Opinie, Nieuws, Europa, Europese president Herman Van Rompuy, Klinisch psycholoog Erik Mertens, Geluk, Welbevinden - Erik Mertens

Happiness wereldwijd

Alle wereldleiders kregen deze maand een opbeurend nieuwjaarsgeschenk van Europees president Herman Van Rompuy: 'Geluk. The World Book of Happiness'. "Daarmee wens ik u niet alleen ‘Gelukkig Nieuwjaar’, maar vraag ik u ook om geluk en welbevinden van de mensen bovenaan de politieke agenda te zetten. (…) Positief denken is niet langer voor zwevers, dromers en naïevelingen”, schrijft Van Rompuy.

woensdag 28 december 2011 15:55
Spread the love

Alle wereldleiders kregen deze maand een opbeurend nieuwjaarsgeschenk van Europees president Herman Van Rompuy: ‘Geluk. The World Book of Happiness’. (1)
“Daarmee wens ik u niet alleen ‘Gelukkig Nieuwjaar’, maar vraag ik u ook om geluk en welbevinden van de mensen bovenaan de politieke agenda te zetten. (…) Positief denken is niet langer voor zwevers, dromers en naïevelingen”, schrijft Van Rompuy in de aanbevelingsbrief. (2)

Geen crisis, maar ‘evidence based happiness’?

“Als we allemaal een poging zouden doen [om wat optimistischer te worden], dan gaat ons Bruto Nationaal Geluk er flink op vooruit”, zegt Leo Bormans (3), hoofdredacteur van het tijdschrift ‘Klasse’, uitgegeven door het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming. In 2008 publiceerde hij reeds ‘100 % positivo. Het geheim van het optimisme’. “Al wie het boek leest of naar een van mijn lezingen komt, wordt op slag 10 procent optimistischer”, zegt de auteur. (4) Summa: als we allemaal de moeite zouden doen om naar Bormans te luisteren, dan verhoogt ons BNG aanzienlijk.

In 2010 verscheen, onder zijn impuls ‘Geluk, The World Book of Happiness’, waarin 100 topexperts in de positieve psychologie hun wetenschappelijke inzichten over geluk bespreken. ‘Geluk als wetenschap’. Het is een projectiel dat de wereld rondgaat, en ligt nu dus ook onder de kerstboom van de wereldleiders.

“Voor het eerst hebben we het geluk weggehaald uit die wereld van de softheid, de religie, de filosofie. (…) Ja, het is meetbaar! Het is een wetenschap hé. Er zijn heel veel dingen waar we in geslaagd zijn ze te meten. Bijvoorbeeld pijn: daar weten we ook wel van of je veel of weinig pijn hebt. (…) We weten dat geluk voor 50 procent genetisch bepaald wordt, voor 10 procent door omstandigheden, en voor 40 procent door onze eigen inbreng en onze eigen activiteiten. (…) Het ergste wat een mens kan overkomen is dat twee pessimisten met elkaar trouwen, want dat heeft een genetisch effect van nog eens grotere pessimisten, dus het is maar best om een optimist te vinden om mee te trouwen. (…)” (5)

Akkoord, een negativo-huwelijk leidt nergens heen. Maar wat als bijvoorbeeld een positivo, die zijn optimisme met liberale argumenten onderbouwt, trouwt met een positivo die zijn optimisme met wetenschappelijke inzichten staaft? De kindjes uit het huwelijk tussen neoliberalisme en wetenschap zijn volgens mij gedoemd om nogal verwaand door het leven te gaan op zoek naar succes. Ze kunnen alleen maar wetenschap als waar op de markt verkopen, en dus zijn ze in het beste geval goede managers.

Zie je het grote doek nog waarop de wijze woorden ‘optimism is a moral duty’ (6) prijkten achter Guy Verhofstadt (Open VLD) tijdens een vernieuwingscongres van zijn partij? Zonder dat optimisme inderdaad geen vernieuwingen in de partij. Breder: zonder dat optimisme inderdaad geen vertrouwen in de globale markt, in de beurs, in de instellingen, geen economische vernieuwing, geen schepping van nieuwe welvaart, ook niet van geluk. Waar hebben de banken en de beurs een heilige schrik van? Van realisten, haastig weggezet als pessimisten. Als het vertrouwen in de zieke financiële markt niet wordt aangewakkerd, dan stort die in, en dan is het echt crisis, zelfs voor de positivo’s.

