“In een sociaal Vlaanderen, beste collega’s, heeft iedereen een behoorlijke woning, een thuis. Daarom is sociale huisvesting een prioriteit. We bouwen nieuwe sociale woningen. Het groeipad wordt verlengd en er komen 6000 extra woningen voor gezinnen met een minder laag inkomen. Zo houden we de sociale huisvestingsmaatschappijen financieel gezond.”
Het was één van de vele goedgebekte boodschappen die de minister- president mee gaf in zijn septemberverklaring enkele weken geleden. Met het algemene principe “iedereen heeft recht op een behoorlijke woning” bewijst de minister- president lippendienst aan het ‘solidaire’, ‘warme’ Vlaanderen. Met de concrete invulling “er komen 6000 extra woningen voor gezinnen met een minder laag inkomen” wordt duidelijk dat deze regering in de feiten vooral de middenklasse dient.
Is daar iets mis mee? Neen, maar kom er dan voor uit en geef mensen die het moeilijk hebben in dit rijke Vlaanderen geen valse hoop. Want steeds meer Vlamingen hebben moeite om een behoorlijke en betaalbare woning te vinden en steeds meer Vlamingen worden uit hun huis gezet omdat ze de huur niet kunnen betalen.
Als je de cijfers ziet, hoeft dat niet te verwonderen. Tussen 2000 en 2009 stegen de huurprijzen met 30 procent. Wie huurt op de privémarkt, besteedt gemiddeld 453 euro per maand aan de ‘naakte’ huurprijs. Die huurprijs ligt 76 procent hoger dan de gemiddelde huurprijs van een sociale woning. In de steden betalen 50 procent van de huurders meer dan 40 procent van hun inkomen om een woning te huren. Steeds meer gezinnen komen in aanmerking voor een sociale woning. Maar Vlaanderen telt amper 6 procent sociale woningen. En zo komt het dat er inmiddels al 70.000 rechthebbenden op een wachtlijst te staan. Pascal De Decker berekende dat er 320.000 sociale woningen nodig zijn als we alle rechthebbenden een sociale woning willen bieden. Aan het huidige investeringstempo zouden we er over 155 jaar geraken.
Maar deze regering is (of was?) ambitieus en wil de koe bij de horens vatten.. Met het decreet Grond- en Pandenbeleid (DGP) van 27 maart 2009 wilde de Vlaamse regering het tij keren en de sociale huisvesting een nieuwe boost geven. Doelstelling: eindelijk de stap zetten van 5 naar 10 procent sociale woningen in Vlaanderen. Om dit te realiseren keek de Vlaamse regering naar de gemeenten. Elke gemeente krijgt een ‘bindend sociaal objectief’: minstens 9 procent van de woningen in de gemeente moeten sociale huur- of koopwoningen zijn.
Gemeenten willen die sociale rol vervullen, maar kiezen zelf hoe ze dit doen. Geen enkele gemeente is geïnteresseerd in de mensen die vandaag bovenaan de wachtlijsten van de sociale huisvesting staan: de alleenstaanden en de grote gezinnen. Die inwoners zijn noch fiscaal, noch electoraal interessant . De regelgeving biedt genoeg mogelijkheden om het sociaal objectief te realiseren door te investeren in sociale (koop)woningen voor de jonge hardwerkende ‘postbode’ of de senior met een klein pensioen uit de eigen gemeente.
De gemeenten of steden die hun sociaal objectief al bereikt hebben, vinden dan weer dat ze genoeg inspanningen hebben geleverd en zetten vooral in op sociale koopwoningen, de opstap voor het jonge gezin dat een woning wil verwerven.
De eerste uitvoeringscijfers bevestigen deze tendens. In 2009 was 44,73 procent van de kandidaat-huurders alleenstaand terwijl maar 24 procent van de opgeleverde woningen voor hen bestemd is. Omgekeerd bouwden de sociale huisvestingsmaatschappijen tussen 2008 en 2010 meer dan 52 procent woningen met twee kamers – gericht op een klassiek gezinnetje met één of twee kinderen.
Met het cryptische zinnetje “en er komen 6000 extra woningen voor gezinnen met een minder laag inkomen. Zo houden we de sociale huisvestingsmaatschappijen financieel gezond” maakt deze Vlaamse regering duidelijk dat ze haar sociaal-huisvestingsbeleid beleid niet gaat bijsturen, wel integendeel.
De huidige subsidies voor het bouwen van sociale woningen zijn ondermaats en dekken niet de kost van de vele extra eisen die Vlaanderen oplegt inzake comfort en energieprestatie. Sociale huisvestingsmaatschappijen slagen er daarom niet in om hun begroting in evenwicht te houden. De keuze is simpel: ofwel moet Vlaanderen een meer realistische subsidiëring uitwerken voor de bouw van de sociale woningen, ofwel moeten de maatschappijen meer huurinkomsten realiseren. De Vlaamse regering heeft haar keuze gemaakt: ze wil woningen bouwen voor de lage middenklasse, niet voor de – vaak allochtone- grote gezinnen en niet voor de behoeftige alleenstaanden. Zij blijven overgeleverd aan de private huurmarkt en kunnen amper op overheidssteun rekenen.
De sociale huisvesting in Vlaanderen zal een marginale rol blijven spelen en evolueert steeds meer naar de huisvesting voor de lagere middenklasse.
Het sociale Vlaanderen “waar iedereen een behoorlijke woning, een thuis” heeft lijkt steeds verder weg. Na de staatshervorming wordt allicht het volledige huisvestingsbeleid overgeheveld naar Vlaanderen. Dan heeft Vlaanderen alle instrumenten in handen om iedereen een betaalbare, fatsoenlijke woning te geven. Benieuwd of de wachtlijst van 70 000 dan zal slinken.
Mieke Vogels (Groen!) is Vlaams parlementslid.