Op 31 maart nam de NAVO de coördinatie van de militaire campagne tegen Libië op zich onder de naam ‘Operation Unified Protector’. De NAVO-leiders stellen dat deze operatie een uitvoering is van resolutie 1973 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (17/03). Deze geeft ‘VN-leden’ het mandaat om maatregelen te nemen die burgers in Libië beschermen met een no-fly-zone en wapenembargo.
Legale vragen bij de NAVO-oorlog
Er is evenwel een grote maar. Van bij het begin maakten de NAVO-protagonisten duidelijk dat de militaire operatie zou duren tot Khadaffi van zijn troon zou zijn gestoten. In het mandaat van de VN is evenwel geen sprake van ‘regime change’. Zo bombarderen NAVO-vliegtuigen ook na de val van Tripoli nog altijd stellingen in Sirte, dat nog in handen is van Khadaffi aanhangers. Dat is een overduidelijke vorm van luchtsteun met het oog op de verovering van een stad, die in de verste verte niets te maken heeft met het beschermen van burgers.
De NAVO overtrad ook het wapenembargo door wapens te leveren aan de rebellen. Hoewel in de VN-resolutie een duidelijk verbod staat op het inzetten van grondtroepen werden Amerikaanse ‘special forces’ en CIA-teams ingezet naast speciale eenheden van Groot-Brittannië, Frankrijk, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten, dit om de rebellen te bewapenen en luchtaanvallen te coördineren.
Hoewel de VN-resolutie opent met de vraag naar een onmiddellijk staakt-het-vuren, wezen de NAVO en de rebellen een poging daartoe, vanwege een delegatie van de Afrikaanse Unie (AU), brutaal af. De NAVO-bombardementen “ondermijnden werkelijk het initiatief van de AU om met de Libische zaak om te gaan”, klaagde de Zuid-Afrikaanse president Zuma. Meer dan 200 prominente Afrikanen publiceerden op 24 augustus een brief, waarin ze “het misbruik van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties om tot regimeverandering te komen” veroordelen, evenals de “marginalisering van de Afrikaanse Unie”. Rusland, China, India, Brazilië en Indië, die allemaal in de VN-Veiligheidsraad zetelen, hebben de NAVO er meermaals van beschuldigd het VN-mandaat te schenden.
Het beweerde humanitaire belang
Voorstanders van de NAVO-operatie wuiven de legale argumenten weg door te schermen met een hoger ‘humanitair’ belang. De NAVO en haar verdedigers stellen het militair optreden graag voor als een humanitaire interventie in het kader van de ‘verantwoordelijkheid om te beschermen’ (R2P). De verschillende indicaties van dodelijke slachtoffers als gevolg van deze bombardementen, bevestigd door ooggetuigen (waarover verder meer), tonen aan dat het humanitaire argument op losse schroeven komt te staan. Het militaire optreden heeft gezorgd voor een langdurig gewapend conflict met heel veel slachtoffers en materiële schade.
Dit is niet meteen in de geest van de resolutie die formeel in eerste instantie net burgerslachtoffers moest doen vermijden. Daarenboven zijn er weinig redenen om aan te nemen dat de burgers de prioritaire bekommernis zouden zijn van de NAVO. Tot aan de vooravond van de Libische opstand onderhielden Frankrijk, Groot-Brittannië en de VS relatief goede relaties met het Khadaffi-regime, niet alleen op diplomatiek en economisch vlak, maar ook op vlak van wapenleveringen, samenwerking rond inlichtingen en de uitlevering van terreurverdachten.
Het enthousiasme waarmee de NAVO-landen participeerden aan de miljarden Euro’s dure oorlog, heeft dan ook weinig van doen met R2P, maar met een andere agenda die eigen, minder nobele belangen naar voor schuift. Controle over de Libische olie is een veel genoemde drijfveer. Libië is een belangrijke olieproducent en staat negende in de landenlijst van oliereserves.
Verschillende oliebedrijven uit NAVO-landen hebben zwaar in Libië geïnvesteerd, met inbegrip van ENI (Italië), Total (Frankrijk), Conoco-Phillips (VS) en BP (Groot-Brittannië). Bij het begin van de Libische opstand leefde de vrees dat het land in chaos zou verglijden met gevolgen voor de olie-ontginning. De militaire interventie kwam dus gelegen als stabiliserende factor. Door de samenwerking met de rebellen zitten deze olie-bedrijven nu bovendien in ‘pole’-positie voor toekomstig investeringen.
Een andere factor van belang is het militaire. De NAVO is al een tijdje in de weer om zich als mondiale actor te manifesteren. Formeel gebeurt dat ter ondersteuning van de VN, in werkelijkheid wordt de VN omzeild, door ofwel het internationaal recht en mandaten ruim te interpreteren of, als nodig, een hoger belang in te roepen. De NAVO streeft traditioneel geostrategische belangen na en komt zo in confrontatie met landen als Rusland en China.
