Beelden die je als kind ziet, blijven je vaak je hele leven bij. Ik zie nog altijd de gestroopte konijnen bengelen in de schuur van mijn grootouders. Dat slanke witrode lijk met een kop waaruit bloed sijpelt.
Kinderen die gisteren naar het VRT-journaal keken, hebben ook iets om te onthouden. Geen klein wild, maar een mens die hevig verwond uit een rioolpijp werd gesleurd, gestompt en geslagen en die op een volgend beeld dood is. Afgemaakt met enkele kogels.
De rauwe beelden werden zonder enige waarschuwing of duiding geserveerd. Zonder spoor van verontwaardiging ook of zelfs maar ongemakkelijkheid.
De hele dag al waren de bloederige beelden met een ongeziene wellust op alle mogelijke media vertoond. Kort daarna gevolgd door een stoet van Westerse politieke leiders die opgelucht, blij of tevreden waren over de “neutralisering” (het woord dat minister De Crem voortdurend gebruikte) van de dictator Khaddafi. Vergeten waren de niet zo vervlogen tijden dat ze trots met hem op de foto prijkten.
Heb ik dan geen begrip voor volkswoede tegen een verdreven dictator? In Kinshasa werd mij ooit een foto getoond van een verkoold lijk. Een gelynchte soldaat van Mobutu die samen met enkele even dronken kompanen plunderend en verkrachtend een wijk binnengetrokken was, maar die in de handen was gevallen van inwoners.
De foto gaf een schok, maar ik kon ergens wel begrip opbrengen, ja. Begrip voor de woede van mensen die aan hun lot worden overgelaten en dan maar zelf recht laten spreken in een wetteloos land.
Maar wat in Libië gebeurde is anders. Het vluchtend konvooi van Khaddafi en enkele getrouwen werd gebombardeerd door de Navo. Resultaat: een tiental uitgebrande wagens met daarrond meer dan vijftig lijken. Khaddafi raakte gewond, maar kon ontkomen en verschuilde zich in een rioolpijp.
Het waren troepen van de National Transitional Council (NTC), de nieuwe autoriteit in Libië, die hem daar aantroffen en de klus klaarden. Een specialist die de beelden van het lijk bekeek, zegt in The New York Times dat Khaddafi afgemaakt werd met verschillende kogels in zijn hoofd die van zeer dichtbij werden afgevuurd.
Dit was dus geen spontane woede, maar een grondig uitgevoerde executie door een eenheid van de de facto nieuwe regering van Libië. Dat ze dat deden was niet eens zo verrassend. Zowel Amnesty als Human Rights Watch hadden al aangeklaagd dat de rebellen zich de voorbije maanden schuldig maakten aan oorlogsmisdaden en zware schendingen van de mensenrechten.
Dat u dat niet of slechts met mondjesmaat vernam uit de media, is evenmin verrassend. De rebellen waren simpelweg de good guys die wij steunden met onze bommen en vliegtuigen. En Khaddafi was de bad guy, ook al was hij tot kort voordien de wat excentrieke en autoritaire leider van een woestijnland waar je goed zaken mee kon doen.
De kans om de waarheid bloot te leggen is nu vervlogen. Khaddafi had voor een internationale rechtbank moeten staan. Zijn slachtoffers hadden daar recht op. Maar de waarheid zal voor alle westerse leiders die zaken met hem deden, wellicht wat te gênant geweest zijn.
Maar er werd vooral een kans gemist om het anders te doen, om te tonen dat de rebellen en hun Navo-luchtsteun (dinsdagnacht dropten de Belgische F-16’s nog bommen op het stadje Bani Walid) moreel superieur zijn aan de oude dictator.
De vreugdekreten en de hijgerige berichtgeving waren dus misplaatst. Over de manier waarop de Libische opstand eindigde, is weinig goeds te zeggen. Na wat donderdag gebeurd is, weten we dat er weinig kans is dat de inwoners van Libië het beter zullen hebben. Als ze er al geen burgeroorlog bovenop krijgen.
En de media en de politici die hun vreugde niet weg wisten te steken, hebben voor goed het recht verloren om anderen de les te spellen als er ooit nog eens in een ver land mensenrechten worden geschonden.
Donderdag konden kinderen op tv zien dat de tijd van het wilde westen met de posses, de outlaws en de lynchpartijen niet voorbij is. De 21ste eeuw was nooit zo ver weg.