Het zou fantastisch nieuws moeten zijn voor de honderden miljoenen kleine boeren in ontwikkelingslanden: hun land wordt meer waard, ze zitten op goud. “Toch zijn ze heel kwetsbaar”, zegt Toulmin, die dinsdag in Nederland was om het rapport te presenteren. “De lokale bevolking heeft vaak geen officiële landrechten. Er is vaak een kloof tussen lokaal gewoonterecht en de nationale wet. Veel land wordt collectief beheerd, maar regeringen doen of er niemand woont.”
Landverkoop is geen nieuw fenomeen, zegt Toulmin, directeur van het International Institute for Environment and Development. “Maar doordat het nu internationaal wordt, worden de machtsverschillen wel veel groter. We zien steeds meer lokale protesten hiertegen.”
Het rapport is geschreven in opdracht van het Comité voor Mondiale Voedselzekerheid van de FAO, de VN-Voedselorganisatie. Daar wordt het over twee weken officieel besproken. “Het is enorm belangrijk”, zegt Duncan Truett, co-auteur van een rapport over hetzelfde thema dat twee weken geleden werd uitgebracht door Oxfam International. “Alarmerende berichten van ngo’s kunnen door regeringen makkelijk opzij worden geschoven, maar dit is voor het eerst dat op zulk hoog niveau op een rij wordt gezet hoe groot het probleem is.”
Toenemende druk
De druk op land, en daarmee op de prijs van voedsel, zal niet meer afnemen, en waarschijnlijk zelfs toenemen, zegt Toulmin. “Er zijn alleen maar schattingen, maar het gaat om tientallen tot honderden miljoenen hectares die de afgelopen jaren in buitenlandse handen zijn gekomen. Contracten zijn vaak niet openbaar, dus het is waarschijnlijk meer. Grofweg twee derde van de deals vindt plaats in Afrika ten zuiden van de Sahara.”
Soedan heeft bijvoorbeeld grote lappen grond verkocht aan Saoedi-Arabië, om graan voor de eigen bevolking te telen. Zuid-Soedan heeft volgens berichten een half miljoen hectare verkocht aan een investeerder uit Texas. “Maar niemand weet precies hoe het met deze plannen gaat”, zegt Toulmin. “Er zijn ministers, zoals in Mali, die hele gebieden openlijk aanbieden aan bedrijven, alsof het van hen persoonlijk is. Het gaat dan niet alleen om land, maar vooral om land met water. In Mali is veel grond verkocht rond de rivier de Niger.”
Nu zijn internationale investeringen hard nodig in gebieden waar de landbouwproductiviteit te laag is, erkent Toulmin. “Het probleem is echter dat aankopen van land vaak niet leiden tot meer voedselproductie voor de omgeving. Steeds meer land wordt aangekocht om te speculeren, biobrandstoffen te verbouwen of voedsel voor een ander land te telen.”
Verjaagd
De mensen die daar wonen, moeten vaak wijken, vertelt Pruett. “In Mubenda en Kiboga, in Uganda, zijn 20.000 mensen van hun land gegooid omdat het verkocht was aan een Engels houtbedrijf. De bewoners zeggen dat ze met geweld zijn verjaagd, zonder serieuze compensatie.”
Het rapport van het Comité voor Mondiale Voedselzekerheid doet een paar aanbevelingen. Toulmin: “Die komen in feite neer op twee dingen: aan de bovenkant, bij de investeerders, moet er meer transparantie worden geëist door overheden. Aan de onderkant, bij de lokale bevolking, moet er meer tegenwicht worden opgebouwd door het gastland.” Niets mis met landverkoop, als de bewoners maar worden geïnformeerd, mogen meebeslissen en passende compensatie krijgen. “Een goed voorbeeld is Tanzania, dat dit verplicht heeft gesteld aan bedrijven die biobrandstoffen willen komen verbouwen.”
“Er wordt vaak geroepen dat overheden te zwak zijn om een goed tegenwicht te kunnen bieden”, zegt Phil Woodhouse van de Universiteit van Manchester. “Maar vaak zijn de overheden juist de grote drijvende kracht achter de verkoop. Veel politici willen hun land modern maken, zo snel mogelijk, en daar hoort grootschalige landbouw bij. De lokale bevolking staat alleen maar in de weg.”
Een voorbeeld is Ethiopië, dat de laatste tien jaar de registratie van landrechten heeft vereenvoudigd voor de mensen in de hooglanden. Maar in de lagere gebieden, waar geen landrechten zijn geregistreerd, sluit de overheid enorme deals met buitenlandse investeerders. “Er wordt neergekeken op de mensen die daar wonen. Dat wordt niet gezien als beschaving. Een sterke overheid is niet voldoende. We moeten ons vooral richten op de transparantie van contracten.”
Biobrandstoffen
Ook Europese landen kunnen iets doen, aldus Toulmin. “Laat pensioenfondsen openbaar maken wat voor beleggingen ze doen in ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld. En, heel belangrijk: stop met het stimuleren van de teelt van biobrandstoffen in ontwikkelingslanden. Dat is een van de grootste aanjagers van de huidige landkoorts.”