Africom
De verovering van Tripoli past bijvoorbeeld heel goed in een strategische blauwdruk over Afrika – waar China zich sinds enkele jaren heel actief toont – van de invloedrijke conservatieve denktank Heritage Foundation. In oktober 2003 publiceerde het een bijdrage onder de titel “US military Assistance for Africa: A better solution“. Daarin stellen de auteurs voor om een militair commando voor Afrika op te richten met een focus op het gevecht tegen de terreur en waarvoor directe militaire interventie met lucht- en zeemacht noodzakelijk kan zijn als “vitale VS-belangen in het geding zijn”.
Het daarop geïnspireerde AFRICOM (United States Africa Command) dat in 2006 werd opgericht om de militaire relaties met de Afrikaanse landen te coördineren kreeg haar eerste echte gevechtsmissie met de operatie tegen Libië. AFRICOM dat nu vanuit het Duitse Stuttgart opereert is nog altijd op zoek naar een hoofdkwartier op het continent. Met het wegvallen van Khadaffi, een van de grote tegenstanders van AFRICOM, dient Libië zich nu aan als een interessante kandidaat. Alle militaire interventies van de afgelopen jaren (Kosovo, Afghanistan, Irak) gingen immers gepaard met de oprichting van militaire basissen op het veroverde grondgebied. Toen Libië nog een monarchie was, beschikten de VS over een belangrijke militaire basis net buiten Tripoli (Wheelus Air Base), waar enkele duizenden VS-soldaten gestationeerd waren.
Een ander belangrijk ‘neven’-effect is dat met het verdwijnen van Khadaffi de Amerikaanse greep op het Afrikaanse continent kan worden versterkt. Khadaffi gebruikte zijn oliewelvaart voor een politiek die niet alleen zijn invloed op het Afrikaanse continent moest vergroten, maar er ook moest voor zorgen dat de afhankelijkheid van westerse financiële instellingen zou verminderen. Zo was Tripoli volop in de weer met de oprichting van een Afrikaanse Investeringsbank (met intrestvrije leningen voor Afrikaanse landen), een Afrikaans Monetair Fonds (met zetel in Kameroen) en streefde hij naar een nieuwe Afrikaanse munt die de rol van de dollar moest verminderen. Hoe ongeliefd Khaddafi in eigen land ook mocht zijn, het maakte hem erg geliefd bij de andere Afrikaanse leiders.
De kost van de NAVO-oorlog
Het is duidelijk dat de weigering om te zoeken naar een politieke oplossing, Libië met heel wat politieke, economische, sociale en menselijke kosten opzadelt of dreigt op te zadelen.
Op politiek vlak is er winst en verlies. Maar met het verdwijnen van een repressief regime dreigt niet alleen de toename van de westerse dominantie, maar ook van politieke chaos. De opstandelingen die de macht hebben overgenomen staan bloot aan politieke en etnische rivaliteit. Hun rangen tellen zowel voormalige leden van het Khadaffi-regime, als radicale islamisten, liberale groepen en stamleden die nog altijd veel loyaliteit vertonen ten aanzien van hun herkomst.
De wijde verspreiding van wapens uit de geplunderde wapendepots van Khadaffi en het opereren van semi-autonome gewapende milities leggen een hypotheek op de toekomst van het land. Verschillende van die groepen erkennen – in weerwil van de NAVO-propaganda – de autoriteit van de Nationale Overgangsraad niet of maar gedeeltelijk. Zo vormde de opstand voor een aantal van deze milities een argument om racistische moordpartijen te plegen op zwarte zogenaamde ‘huurlingen’ die dikwijls gewoon migratie-arbeiders waren uit zuidelijke regio’s en buurlanden.
De sociaal-economische kost van deze R2P-oorlog, is evenmin te onderschatten. Zelden wordt de vraag gesteld wie de Libiërs zal beschermen op vlak van gezondheidszorg en onderwijs. Volgens de VN kent Libië veruit de hoogste ontwikkelingsindex (Human Development Index) van het Afrikaanse continent. In elk geval heeft de oorlog heel wat schade veroorzaakt aan de economische infrastructuur die niet op korte tijd zomaar te herstellen is. Irak kampt meer dan acht jaar na de invasie nog altijd met ernstige tekorten op vlak van elektriciteit en watervoorziening.
Oorlogsslachtoffers
De belangrijkste, maar ook de meest angstvallig verborgen gehouden kost, zijn de oorlogsslachtoffers. Elke dag verspreidt de NAVO gedetailleerde gegevens over het aantal uitgevoerde vluchten, de geraakte doelen, wapenembargo-activiteiten of geleverde humanitaire hulp. Over het aantal menselijke slachtoffers zwijgen de communiqués in alle talen. De gemaakte schattingen van het aantal oorlogsslachtoffers lopen dan ook ver uiteen. De Libische Nationale Overgangsraad spreekt zelf van 30.000 doden tussen 15 februari en 8 september. De VN-Mensenrechtenraad schat het aantal doden tussen de 10.000 en 15.000 (tussen 15/02 en 9/06). De Arabische nieuwszender Al Jazeera houdt het op 13.000 voor dezelfde periode.
