Autisme en interesses: aardrijkskunde en geschiedenis

Autisme en interesses: aardrijkskunde en geschiedenis

dinsdag 1 november 2011 12:11
Spread the love

Eerst even een waarschuwing voor u aan deze tekst begint. Deze tekst vloeit uit de pen van een pedante Asperger-autist, met een reeds jarenlange, maar ook ietwat angstwekkende fascinatie voor geografie en geschiedenis. Voor de geschiedenisstudenten onder ons (en vooral diegenen die zich professor Léon Mooren en zijn Putzger Historische Atlas herinneren): Vrouwe Geographia en Vrouwe Historia zijn tweelingzusters. Geen geschiedenis zonder begrip van de geografie. Om het in de woorden van grootmeester Fernand Braudel te zeggen: geen histoire événémentielle zonder kennis van de longue durée.

Maar goed, dat inzicht lag nog allemaal in het verschiet toen ik als driejarige kleuter (of was ik twee jaar oud?) een programma op de BRTN zag over de Europese Gemeenschap. In dat programma bezong een Nederlandse vrouw – ik geloof dat ze Anita heette – elke aflevering een ander land. In het decor van Mini-Europa zong ze wat we nu ‘plaatselijke traditionele liederen’ zouden noemen. Ik herinner me nog dat ze tijdens de aflevring over Griekenland, in het zicht van een miniatuur-Akropolis, een liedje van Nana Mouskouri ten beste bracht. Dat programma hoort bij mijn oudste herinneringen. Ik herinner me nog dat ik als driejarige eens een liedje begon te wouwelen, waarna ik vroeg aan juffrouw Christine, m’n kleuterleidster van toen: “Juffrouw, is dat Engels?”. Waarop juffrouw Christine antwoordde, zeer diplomatisch: “Ik denk het wel, Sander.”

In ieder geval, op een avond ervoer ik een schok van jewelste. Ik zag voor de eerste keer een rechthoek met verschillende kleuren erin. De kleuren waren groen, wit en oranje. Een vlag! Niet zomaar een vlag, maar die van Ierland. Dat beeld staat nog steeds op mijn netvlies gebrand. Na dat beeld werd ik bezeten door vlaggen. En mijn ouders stimuleerden dien bezetenheid nog verder. Ze kochten me als kerstcadeau een Encyclopedie van Vlaggen, van de reeks Ooggetuigen, uitgegeven door Standaard Uitgeverij in 1990. Ik was toen vier jaar oud. Twintig jaar later ben ik te weten gekomen dat ik mezelf toen als klein mannetje al een amateur-vexilloloog waande. Op die manier heb ik op de lagere school (en nog lang daarna) ook een reputatie verworven als het jongetje dat alle vlaggen en intussen ook alle hoofdsteden van de wereld pretendeerde vanbuiten te kennen. Ik begon me ook te verdiepen in nationale volksliederen via een CD-ROM met het aardrijkskundige programma World Atlas erop. Uren heb ik op dat programma naar volksiederen geluisterd (dat van Kirgizië is een aanrader, dat van Bangladesh is doodsaai. Mijn excuses hiervoor aan de grote Rabindranath Tagore, die het Bengaalse volkslied geschreven heeft. Op een huwelijksfeest van een kotgenote en goede vriendin, die trouwde met een Indiër, wist ik enkele vrienden te verbazen met het weetje dat Tagore ook de auteur is van het Indiase volkslied Jana-Gana-Mana.). Ik maakte zelfs hitparades van volksliederen. Meestal stonden Tsjaad, Botswana of Chili op nummer één. Nu kun je ze allemaal in verschillende versies op Youtube beluisteren, en ze komen me nu vrij saai voor. Maar goed, als kind vond ik het prachtig.

Zoals gezegd is in dezelfde periode mijn fascinatie voor hoofdsteden gegroeid. Op een of twee jaar tijd, kreeg ik er een stuk of drie atlassen bij, waaronder een hele hele hele grote van stevig karton van mijn peter. Dat was de eerste waarop de landen van het nieuwe Europa (ex-Sovjetunie, ex-Joegoslavië) op ingeteknde stonden. Ik begon ook alle hoofdsteden vanbuiten te leren. Waarom? Daar had ik geen idee van, ook geen directe aanleiding ervoor. Ik vond het in al mijn eigenwijze autistische pedantheid eenvoudigweg prachtig om dingen te weten die niemand anders vanbuiten kende, zelf mijn juffen en meesters op school niet. Ik was dan ook een beetje in mijn wiek geschoten toen mijn juffrouw van het vierde leerjaar, juffrouw Denise, mij in 1995 doodleuk vroeg welke de hoofdstad was van Waals-Brabant en dat het een andere hoofdstad bleek te zijn dan die welke ik dacht dat het was. De hoofdstad van Waals-Brabant is uiteraard Waver, maar nog in 1994 had juffrouw Denise ons geleerd (aangepraat?) dat het Nijvel betrof.

