Heel waarschijnlijk heerste er bij de betogers ook flink wat ongenoegen over een hele hoop andere zaken die in dit koninkrijk misliepen. Niet het minst in wat gemeenzaam ‘de politiek’ wordt genoemd. Maar toch ging deze betoging niet over politiek. In tegendeel.
Pancarten met politieke slogans waren uitdrukkelijk geweerd. De enige aanbevolen kleur was wit. Witte kleren en witte ballonnen. Indrukwekkend, dat wel. Zo indrukwekkend dat enkele betogers op het einde van hun tocht door de staten van Brussel in de salons van het koninklijk paleis werden ontvangen.
Toenmalig premier Jean-Luc Dehaene (CD&V) stelde ze daar gerust. Dezelfde meneer die ons meer dan tien jaar later zou verzekeren dat er helemaal geen sprake van was dat ze Dexia zouden opdelen en verkopen. Met een kluitje in het riet gestuurd dus. Of beter nog: leugens. Enfin, in 1996 keerden de burgers nog braaf huiswaarts waarop de loodgieters aan de slag gingen.
Er kwam een parlementaire commissie die de politieke carrière vanMarc Verwilghen (Open VLD) even een onverwachte boost bezorgde. Na maandenlang politiek getouwtrek, kregen we zelfs zowaar een octopushervorming van onze justitie en de politie.
Kortom, de beroepspolitici hadden het zaakje snel overgenomen. Dat heeft de burgers niet belet om nadien – weliswaar op kleinere schaal – her en der nog wat witte of stille betogingen te organiseren. Doorgaans tegen zinloos geweld en dit telkens naar aanleiding van de gewelddadige dood van een ongelukkige voorbijganger die zich toevallig op het verkeerde moment op de verkeerde plek bevond. Zelfs tegen de storm die onverwacht een einde maakte aan Pukkelpop werd stil en in het wit betoogd.
Wat we daar dan weer van onthouden, is dat de burgemeester van Hasselt er iets te voorbarig haar moment de gloire beleefde. Voorts hebben we recent de Shame en de Frietmanifestaties gehad. Die twee laatste weliswaar naar aanleiding van het uitblijven van een regering. Maar ook daar werden geen echte politieke statements gemaakt. Als er maar asap een regering kwam, was de boodschap.
Wat voor een regering dat moest zijn, bleek bijzaak. En zo hebben de burgers van dit moeilijke land stilaan een mooi kapitaaltje aan expertise opgebouwd in het voeren van de meest bizarre vorm van acties die men zich kan inbeelden. Inderdaad, men wil absoluut dat de dingen veranderen, maar alsjeblieft, het mag vooral niets te maken hebben met politiek.
Experts en facilitatoren
En nu, of beter, op 11 november komt er een ambitieus en groots opgezet burgerinitiatief, G1000 geheten. Voor wie alles over het opzet, de methode en het hele verloop wil weten, is er de website. Laten we ons hier beperken tot de kernidee, namelijk de deliberatieve democratie. Individuele burgers discussiëren – delibereren dus – op een bepaald, van bovenuit georganiseerd moment over zaken die hun samenleving aanbelangen.
Het is zeker niet de bedoeling dat deze deliberatieve democratie in de plaats komt van onze bestaande politieke structuren. Ze is er een aanvulling van. Kortom, de G1000 wil zich in geen geval in de plaats stellen van onze parlementen, provincieraden en gemeenteraden.
Interessant is welke burgers precies met elkaar gaan delibereren. Je kunt toch moeilijk alle 8 miljoen volwassen Belgen op hetzelfde ogenblik ergens bij elkaar brengen. Blijkt dat er 1000 Belgen door een gespecialiseerd bedrijf volgens strikt wetenschappelijke methodes geselecteerd zijn geworden. Die 1000 Belgen mag je dus zien als een exacte staalkaart van die 8 miljoen volwassen burgers. Waarover zullen ze discussiëren?
Drie vragen krijgen ze voorgelegd. Die drie vragen heeft men in hun plaats geselecteerd uit een oorspronkelijke lijst van 25 vragen. Samengevat gaan die 25 vragen over hoe onze samenleving functioneert. Zo heb je vragen als “Aan welke ethische regels moeten politici voldoen?” en “Hoe kunnen we kennis en creativiteit stimuleren als grondstof voor onze economie?” of nog “Aan welke principes en criteria moet het begrotingsbeleid beantwoorden?”
Iedereen die de website bezoekt, mag één of meerdere vragen zowel schrappen als aanvinken. Zo zal men tot de drie uiteindelijke vragen komen waarover de 1000 geselecteerde burgers zullen delibereren. Ze zullen dat in Thurn & Taxis in kleine groepjes rond vele tientallen tafels doen, telkens onder leiding van een ‘facilitator’. Die zorgt er uiteindelijk voor dat het resultaat van dat overleg naar een centrale tafel gaat. Daar zitten dan de ‘experts’ die alles verwerken.
Vindt u ook niet dat dit allemaal wel heel erg doet denken aan het klinische, laboratoriumachtige afstandelijke wereldje van de marketing, de consultancy en de opiniepeiligen? Tenslotte participeren die 1000 burgers aan een soort experiment waarvan ze de voorwaarden, de bedoeling en zelfs tot op zekere hoogte de inhoud niet zelf hebben mogen bepalen. Ze komen niet uit eigen beweging samen om te discussiëren. Ze werden daarvoor geselecteerd. Men heeft het ze gevraagd. Ze worden haast gemanaged.
