Anne Provoost: Als atheïst heb ik ook nood aan een stevig sermoen
Interview, Nieuws, Samenleving, Cultuur, België, Lokaal, Debat, Antwerpen, Atheïsme, Gelovigen -

Anne Provoost: Als atheïst heb ik ook nood aan een stevig sermoen

Schrijfster Anne Provoost is een atheïste met een uitgesproken mening over een aantal knelpunten in de hedendaagse samenleving. Enkele jaren geleden schreef ze het pamflet 'Beminde ongelovigen. Atheïstisch Sermoen'.

woensdag 17 augustus 2011 10:39
Spread the love

Ze woont met haar man en kinderen in oud-Borgerhout, waar het dagelijkse straatbeeld een sterk aanwezige multiculturele identiteit toont. Het wordt voornamelijk gekleurd door een grote groep allochtonen van Marokkaanse origine, die zich in het verleden in dit deel van de gemeente hebben gevestigd.

In de loop van de voorbije decennia kwam er een verrechtsing van het stemgedrag en een aangroeiende intolerantie tegenover de islam en alles wat vreemd lijkt. De auteur ziet dat als een verontrustende evolutie die gevoed wordt door onwetendheid en angst.

Kentering

“Toch maak ik me sterk dat er, binnen nog één generatie wellicht, een kentering in de mentaliteit zal komen. Mijn kinderen hebben een gemengde vriendenkring. Ze zitten nu eenmaal in klassen waarvan meer dan de helft van de leerlingen vreemde wortels heeft. Ze kijken naar hun klasgenoten zoals Amerikanen in de metropolen naar elkaar kijken: iedereen is nieuwkomer. Mijn man en ik hebben twee jaar in Amerika gewoond en de eerste vraag die een Amerikaan je bij een kennismaking stelt, is bijna altijd: ‘Where are you from?”

“Bij ons is men zich gaan generen om die vraag te stellen, omdat het lijkt alsof je zegt: ‘Wat doe jij hier?’ Als iedereen gewoon lekker door elkaar loopt, wordt het weer fijn om die vraag te stellen. Overigens vinden onze kinderen dat mijn man en ik, als ingeweken West-Vlamingen, ook veel eigenschappen van migranten hebben: we spreken met een accent, we verbazen ons over de mentaliteit van de Antwerpenaar of begrijpen zijn uitdrukkingen niet.”

Hoofddoek

“Ik volg niet het Franse model van de scheiding tussen Kerk en Staat. Het Angelsaksische is voor mij een veel beter antwoord op de nieuwe ontwikkelingen. Echte tolerantie betekent dat je de symbolen van een ander verdraagt, niet dat je ze verbiedt. Ook aan een loket vind ik het interessant om te weten wie ik tegenover me heb; liever wat te veel informatie over de ander  dan te weinig.”

“Al zou ik, als ik moslima was, wel op de barricade gaan staan om de hoofddoek af te schaffen. Ik zou aan mijn moslimzusters zeggen: laat je haren zien; je haar is het mooiste wat je hebt. Emancipatie moet van binnenuit komen. Een groep mensen van buitenaf proberen te emanciperen, werkt altijd averechts. Dus moet ik als niet-moslimvrouw, aan de moslimvrouwen de kans geven om hun strijd zelf, van binnenuit, te bevechten. Dat doe je niet met behulp van een verbod, want dan wordt het debat alleen maar onderdrukt en steekt het om de zoveel jaren weer de kop op.”

Westhoek

“Ik ben in mijn jeugd in de Westhoek nooit iemand tegengekomen die niet gelovig was, of die ervoor uit kwam dat hij ongelovig was. Zelf hield ik mijn atheïsme lange tijd verborgen, vooral omdat ik mijn oude grootmoeder wilde sparen. Door mezelf te observeren en te kijken naar hoe ik indertijd perfect met die dubbelzinnigheid kon leven, ben ik vandaag geduldig met de moslims in mijn omgeving.”

“Ik denk dat velen van hen nu in die fase zitten. Wij, seculieren, kunnen dus beter niet op de moslims staan roepen dat het allemaal sneller moet; dat heeft geen zin. De katholieken zijn van hun geloof kunnen loskomen zonder dat er iemand op zat te kijken. Die rust hebben de moslims in onze contreien vandaag niet meer. Wij zitten op hun kop, waardoor die mensen in een kramp slaan.”

