Naar aanleiding van de Werelddag van Verzet tegen Extreme Armoede is het van belang om het al lang dominante ontwikkelingsidee – waarin globalisering een grote rol speelt – in vraag te stellen. Vergeten we niet al te vaak dat een alsmaar voortschrijdende globalisering heel wat mensen uit de boot laat vallen?
17 oktober is de Werelddag van Verzet tegen Extreme Armoede. Overal ter wereld – ook op verschillende plaatsen in België – komen mensen in armoede en hun bondgenoten dan op straat om de aandacht te vestigen op de armoedeproblematiek en te pleiten voor een wereld zonder armoede.
Wanneer men armoede zegt, dan denk ik spontaan aan hongerige Afrikaanse kindjes met bolstaande buikjes. Ik ben daar waarschijnlijk niet alleen in. Armoede is evenwel zeker niet alleen zwart, en leeft nog veel te frequent rondom ons, ook in België. Het lijkt een onuitroeibaar probleem, mede omdat het vaak niet als belangrijkste punt op de agenda van politici staat.
Om de armoedeproblematiek eindelijk eens te laten primeren op andere agendatopics verdient deze Werelddag veel meer aandacht en steun. Armoede moet de wereld uit geholpen worden, hoe utopisch dat ook moge klinken.
Toch wil ik hier kort pleiten voor een te vaak vergeten wereldprobleem dat parallellen vertoont met armoede maar niet hetzelfde betekent: inkomensongelijkheid. Ongelijkheid valt moeilijker te vatten in pakkende beelden. Het is veeleer een sluipend gegeven, dat dag in, dag uit het leven bepaalt van heel wat mensen, vaak dichterbij dan we ze zouden vermoeden.
Inkomensongelijkheid kent ook niet dezelfde nadrukkelijke negatieve connotatie als armoede. Wat de ene verdient – heel veel – en de andere dan weer niet, het is eigen aan onze verkrampte meritocratie om er nauwelijks graten in te willen zien. Ik geloof niet dat er iemand bestaat die niet geraakt wordt door beelden of verhalen van mensen in extreme armoede. Maar ongelijkheid is een probleem waar velen niet bij stilstaan. Of men ervaart het gewoon niet als een probleem, omdat men zelf uit de bevoordeelde groep van de bevolking komt. Inkomensongelijkheid is dus samen met én naast armoede wel degelijk een wereldprobleem.
Ongelijkheid gaat over verschillen. Verschillen in inkomen, in macht, in mogelijkheden, en breder ook over de onrechtvaardigheid die in die verschillen schuilt. Een definitie van armoede kan dan worden opgedeeld in twee delen: absolute armoede en relatieve armoede. Absolute armoede is de meest gebruikte term en betekent een tekort aan materiële middelen of geld om te voorzien in de basisbehoeften van de mens. Relatieve armoede hangt dan weer sterk af van een sociale context, waar men een tekort heeft aan middelen of geld die andere mensen in de sociale context wel bezitten. Relatieve armoede gaat dus ook over inkomensongelijkheid, maar kende in het verleden veel minder aandacht dan absolute armoede.
Robert Wade, een prominent auteur binnen het ongelijkheiddebat, vergelijkt ongelijkheid in dit verband met de opwarming van de aarde: “Growing inequality is analogous to global warming. Its effects are diffuse and long-term, and there is always something more pressing to deal with.” De verschillen en onrechtvaardigheid die in inkomensongelijkheid schuilen, blijken niet altijd even duidelijk aan de oppervlakte, vormen vaak geen pakkend thema, en worden dus vaak vergeten of genegeerd.
Het blijkt evenwel dat de onderkant van die inkomensongelijkheid wel degelijk mee in hetzelfde bad zit als de armoede, en nauw samenhangt met globalisering. Er wordt vaak gesproken over de grote voordelen van de voortschrijdende globalisering, die een grote welvaartsgroei met zich meebrengt en de wereld als maar meer met elkaar verbindt. Het lijkt alsof we allemaal hetzelfde eten, hetzelfde aandoen, en dat we elk moment van de dag in contact kunnen staan met eender wie, eender waar ter wereld. Wat vaak wordt weggelaten, is dat deze voordelen niet evenwichtig verdeeld zijn en dat door de verdere globalisering een deel van de wereldbevolking alsmaar meer achterop raakt. Ook in België is dat het geval.
Deze kritieken op het gangbare ontwikkelingsidee – waarin globalisering een belangrijke rol speelt – zijn lange tijd grotendeels beperkt gebleven tot een marginale groep mensen, en zo werd inkomensongelijkheid in de wereld heel vaak genegeerd of aan de kant geschoven ten voordele van meer ‘nijpende’ problemen.
Ik pleit hier zeker niet voor een negatie van de armoedeproblematiek ten voordele van de ongelijkheidproblematiek, verre van zelfs. Beide problemen eisen meer aandacht en een dringende oplossing. Maar de ware zwakte van het dominante ontwikkelingsidee is dat het armoedebestrijdingbeleid van bijvoorbeeld de millenniumdoelstellingen van de VN steeds wordt uitgewerkt zonder daarbij rekening te houden met inkomensongelijkheid. Op die manier worden nooit de diepere wortels van de armoede aangepakt, en wordt boven alles nooit het systeem zelf in vraag gesteld.