Wie is bijvoorbeeld die ‘men’ die de 25 vragen heeft opgesteld? Vindt u die vragen ook niet wat al te vaag, wat algemeen? Dat kan natuurlijk niet anders als je ze wil voorleggen aan een representatieve staalkaart van de Belgische bevolking. Daar zitten immers zowel Vlaams Belangers als socialisten bij, Belgicisten en flaminganten, Walen en Vlamingen, conservatieven als progressieven, enzovoort. En vooral: ze zitten daar allemaal als louter vertegenwoordiger van zichzelf. Duizend mensen at random gekozen die geen enkele samenhang vertonen.
Apolitiek
Nochtans zou je denken dat politiek pas begint als burgers op zoek gaan naar medestanders, naar mensen die achter dezelfde ideeën en betrachtingen staan. Politiek bedrijven is toch samen opkomen voor belangen en ideeën. Dat is het nu juist. Achter dit G1000-initiatief zit zo te zien helemaal geen politiek project. Tenminste, als je bij het woord politiek in de eerste plaats aan inhoud denkt.
Als je politiek dus opvat in de geest van de Belgisch-Britse politieke filosofe Chantal Mouffe (doceert aan de Londense universiteit van Westminster, lees bijvoorbeeld haar ‘Over het politieke’, uitg. Klement-Pelckmans, 2008). Politiek is voor Mouffe in essentie een permanente botsing tussen ideeën en belangen, die uitgaat van min of meer georganiseerde burgers. Het institutionele aspect is van ondergeschikt belang.
Wat ben je met die mooi bedachte combinatie van representatieve en deliberatieve democratie als de burgers niet gewoon zijn om over de inhoud van de politiek te denken, noch de praktijk hebben ontwikkeld om erover te debatteren? Maar zelfs op 11 november, aan de tafels in Thurn & Taxis moeten die 1000 toevallig samengebrachte mensen dat op een bepaald moment aanvoelen.
Als ze bijvoorbeeld over de principes en de criteria van het begrotingsbeleid nadenken, moet elke deelnemer naargelang hij of zij links of rechts is toch tot totaal verschillende conclusies komen. Hoe gaan die facilitatoren dat oplossen? Gaan ze dat soms sturen? En wat gaan die experts aan de centrale tafels daar van maken?
Op grond van welke criteria zullen de experts drie vragen selecteren uit de oorspronkelijke 25? Als iedereen die thuis de website van G1000 opzoekt en helemaal alleen achter zijn pc de vragen die hem/haar al of niet zinnen aanklikt, dan krijg je toch niet automatisch zomaar drie vragen als eindresultaat? Welke criteria hebben die vele duizenden achter hun pc gehanteerd? In hoeverre hadden die met politiek en dus met inhoud te maken? We weten het niet, want iedereen zat met zijn allerindividueelste motivering totaal op zichzelf aangewezen, geïsoleerd achter zijn pc.
Populisme
Nog iets: waarvoor staan die 27 initiatiefnemers van de G1000 politiek gesproken? Neem bijvoorbeeld de enig echt bekende, David Van Reybrouck. Die is niet alleen de auteur van een bekroond boek over Congo. In 2008 publiceerde hij ook een pamflet, ‘Pleidooi voor populisme’ (uitg.Querido). Daarin stelt hij dat populisme niet noodzakelijk iets verwerpelijks is. Populisme vertolkt eigenlijk de wens van de gewone mensen om ook bij de politiek betrokken te worden.
Zolang populisme de grondprincipes van onze democratie respecteert, zaken als gelijkheid, vrije meningsuiting, rechtstaat, tolerantie, enzovoort, moet populisme kunnen. Vindt Van Reybrouck. En dat is zijn volste recht. Alleen is het probleem dat populisten helemaal geen zin hebben om die principes te respecteren. Anders zouden het geen populisten zijn. Als de meeste populisten zich tot nog toe door de band wél aan de regeltjes hielden, is dat gewoon omdat ze niet echt de kans zagen om er hun laars aan te vegen.
Hoewel! Geert Wilders (PVV) heeft al eens luidop gezegd dat het grondwetsartikel over de gelijkheid voor hem best mag worden afgeschaft. Wat figuren als Silvio Berlusconi, Sara Palin, Filip Dewinter en tutti quanti denken, kun je makkelijk raden. Wat wordt dat als dat ruige volkje het voor het zeggen krijgt? En valt dat populisme – hun stijl alleen al! – te verzoenen met de hooggestemde principes van de deliberatieve democratie? Hoe zullen de facilitators omgaan met de populisten aan hun tafel? Maar goed, misschien is Van Reybrouck sinds 2008 van mening veranderd.
Maar goed, ik doe mee
De G1000 heeft namelijk een interessant kantje. Er is immers ook nog de G-off. Wie wil, kan op 11 november in gelijk welke stad of dorp zelf het initiatief nemen om met mensen over politiek te delibereren. Er wordt – zo wil ik tenminste hopen – niets gemanaged. Geen selectie! Geen opgelegde vragen! Geen strak keurslijf, uitgedacht aan de tekentafel van een ‘expert’!
Gewoon een initiatief van burgers. Los van de officiële G1000. In mijn Dorp Aan De Stroom zijn een aantal burgers in gang geschoten. Ik heb me ingeschreven. Aan de G1000 heb ik 50 euro overgemaakt. Benieuwd wat er uit de bus zal komen. En vooral: wat zullen de experts er nadien mee doen? Want ook daar bestaat nogal wat onduidelijkheid over.
Koen Dille
Koen Dille is columnist en medewerker bij het Vlaams Marxistisch Tijdschrift.