Hieruit komt mijn zwakte voort wanneer het op autistische kennisverwerving aankomt. De kennis over de speciale interesse is voor iemand met Asperger een houvast in een wereld die hij of zij zeer chaotisch vindt. Althans, dat zegt Tony Attwood, toch een autoriteit op het vlak van Asperger. De venerabele Hans Asperger zelf had al in 1944 zulke dingen geopperd. En dat blijkt in mijn geval ook te kloppen. Want ik begon steeds meer lijstjes te maken. Lijsten van hoofdsteden, van steden op inwonersaantal, van vlaggen, van landen op grootte en inwonersaantal, van landen op datum van onafhankelijkheid, enz. enz. Het vervelende is, dat wanneer je als zesjarige zulke dingen weet, anderen je een wonderkind, een ‘kleine professor’ (Barabas, Gobelijn) vinden. Kom je daar als veertienjarige puber mee af in een groep leeftijdsgenoten, dan vinden ze je een absolute freak. Dat heb ik aan de lijve ondervonden tijdens enkele zomerkampen van de CM waarop ik ben meegegaan als dertien- en veertienjarige. De mare dat ik alle hoofdsteden van alle landen van de wereld vanbuiten kende, verspreidde zich meestal als een lopend vuurtje over alle leden. Meestal werd dat vuurtje aangestoken door iemand die me reeds lang kende. En dan begon de ellende, tien dagen lang. “Hé Atlas, wat is de hoofdstad van Bobbejaanland?”, Wat is de hoofdstad van dit? Wat is de hoofdstad van dat? Het hield niet op. Ik heb toen een grote schaamte over mijn kennis ontwikkeld. Die kennis bleek ineens niet meer relevant. Toen pas is mij – zeer cru – duidelijk geworden hoezeer ik een buitenstaander was, of – beter – hoe vreemd anderen mij vonden.

Intussen was er nog een fascinatie voor geschiedenis bijgekomen. Ik zie die fascinatie als tegelijkertijd een verbreding en een verdieping van mijn aardrijkskundige fascinatie. Die aardrijkskundige visie op geschiedenis heb ik nog steeds. Geschiedkundige boeken die ik lees, hebben steeds een geografisch, een ‘nationaal’ uitgangspunt. Maar mijn vreemde gedragingen op interessevlak zijn dat ook: het Eurovisiesongfestival volgen, de Wereldbeker voetbal volgen. Het zijn allemaal landencompetities.

Sta me toe nu heel even erg technisch te worden over wat die speciale interesse voor een Aspergerkind betekent. De informatie die ik u nu zal geven komt uit de Hulpgids Aspergersyndroom van Tony Attwood. Hoe uit zich de speciale interesse en welke betekenis heeft ze?

  • Gillberg en Gillberg: “uitsluiting van andere activiteiten, steeds herhalen van dezelfde activiteiten, meer mechanisch dan betekenisvol” (T. Attwood, Hulpgids Aspergersyndroom, p. 205)
  • Diagnostische criteria van de DSM-IV: “Beperkte, zich herhalende en stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten […] Sterke preoccupatie met één of meer stereotiepe en beperkte patronen van belangstelling die abnormaal is in ofwel intensiteit of aandachtspunt. Duidelijk rigide vastzitten aan specifieke, niet-functionele routines of rituelen. Stereotiepe en zich herhalende motorische maniërismen. Aanhoudende preoccupatie met delen van voorwerpen (Attwood, Hulpgids, p. 205)

Volgens Tony Attwood is het moeilijk te achterhalen of deze gedragingen nu juist vasthangen aan het Aspergersyndroom zelf. Volgens hem zouden het evengoed kenmerkende gedragingen kunnen zijn van iemand die angstig is. Angststoornissen komen vaak voor bij mensen met het syndrrom van Asperger. Mijzelf hebben mijn aardrijkskundige feiten in eerste instantie een gevoel van trots gegevens, als kind dan toch. Ik herinner me dat ik geregeld in de studiezaal van mijn middelbare school lijstjes optekende met geschiedkundige feiten. Vroeg men mij als kind een tekening te maken, dan tekende ik vaak een (zelfverzonnen) landkaart. Gebeurde dat het meest wanneer ik gespannen was? Geen idee, maar nog steeds ben ik erg behept om het over mijn speciale interesses te hebben. Daar tegenover staat het besef dat de meeste mensen slecht zeer weinig interesse hebben in mijn speciale interesses. Ik vind het frustrerend om daar telkens mijn mond over te moeten houden, al begrijp ik zeer goed waarom het beter is over mijn speciale interesses te zwijgen. Als ik in een gesprek er dan toch historisch of geografisch feitenmateriaal uitflap, dan merk ik dat dat de cadans van een gesprek zeer sterk doorbreekt of het gesprek soms zelfs helemaal afbreekt. Het komt me voor dat mijn ‘oprispingen van feitenmateriaal’ als erg agressief overkomen, of in ieder geval als niet passend bij de situatie. Achteraf voel ik me dan ook schuldig over mijn ‘interventies’. Maar toch: het is ontstellend hoe diep mij historisch-geografische interesse op mijn leven ingrijpt. het bepaalt mijn muzieksmaak, de boeken die ik lees, de informatie die ik opsteek, de websites die ik bezoek, de vragen die ik stel aan mensen (“Waar?” is mijn geliefde vraagwoord, niet echt een sociaal relevant thema. In nachtwinkels vraag ik altijd geïnteresseerd waar de uitbaters vandaan komen. Mijn trainer had een stukje ‘magisch’ tropenhout bij zich. Ik vroeg hem waar het vandaan kwam. Hij antwoordde mij: “Uit de tropen”. In mijn pedante autisme neem ik met zo’n antwoord geen genoegen: ik moet precies weten waar het vandaan komt. Maar dat vinden de meeste mensen niet relevant en zelfs vervelend, wat ik ook wel begrijp.) Soms heeft het ook goede uitwerkingen. Zoals in de lessen “Geschiedenis van kolonialisme en postkolonialisme” van professor Goddeeris. Ik was de enige in de volle aula die wist welke route Ibn Battuta had afgelegd. Er heeft zich in die lessen ook eens een student die voor me zat zich naar mij omgedraaid en me bewonderend gezegd dat ik veel wist. In zulke situaties rendeert mijn kennis: ik heb zeer goede punten gehaald op dat vak.