Optimisme als een morele deugd. Ik wil deze moraalfilosofische uitspraak graag mee verdedigen. La vita e bella. Maar het wordt gevaarlijk wanneer de ethiek ervan verworpen wordt en er alleen nog maar een neoliberale ideologie van het optimisme verdedigd wordt, die zich op de koop toe vereenzelvigt met een zogenaamde wetenschap van het optimisme. Dan gaat het niet meer over een moral duty, maar over een science (of moral duty). Wetenschap wordt zo van A1, van A2 en van A3 steeds meer een toverwoord in onze maatschappij. Een toverwoord dat wil onttoveren.

Herman Van Rompuy is alleszins heel gelukkig dat hij de boodschap van de ‘Movement For Happiness‘ wereldwijd kan uitdragen, “to rear the fabric of felicity by the hands of reason and of law”. (7)

Het is een nobel doel om het geluk zo goed mogelijk te verdelen. Wat kunnen we zelf en wat moet de politiek doen om het geluk te maximaliseren? Dit is een belangrijke, maar heel complexe vraag. Daarom luister ik telkens weer met stijgende verontwaardiging naar diegenen die beweren dat het antwoord op die vraag simpel is of gewoon wetenschap heet. Is het niet aanmatigend om in deze tijden van crisis te beweren dat het geluk een louter wetenschappelijke kwestie is en dat we gewoon moeten kiezen voor zoiets als ‘evidence based happiness’? (8)

‘Evidence based happiness’? … Als onbevooroordeelde geïnteresseerde leek roept het meteen zoiets op als het triviale geluk van de kleermaker in ‘Le monde et le pantalon’ van Beckett. “De klant: God heeft de wereld in zes dagen geschapen, en u, u bent nog niet in staat me een broek te maken in zes maanden”. De klant wordt er niet gelukkiger van. Maar wat is het gelukkige antwoord van de kleermaker, die uiteindelijk de broek volledig klaar heeft: “De kleermaker: Maar meneer, kijk eens naar de wereld, en kijk eens naar uw broek.” (9)

Een grap en een griezelverhaaltje

Voor mij is het geluk van de kleermaker veel evidenter dan het wetenschappelijke geluk van de topexpert in de positieve psychologie. Of ook het geluk van die Duitser in de anekdote die Lacan tijdens de eerste les van zijn seminarie over de ethiek aanhaalt. Aan een Duitse immigrant die aankomt in Amerika wordt gevraagd “Are you happy?” “Oh Yes”, antwoordt de Duitser, “I am very happy. I am really very, very happy, aber nicht glücklich!” (10)

En dan zullen de positivo’s zeggen: “ja, maar wereldwijd heeft de wetenschap aangetoond dat het ‘nicht glücklich sein‘ (of minstens toch ‘the right to sadness‘) een essentieel deel is van de ‘happiness’.” Fantastisch! Het is inderdaad toch wel echt genieten, die happiness. Maar valt dat genot samen met het weten? Of is het niet eerder de scheur in het doek van het weten?

Als we ophouden met lachen om de zogeheten pure wetenschappelijke becijfering van het geluk, dan vrees ik dat we alleen nog maar in staat zullen zijn om op een kurkdroge brutonationale manier gelukkig te zijn in een pseudowetenschappelijke droom, ver verheven boven onze reële natuur.

Misschien moeten onze politici zich nog eens buigen over het griezelverhaaltje dat Heinrich Heine in 1834 vertelde aan de Fransen om er de Duitse filosofie van Immanuel Kant mee te introduceren. Het illustreert de twee kanten van het zelfverwezenlijkingproject. ‘Causa sui’ van het geluk?

“Er gaat het verhaal”, vertelt Heine, “dat een Engelse werktuigkundige, die al de vernuftigste machines had uitgevonden, ten slotte op het idee kwam om een mens te fabriceren, wat hem uiteindelijk nog lukte ook. Het werkstuk dat hij zelf in elkaar had gezet, kon zich in ieder opzicht als een mens bewegen en gedragen en had in zijn leren borstkas zelfs een soort menselijk gevoel, dat van de gemiddelde gevoelens van de Engelsen niet eens zo heel veel verschilde. Hij kon in gearticuleerde klanken zijn gevoelens uiten.”

