Welvaartstaat op het spel
Vele Belgen en Europeanen zijn kinderen van de welvaartstaat. Gelukkig maar, ze konden opgroeien zonder veel zorgen. Veruit de meesten hadden voldoende eten, een goed dak boven het hoofd, prima kleren, toegang tot gezondheidszorg, noem maar op. Ze konden studeren, heel lang zelfs, geraakten dikwijls snel aan een fatsoenlijk betaalde job, waren zeker van een inkomen om aan een of andere vorm van gezin of samenleven te beginnen of een woning te kopen, gingen graag op reis, konden genieten van tal van culturele evenementen, zagen kans om gezin en job te combineren zonder zich te veel pijn te doen, hoefden zich geen al te grote zorgen te maken voor als het leven hen minder toelachte, en ga zo maar door.
.
Wat in de huidige crisis op het spel staat, is meer en meer het overleven van die welvaartstaat. Moeten nu echt vrijwel alle burgers een of meer banken achteruit omdat de grootbankiers hun job zo slecht uitvoerden dat ze de staten verplichtten om met vele honderden miljarden euro bij te springen om de door die bankiers gegraven gaten te dichten?
Wie betaalt de prijs?
Wereldwijd zijn het in de eerste plaats werknemers die de prijs betalen. Ze betalen met hun inkomen en met hun job.
Drie jaar van financiële en economische crisis zadelen ons op met maar liefst 200 miljoen werklozen waarbij vooral jongeren zwaar zijn getroffen. Ruim anderhalf miljard werknemers die wel werk hebben, zijn echter allesbehalve zeker van hun werk, dat is een stijging met 136 miljoen sinds 2000.
Al even erg is dat 900 miljoen werknemers – en hun gezinnen – minder verdienen dan twee dollar per dag, een internationaal aanvaarde armoedegrens. Dat betekent dus dat één op drie mensen die werk zoekt, ofwel werkloos is, ofwel werk heeft maar toch arm is.
In feite is die kijk nog te optimistisch. Want in welk land kan iemand die 2,5 of zelfs 3 dollar verdient op een dag daarvan fatsoenlijk leven? Kent u zo ’n land?
Daarnaast is ook het aantal werklozen onderschat want in crisistijden raken mensen zo gefrustreerd dat ze zich minder aanbieden op de arbeidsmarkt.
Op de achtergrond speelt een fenomeen dat al dertig jaar toeslaat in tal van samenlevingen. Degenen die met werken hun boterham verdienen, krijgen een kleiner deel van de koek… degenen die van kapitaal leven, worden daarvoor beter beloond. Voeg die evolutie bij een slabakkende economie, en het wordt wel heel moeilijk om iedereen aan voldoende inkomen te helpen om te leven.
Lichtpuntje
Er zijn ook lichtpuntjes. Vooral in Latijns-Amerika en Oost-Azië groeide de werkgelegenheid, verhoogde op die manier de binnenlandse koopkracht en kon de economie daar haar voordeel mee doen.
Waar dat niet het geval is, betalen natuurlijk ook vele ondernemers voor de crisis. Na de roofoverval van de bankiers op het geld van de samenleving, van de staten en hun burgers, is immers in vele landen de koopkracht aangetast en daarmee ook de potentiële afzetmarkt voor tal van zelfstandigen, kleine en middelgrote ondernemers.
Dit fenomeen treft ook de grote bedrijven natuurlijk. Maar die voelen dat veel minder omdat ze er, net als de banken, in slagen om de factuur van de crisis door te schuiven. Ze betalen amper of geen belastingen wat hun winstcijfers meer dan goed op peil houdt.
Ook al wordt ze wat kleiner de voorbije twintig jaar, toch blijft er een immense productiviteitskloof tussen rijke en arme landen. In 2011 is de productie van een werknemer in de Europese Unie en andere rijke landen gemiddeld 72.900 dollar, in ontwikkelingslanden bedraagt het gemiddelde 13.600 dollar per werknemer.
En wat nu?
De Internationale Arbeidsorganisatie schat alvast dat er de komende tien jaar wel 600 miljoen jobs moeten bij komen om efficiënt de werkloosheid te bestrijden en werk te verschaffen voor de 40 miljoen mensen die er elk jaar netto bij komen op de arbeidsmarkt.
Zo kan men uit de sociale crisis geraken… met één belangrijke extra voorwaarde natuurlijk, namelijk dat we er tegelijkertijd in slagen om allemaal ook jobs te hebben – nieuwe en oude – die een inkomen opleveren waarmee men armoede vermijdt.
En daar wringt het schoentje. Want dat vereist dat de inkomensongelijkheid opnieuw gelijker wordt in plaats van ongelijker. Net omdat nu het omgekeerde gebeurt, is er mondiaal zoveel sociale beroering en beweging: daarom wordt er betoogd, gestaakt en bezet, in Arabische steden waar voedsel al te duur wordt, in Spanje en andere landen in Zuid-Europa waar de jeugd niet aan de bak komt, in nog meer Europese landen waar zoveel goeds van de welvaartstaat wordt bedreigd, in de Verenigde Staten en elders waar een stuitende zelfverrijking door een minieme minderheid de brandstof vormt voor Occupy.