Daar heb je de Antwerpenaars weer, hoor ik sommigen al zeggen. Maar neen, ook een West-Vlaams en Bargoens zakwoordenboek zagen reeds het licht, een Limburgs volgt kortelings.
Het Antwerps ontleende veel van zijn woordenschat van de talloze bezetters die het in zijn geschiedenis herbergde maar ook van handelslui en zeevaarders die hier verzeild raakten, waarschijnlijk zelfs een paar van “Jakkamakka” (over de oorsprong van dat woord wordt nog steeds getwijfeld, waarschijnlijk Jamaïca, maar het betekent “van ver”). Het verrijkte in ieder geval de taal met kleurrijke verbasteringen zoals een “sallewaase” (oorveeg, van “salueren”) of “akketaat” (zelfde betekenis, van “traktaat” ?), “verenneweere” (ruïneren).
Axl Peleman die een voorwoord schreef, haalt aan hoe zijn grootvader, vader, zoon en hijzelf elk een eigen Antwerps woord hadden voor hetzelfde (lantoor, trottoir, stoep, voetpad), wat illustreert dat de taal leeft maar langs de andere kant ook een vervlakking ondervindt door een meer doorgedreven algemeen nederlands in onderwijs en vooral ook op televisie. Mede daarom kunnen deze boekjes belangrijk zijn om weer een stukje taal-erfgoed te bewaren.
Michiels is niet de eerste die zich verdiept in de verduidelijking van het Antwerps. Jack De Graef, Eddy Van Hee, Filip Camerman, H.Smout en niet te vergeten Amand De Lattin zijn ondermeer enkele van zijn voorlopers.