“Juist het geluid van die inwendige wieltjes, raspen en schroeven, dat men dan te horen kreeg, gaf die klanken een typisch Engels accent. Om kort te gaan, die automaat was een volmaakte gentleman en om helemaal een echt mens te worden had hij alleen nog een ziel nodig. Maar een ziel kon de Engelse mechanicus hem niet geven en de arme stakker, die gemerkt had wat hij miste viel zijn schepper nu dag en nacht lastig met het verzoek, hem een ziel te geven.”

“Dat verzoek werd steeds dringender herhaald en ging die kunstenaar ten slotte zo op zijn zenuwen werken, dat hij voor zijn eigen kunstwerk op de vlucht sloeg. Maar de automaat nam meteen een extra snelle postkoets, achtervolgde hem naar het vasteland en reisde voortdurend achter hem aan, krijgt hem soms te pakken en ratelt en snort hem dan in de oren: give me a soul.”

“We vinden deze twee figuren in alle landen”, zegt Heine, “en wie hun bijzondere relatie kent, begrijpt hun zonderlinge haast en angstige verslagenheid. Maar als men van die bijzondere relatie op de hoogte is, ziet men daarin ook iets algemeens, namelijk dat een deel van het Engelse volk genoeg heeft van zijn mechanisch bestaan en een ziel wenst, terwijl het andere deel uit angst voor die wens kris en kras door de wereld wordt gejaagd, maar dat ze het alle twee thuis niet kunnen uithouden.” (11)

Zo’n griezel kan je natuurlijk niet in een nieuwjaarsgeschenk verpakken. Wel een happy Fairytale Beginning. Goesting en voldoening geeft dat. Maar als ik even het ‘recht op pessimisme’ mag opeisen, dan zou ik er graag op willen wijzen dat in het opgeblazen ‘meten is weten’-sprookje een spook schuilt dat groeit met de dag dat men erin gelooft. Het sprookje bestaat eigenlijk uit niets meer dan cijfertjes, getallen en tabellen. Maar deze statistische ziel reist ons voortdurend achterna, krijgt ons vaak te pakken, en ratelt en snort in onze oren: ‘Give me a body’. En, als nu aan dat imaginatio van spindokters een body wordt gegeven, zeg maar een genot, dan zit er een ‘beast in the jungle’. En pas maar op of het heeft u te pakken, met de wetenschap als excuus.

Oneindig veel griezeliger vindt Heinrich Heine dat

“Het is afschuwelijk, als de lichamen, die we hebben geschapen een ziel willen hebben. Maar het is nog veel huiveringwekkender, afschuwelijker en griezeliger als we een ziel hebben geschapen die een lichaam van ons eist en ons met die wens achtervolgt. Zo’n ziel is de gedachte die we hebben gedacht, en ze gunt ons geen rust voor we haar een lichaam hebben gegeven. De gedachte wil daad, het woord wil vlees worden. (…)”

“Drie wegen om gelukkiger (niet gelukkig) te worden”

Het is natuurlijk met de beste bedoelingen dat onze leiders genieten van de gelukzaligheid. Maar misschien moeten ze hun droom van een maximalisatie van dat genot toch eens eerst helemaal dromen, en dan nog eens vertellen. Tot er iets heel lichts overblijft waar de harde wetenschap vanaf gevallen is, zoals bij Jean Paul: “Ik heb nimmer meer dan drie wegen kunnen ontdekken om gelukkiger (niet gelukkig) te worden. De eerste weg, die de hoogte in gaat, is: zich zo hoog boven de wolken des levens verheffen, dat men de hele uiterlijke wereld met haar wolvenkuilen, knekelhuizen en bliksemafleiders vanuit de verte, als een gekrompen kindertuintje, onder zijn voeten ziet liggen.”

“De tweede is: zich juist te laten vallen in dat tuintje en zich daar zo gezellig in een voor te nestelen dat, wanneer men vanuit zijn warme leeuweriksnest naar buiten kijkt, men eveneens geen wolvenkuilen, knekelhuizen en bliksemafleiders ontwaart, doch slechts aren, die ieder voor de nestvogel een boom vormen en een zonne- en regenscherm.”