Ik geef ook in verhouding zeer veel geld uit aan geschiedenisboeken met een aardrijkskundige inslag. Ik ben bezig van ieder Europees land een nationale geschiedenis te verzamelen. Maar het zijn kosten die ik mezelf beter zou besparen. Nog een kenmerk van autistische speciale preoccupatie. Ik ben zeer gehecht aan die boeken. Ik ben ooit eens hysterisch geworden toen een nichtje van me ooit eens mijn geliefkoosde vlaggenboek had afgepakt. Ik geloof dat ik haar toen zelfs gebeten heb. Nu ben ik slechts in (lichte) paniek wanneer ik een boek niet terugvind, al kan die paniek sterk verzwaren en uitmonden in een woede-aanval wanneer er veel belang mee is gemoeid (bijvoorbeeld schoolcursussen). Bij mij is niet de speciale interesse op zich ongewoon of ‘autistisch’, wel de sterke intensiteit waarmee ik omging met mijn interesses, mijn hoofdsteden, mijn vlaggen. Ik was persoonlijk beledigd wanneer mensen mij vroegen wat de hoofdstad van Bobbejaanland was, maar dat was juist de bedoeling van die onverlaten.

Volgens Tony Attwood biedt het verzamelen van kennis, voor mensen met Asperger houvast. Hij citeert een autistische vrouw, Carolyn, die zegt: “Feiten zijn belangrijk voor ons, omdat ze vastigheid bieden in een wereld die voortdurend verandert. Harde, koude feiten bieden geborgenheid en houvast” (Attwood, Hulpgids, p. 213). Waarom nu juist landen en hun geschiedenis bij mij zo’n houvast teweegbrengen, weet ik niet. Ach, misschien moet ik me dat ook niet afvragen. Voor mij is het soms een aangenaam tijdverdrijf. Al voel ik me daarover vaak schuldig. Enerzijds omdat ik er vaak pedant en betweterig door overkom. Anderzijds vanuit het besef dat ik mij niet op die aardrijkskunde en geschiedenis mag vastpinnen, omdat ik “betere dingen” te doen heb, bijvoorbeeld werk zoeken en sociale relaties onderhouden.

Ik heb ook geregeld geschiedenisvlagen. Dan moet ik op een bepaald moment gewoon alles weten over een bepaalde geschiedenis van een bepaald gebied. Ik heb dat al voor het prinsbisdom Luik gehad, voor Iran, en de laatste jaren steeds vaker voor Centraal- en Oost-Europese landen. Die vlagen uiten zich in het bezoeken van gespecialiseerde websites, stambomen van heersersgeslachten opstellen en ondoordachte aankoop van pocketboeken uit het buitenland in verschillende talen. (Op die manier heb ik reeds acht talen leren lezen. Trouwens: is er iemand onder u die me kan zeggen hoe ik relatief snel Pools of Tsjechisch kan leren?). Dat kost me veel tijd, energie en geld, dat ik beter in andere dingen zou investeren. Uiteraard lees ik voor het overgrote deel non-fictie en ben ik vaak pedant-ongoocheld in het aanbod geschiedenisboeken in boekwinkels en openbare bibliotheken. Soms haalde ik me een (zeldzaam) “goed geschiedenisboek” uit de bib en kopieerde ik dat helemaal. dat kost me uren tijdverlies aan het kopieerapparaat, maar aanzienlijk minder geld dan dat ik die boeken moet kopen. Om u maar te zeggen dat ik bereid ben zeer ver te gaan voor mijn speciale interesses.

take down
the paywall
steun ons nu!