Blanke mannen

“Als ik blanke mannen te keer hoor gaan over de moslimvrouw die een lapje stof op haar hoofd moet dragen omdat ze door de moslimmannen wordt onderdrukt, dan moet ik altijd glimlachen. Wanneer ik in het openbaar zwembad van de Wezemberg wil gaan zwemmen, dan word ik ook onderdrukt. Ik moet twéé lapjes stof dragen, één op iedere borst. Als ik dat niet doe, dan word ik vast door blanke mannen uit het zwembad gefloten, misschien wel bekeurd. Waarom? Omdat ik de mannen uitdaag, omdat ik ze prikkel als ik met blote borsten in Wezemberg verschijn. Als ik mijn wil doordruk en ik trek mijn bikini toch uit, dan zullen blanke mannen mij een hoer noemen.”

“De parallel met de hoofddoek is onthutsend. Ook van blanke vrouwen wordt gezegd dat wij er zelf voor kiezen om die bikini aan te houden. Voor sommige vrouwen is dat zo, voor anderen niet. Maar mogen we zelf kiezen of we hem aanhouden? Nee. Ik roep alle blanke mannen die tegen de hoofddoek zijn omdat het de vrouw onderdrukt, op om eerst met spandoeken aan de Wezemberg te gaan staan. Als ze de zaken daar op orde hebben, dan mogen ze zich weer met de hoofddoek van hun bruine broeders en zusters gaan bemoeien.”

Religiometer

“Evengoed vind ik als atheïst dat we in veel duidelijker termen met gelovigen in het algemeen, en met moslims in het bijzonder, het debat moeten aangaan over wat de verschillen nu zijn. We moeten nu al uitspellen waar we in crisissituaties zullen botsen. De religiometer die ik heb ontworpen in mijn atheïstisch pamflet, kan daar een leidraad bij zijn. Op dat meetinstrument kun je op een graadmeter van één tot tien bepalen hoe (on-)gelovig je bent. Slechts als je in de hoogste graden van gelovigheid komt, kom je met mij als atheïst potentieel in conflict.”

“Ik heb geen enkel probleem met gelovigen die een metafoor zoeken voor het onpeilbare, dat doe ik zelf ook. Mensen mogen het onpeilbare wat mij betreft gerust ‘God’ noemen; ze drukken daarmee enkel uit dat er op het onbegrijpelijke geen eenduidiger term te plakken valt. Maar het probleem tussen mij en gelovigen ontstaat wanneer een gelovige tegen mij zegt dat hij weet dat die god van hem ook een plan heeft. Hij heeft dat niet alleen met de gelovigen maar ook met mij. Hij zegt dat hij dat plan ook kent, dat God dat plan in regels en wetten heeft gegoten en dat de gelovige die goddelijke regels en wetten op zichzelf en op anderen kan en mag implementeren.”

“Ik heb geen moeite met religiositeit, ik heb moeite met de hogere graden van religiositeit. Vandaar mijn meetinstrument. Alleen dan kan ik mijn grenzen aanduiden: tot hier en niet verder, of we komen met elkaar in aanvaring. Het lijkt me erg fair om dat te doen. Ik leg als atheïst al mijn kaarten op tafel. Ik neem de tegenpartij ernstig: ik scheld niet en ik zeg niet dat ze ongelijk hebben door in een god te geloven. Wel stel ik heel duidelijk vanaf wanneer ik mijn welwillende tolerantie verlies. Dan open je het democratische debat en dan ontstaat er een wet. Je verbiedt wel de boerka en niet de hoofddoek, om een recent voorbeeld te geven.”

“Ik voel me als atheïst volstrekt niet bedreigd door een godsbeeld, wel door een god-met-een-plan. Wat als straks de wereld onder water loopt en ik omringd ben door miljarden mensen die zeggen: geen nood, dit is gewoon Gods plan? Ik wil daar met de gelovigen graag nu al over praten, niet straks, als het te laat is. Daarmee ga ik in tegen de atheïsten van de harde lijn die vinden dat je er met gelovigen niet te praten valt. Ik denk dat ik bij de eerste generatie hoor van niet-gelovigen die niet meer boos zijn op de gelovigen.”

“Ik ben opgegroeid in de jaren zeventig en ik heb nooit te maken gehad met een god die zei dat je niet mocht vrijen voor het huwelijk, of dat je mensen van hetzelfde geslacht niet mocht kussen, of dat je niet mocht masturberen. De god in mijn opvoeding hield zich met die dingen niet bezig. De god waar ik van hoorde was een Jezus-Superster met bloemen in zijn haar die zei dat hij van iedereen hield, ook van zijn vijanden. Dat helpt mij vandaag om geen rancune te voelen tegenover mijn katholieke opvoeding; allicht is dat voor mensen die wat ouder zijn helemaal anders.”