“De derde ten slotte – die ik als de moeilijkste en meest verstandige beschouw – is, de twee andere af te wisselen. Dit wil ik de mensen nu eens goed duidelijk maken.” (12)

En vervolgens een pleidooi houden om de levenskunst vooral niet te verwetenschappelijken, want anders verwordt ze tot kitsch, net zoals het ‘geluk als wetenschap’ gewoon kitsch is en compleet verbleekt als je het legt naast het stuntelige vers van een klein kind.

Het zogenaamde wetenschappelijke geluk zal snel in onbruik raken, want het is alleen maar meetkunde en anders alleen maar een waar op de markt. De poëzie van het kleine kind niet, want die ontspringt uit een reëel lichaam, en is vormend voor het kind omdat ze als levendige ‘esprit de finesse’ vorm geeft aan iets reëels dat ontsnapt aan de meetkunde, evaluatie en controle.

En, beste wereldleider van het Bruto Internationaal Geluk

Als u dan toch het geluk politiek-economisch wil verdelen – dat is absoluut noodzakelijk en rechtvaardig en bovendien kan u niet anders, het is uw taak, u moet uiteraard meteen weer weg gaan van uw verdediging van het belang van de verbeeldingskracht, baseer u dan op een materialistische analyse van de feiten in plaats van op een zoveelste speculatie op de (geluks)beurs, want dat laatste leidt alleen maar tot armoede, filosofie van de armoede, armoede van de filosofie en heel veel reële onlusten.

Kom toch maar eens even neerploffen uit uw hoge wolk. U zal zich uiteraard meteen in een spleet verstoppen omdat u de realiteit van de overgrote meerderheid van de bevolking niet onder ogen wil of kan zien. Terug maar snel de hoogte in om ongestoord het Worldbook of Happiness te lezen en ondertussen met blij gemoed bellen te blazen om de miljardairs op onze planeet te bevredigen?

Maar laat u zich toch nog maar eens neervallen en nog eens en nog eens, dan leert u een beetje het reële tussengebied kennen. Dat zou ik genereus vinden van u. Ik meen dat zowel uw geluk als dat van de toekomstige generatie voor een groot stuk afhangt van de lessen die u trekt uit die valpartijen.

O nee, geen cynisme, allerminst, wel optimisme, maar dan gebaseerd op een aangepaste, radicaal verlichte visie. Want het neoliberalisme, begrijpt u plots, is geen wetenschap en de wetenschap is niet neoliberaal.

Erik Mertens

Erik Mertens is klinisch psycholoog.

Noten:

(1) L. Bormans, Geluk The World Book of Happiness, Lannoo, okt 2010.

(2)  http://wordoptimist.com/wp-content/uploads/2011/11/The-World-Book-of-Happiness-brief-aan-de-wereldleiders.pdf

(3)  http://www.leobormans.be/blog/boeken-voor-volwassenen/interview-over-100-positivo/

(4) “Leo Bormans maakt mensen optimistisch met boek “100% positivo. De geheimen van het geluk’”, www.nieuwsblad.be, 02.10.2008.

(5)  L. Bormans in: Babel, Radio Klara, 4 okt. 2010.

(6) Karl Popper. Over zijn liberalisme (en positivisme), zie o.a.: Dirk Verhofstadt, Het liberale testament van Karl Popper, column, Liberalis, 26 jan; 2007

(7) J. Bentham, An Introduction to the Principles of Morals and Legislation, ed. by J.H. Burns and H.L.A. Hart, University of London, 1970, p. 11.

(8)  Mark Elchardus & Wendy Smits, Het grootste geluk, LanooCampus, 2007.

(9) Samuel Beckett, Le monde et le pantalon, ed. De Minuit, Paris, 1989, p.7. Geciteerd in Jan Stuelens, Vijfhonderd jaar web. Kleine Inleiding tot de Grootsheid van het Arachnische, De Witte Raaf 62, juli-augustus 1996.

(10)  J. Lacan, Le Séminaire livre VII L’éthique de la psychanalyse, Paris, Seuil, 1986, p.22

(11) H. Heine, Religie en filosofie in Duitsland , De Arbeiderspers, Amsterdam, 1964, p.85-86.

(12) Jean Paul, Het Leven van Quintus Fixlein, Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam, 1981, p.14.

take down
the paywall
steun ons nu!