fiscale en sociale fraude. Alsof ik het huwelijk tussen de banksector en de Europese geld- en schuldenpers omarm. De strijd tegen dit soort parasitair gedrag voeren we samen. Maar argumenteren dat het bekampen van deze sociale misdaden voldoende is om de economische crisis door te komen, de staatsschuld af te bouwen en de enorme sociale vergrijzingskosten te financieren lijkt me – om het met een cliché te zeggen – intellectueel oneerlijk.

André de Coster (KUL), toch niet de meest liberale der Belgische economen, berekende in een recente studie de kosten van de Belgische staat in de komende jaren, meer in het bijzonder de vergrijzingskost. Als we die enkel met belastinggeld willen betalen moeten we 20 procent meer belasten, stelt hij, een verschuiving van 45 naar 55 procent belastingen in verhouding tot het BBP. Mensen die hiervoor tekenen hebben niet het beste voor met ons land. Een constructieve hervorming van de passiefzijde van ons sociaal model is essentieel. Een hervorming gericht op duurzame groei, activering op de arbeidsmarkt en solidariteit. Om dit te bereiken is het echter aangeraden eerst enkele heilige koeien op stal te zetten. En dat was mevr. Reniers allerminst van plan.

Dit was echter het meest constructieve deel van het debat. Vervolgens brak een ergerlijke scheldtirade los. Dominique Willaert (Victoria Deluxe), een man voor wiens projecten ik nochtans een enorm respect heb, vond het nodig de discussie te onderbreken en op te blazen met de boodschap (vrij samengevat): “Ik weiger hier te luisteren naar die yuppie, ik ben naar het piket”. Bruisend van populistische extase richtte mr. Willaert zich vervolgens tot een medewerkster van de Vooruit (of de Wereld Morgen) om haar er op te wijzen dat de Apple computer, waarop ze haar verslag typte, gemaakt werd door “Chinezen die zich op dit moment van de gebouwen werpen”.

Ook de liberale, indoctrinerende denktanken-doctrine moest eraan geloven. Soms spelen sprekers zodanig op de man, dat ze zelfs de man missen en slechts in een wanhopige woede in het rond slaan. Willaert verliet de zaal en misliep zo de discussiesessie waarvoor hij uitgenodigd was. Als dit het discours en de discussie-ethiek weerspiegelt van links-intellectueel Vlaanderen, dan gaan we nare en bijzonder deconstructieve tijden tegemoet.

Met of zonder

Vele segmenten van onze samenleving zijn in beweging. De massale reactie op de verontwaardigde brief van Roskams, die vorige week het medialandschap kleurde, staat symbool voor een door jongeren veroorzaakte eruptie van democratie. Meer dan 12.000 stille stemmen – die geen enkele zichtbare band met het LVSV vertonen – ondertekenden een strenge aanklacht tegen het sociaal immobilisme.

Veel jongeren voelen zich ontheemd van het ouderwetse en oerconservatieve discours waar de vakbonden zich vandaag in bevinden: een discours gefundeerd op verworven rechten en de betonnering van verschillende constructies die men slechts historisch en positivistisch kan verklaren en verdedigen. Ik denk aan indexeringen waarvan iedereen met een beetje economisch vernuft inziet dat ze inflatieversterkend werken, de kloof tussen loon en productiviteit vergroten en de toegang van laaggeschoolde werklozen tot de arbeidsmarkt blokkeren. De indexering waarborgt de koopkracht niet, ze versnelt de inflatoire carrousel en symboliseert eigenlijk niet meer dan een subsidie van de werklozen aan de werkenden.

Dit is slechts één voorbeeld van de manier waarop vakbonden meer inzetten op insiders dan outsiders. Ik denk aan ons werkloosheidsbeleid dat een beleid is van melk en honing, in plaats van vorming en activering te stimuleren. Pas als we dit verwezenlijken zullen we ook op de arbeidsmarkt kunnen spreken over het aanbieden van gelijke kansen. Ik denk aan ons pensioenstelsel dat erop gericht is mensen zo snel mogelijk uit de arbeidsmarkt te zwieren, in plaats van in te zetten op loopbaanplanning en op maat gemaakte opleidingen, die ouderen niet enkel langer, maar ook op een gezonde en bevredigende manier aan het werk kunnen houden.

Blijkbaar zijn er behoorlijk wat jongeren die deze ontevredenheid delen. En hoe minachtend ook gedaan wordt over de sociale media, het is het geschikte kanaal gebleken om al deze stille stemmen de mogelijkheid te bieden hun signaal de wereld in te sturen. Thomas Decreus claimde krachtig dat communicatielijnen tussen de onderbuik van de samenleving en de ivoren torens van de macht, essentieel zijn in elke democratische rechtsstaat. Dit is waar we vorige week getuige van zijn geweest. Eindelijk worden de sociale partners ter verantwoording geroepen voor het hypothekeren van onze toekomst. Het was een luide kreet. Het was hoe democratie eruit dient te zien!

Ik wil graag afsluiten met een mooi citaat. Harry Mulisch vroeg in de ontdekking van de hemel: “Maar als de machtelozen dus in feite niets anders vereren dan hun eigen verering, alleen ontzag hebben voor hun eigen ontzag en alleen hun eigen vrees vrezen, waardoor zij tegelijk op afstand worden gehouden van de macht, wat blijft er dan over van de machtigen?” Niets, is het antwoord. In onze democratische samenleving ligt de weg naar verandering open. En verandering – geen sociale afbraak – is wat we nodig hebben. Als blijkt dat dit niet met de sociale partners kan, dan vrees ik dat het zonder zal gebeuren. Ze zijn machtig genoeg om hun eigen graad van betrokkenheid te bepalen. Vandaag is die betrokkenheid – ondanks (of misschien dankzij) de nationale staking – quasi nihil. En als het nog lang zo doorgaat, dan zullen de vakbonden – door dezelfde groepen die hen ooit groot hebben gemaakt – samen met al hun heilige koeien op stal worden gezet. Dat zou voor iedereen bijzonder jammer zijn.

Dimitri Van den Meerssche is rechtenstudent in Gent en politiek secretaris van LVSV (liberale jongeren).

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!