Ethiek

“Religie doet graag alsof de mens schatplichtig is aan de godsdienst, wat ethiek betreft. Ik ben er vrij zeker van dat ethiek zich ook, zoals nu, ontwikkeld zou hebben indien godsdienst er nooit was geweest. De mensen zouden evengoed volwaardige mensenrechten hebben geschreven, waar ze net als nu over zouden blijven debatteren.”

“In het verleden had je religie niet nodig om de relevante onderdelen van de Tien Geboden na te leven. Dat je niet mocht moorden of stelen en dat je respect moest hebben voor je ouders, daar zouden ze ook zonder een godsbeeld al vrij snel op uitgekomen zijn. Religie heeft natuurlijk veel gedaan om dat ethische gedachtegoed van bemin-uw-naaste-zoals-uzelf, te verspreiden, maar evengoed heeft het veel gedaan om intolerantie en vervolging te verspreiden, wat maakt dat religie voor de ontwikkeling van ons ethisch gevoel, wellicht gewoon een nuloperatie is geweest.”

Een atheïstisch sermoen

In het tweede deel van het boekje ‘Atheïstisch sermoen’, steekt Anne Provoost een echte preek af tegenover de niet-gelovigen, de atheïsten: ‘Daarin probeer ik mensen te overtuigen dat ze strijdbaarder moeten zijn in hun houding en de dingen niet op hun beloop mogen laten. Ik betoog dat er een soort van pro-actief atheïsme zou moeten ontstaan. Als je zegt: ‘ik ben atheïst’, waar sta je dan voor?”

“Wij moeten als atheïsten reageren, iedere keer dat men doet alsof naastenliefde de unique selling proposition is van religie. Atheïsten houden de naastenliefde ook hoog in het vaandel. We zouden objectievere criteria moeten zoeken voor het debat en in gesprek moeten gaan met de moslims over de vraag: hang ik, als atheïst, volgens jou aan de touwtjes van jouw god? Vind je het vreemd dat ik het lastig vind dat je op die manier naar me kijkt?”

Leesbagage

Anne Provoost kreeg in het verleden heel wat literaire prijzen, voornamelijk voor haar jeugdboeken, want haar oeuvre bevat meer boeken voor jongeren dan voor volwassenen. “Als ik ‘De arkvaarders’ nu opnieuw zou uitgeven, dan zou ik het in een volwassenenfonds doen. Het boek behandelt een Bijbels onderwerp. We moeten daarmee bij onze leerlingen niet afkomen, zeggen leraars me.”

“In de Verenigde Staten had men het boek eerst in een jeugdboekenfonds ondergebracht, maar na een paar weken is het al naar een volwassenenfonds verhuisd, omdat men toch het gevoel had dat het jongeren niet zou bereiken omdat het te complex was. Maar waar het boek verschijnt, is een zaak van de uitgever. Ik volg daar meestal de raad die zij geven. Ik ben met het schrijven bezig, niet met het ‘aan de man brengen’ van boeken.”

“Terwijl ik schrijf denk ik niet aan de leeftijd van mijn lezer, wel aan zijn leesbagage. Ik schrijf geen boeken voor mensen die voor de eerste keer in hun leven een boek vastpakken. Een boek schrijf je altijd maar voor een deel van de lezers. Dat is voor mij als schrijver een heel ontspannende gedachte. Aangezien ik geen boek kan schrijven dat voor iedereen goed is, hoef ik ook met niemand rekening te houden.”

“Ook jonge mensen zouden op hun honger blijven zitten, als we ze alleen maar boeken aanboden die aansluiten bij hun eigen leefwereld. Er zijn genoeg jongeren die op zoek zijn naar vervreemding. Ik ga een beetje uit van wat ik zelf wil als ik lees. Ik ben niet geïnteresseerd in literatuur waarin ik alleen maar mezelf kan herkennen. Ik wil een tik op mijn kop krijgen. Ik schrijf voor lezers die dit ook zo willen ervaren. Het verlangen naar dat soort leeservaring staat los van leeftijd.”
 

Anne Provoost – Beminde ongelovigen – Uitgeverij Querido, 48 pagina’s – Prijs: € 6,95 – WPG Uitgevers – cb@wpg.be 

Je kan het pamflet ook online bekijken: 

http://www.anneprovoost.be/nl/pmwiki.php/BemindeOngelovigen/BemindeOngelovigen

(Dit interview werd afgenomen in maart 2010 en verscheen in het ledenblad van het Humanistisch Verbond. Voor de Wereld Morgen.be werd het intervieuw in samenspraak met Anne Provoost geactualiseerd)
 

take down
the paywall
steun ons nu!