Wie verantwoordelijk is voor welk aantal doden is nog onduidelijker. De NAVO registreert geen slachtoffers, enkel materiële doelwitten. Ze ontkent ook bijna alle berichten over gemaakte slachtoffers als gevolg van de meer dan 8.000 officiële bombardementsvluchten. Het Libische Gezondheidsbureau (van het Khadaffi-regime) sprak op 13 juli van 1.108 doden door NAVO-bommen en 4.500 gewonden. Dat cijfer is moeilijk verifieerbaar, maar er zijn wel een aantal goed gedocumenteerde incidenten.
Op 31 maart rapporteerde de bisschoppelijke Vicaris Martinelli vanuit Tripoli dat de ineenstorting van een gebouw als gevolg van een luchtaanval 40 doden maakte in het Buslim district. Hij zei ook dat een ziekenhuis werd geraakt in Misda, zuid-Tripoli. Eind juli raakte een NAVO-bom een ziekenhuis in Zlitan, in het Misrata-district met 7 doden volgens het persagentschap AP. Onder hen drie dokters. En zo zijn er verschillende berichten gedocumenteerd met film, foto, ooggetuigenverslagen, etc. Het is in elk geval pervers dat in naam van de R2P-bescherming van burgerslachtoffers tientallen doden worden gemaakt. Een groot aantal doden viel als gevolg van gewapende acties en moordpartijen door beide kampen. De Khadaffi-getrouwen waren daarbij in belangrijke mate verantwoordelijk voor ernstige oorlogsmisdaden, maar zeker niet de enigen. De R2P-operatie heeft in elk geval gezorgd voor een groot aantal doden die wellicht hadden kunnen vermeden worden bij een onderhandelde oplossing.
De (militair) financiële kost
Doorgaans liggen de officiële militaire kosten lager dan de werkelijke kosten. De Britse krant The Guardian heeft een speciale datablog geopend met allerlei cijfers over de geleverde inspanningen van elk NAVO-lid en voor Groot-Brittannië ook nog eens de kostprijs van de oorlog. Officieel kost de Libische oorlog de Britse schatkist tussen de 230 en 260 miljoen Britse pond. Maar een herberekening door een expert leidde tot een bedrag dat tot over het 1 miljard pond zou kunnen uitlopen. Een missie van een gevechtsvliegtuig bijvoorbeeld bedraagt afhankelijk van het type tussen de 35.000 en 45.000 pond, enz…
De kostprijs voor die andere belangrijke speler, Frankrijk, zou volgens de Franse Defensieminister rond de 320 miljoen euro bedragen. Een bedrag dat gemakkelijk zal worden terugverdiend zo luidt het. Volgens de Franse minister van Handel Pierre Lellouch: “Frankrijk beschikt over een kapitaal aan sympathie dat hoog gewaardeerd wordt bij de nieuwe Libische autoriteiten. Het is normaal dat Franse bedrijven daar voordeel uit zouden halen.” Volgens de Franse werkgeversorganisatie Medef is de markt voor de heropbouw in Libië 200 miljard dollar waard.
Volgens de Belgische minister van Defensie kost de oorlog in Libië aan de Belgische belastingbetaler voor de eerste drie maanden 12,3 miljoen euro, maar volgens Wouter De Vriendt van Groen! bedraagt de volledige kost 31,7 miljoen euro waarvan 25,7 miljoen voor de inzet van de 6 F-16s.
Lessen te trekken
De militaire interventie in Libië diende, zoals in elke oorlog trouwens, ook als uitstalraam voor westerse wapensystemen met bovendien argumenten om aan de druk voor besparingen op defensie te weerstaan. Het is een publiek geheim dat Frankrijk alle moeite doet om zijn Rafale gevechtsvliegtuigen aan de man te brengen. Zo poogde Parijs tot 2010 vruchteloos om de Rafale te verkopen aan het Khadaffi-regime. Tot begin dit jaar stond de Rafale bekend als het gevechtsvliegtuig dat niemand wil. Het magazine ‘Foreign Policy’ vroeg zich zelfs af of de oorlog in Libië een “advertentie voor het Dassault Rafale gevechtsvliegtuig” moest worden. In de Britse pers wordt inmiddels geopperd dat de besparingen op de Royal Navy verkeerd zijn en moeten heroverwogen worden.
NAVO-secretaris-generaal Rasmussen kondigde alvast aan dat er lessen zullen worden getrokken uit de operatie in Libië. Zo zou er werk moeten gemaakt worden van betere investeringen in bijvoorbeeld militair transport. Volgens VS-diplomaten heeft Libië dan weer aangetoond dat Europa meer moet uitgeven aan defensie. De NAVO-norm voor defensiebudgetten is 2 procent van het Nationaal Inkomen en daar zitten de meeste Europese landen ver onder. Dit zal ongetwijfeld ter sprake komen.
Ludo De Brabander is medewerker van Vrede vzw en co-auteur van het boek ‘Als de NAVO de passie preekt’ (EPO, 2009)