Leden van de FARC (Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia), de linkse guerrillagroep die al jaren strijd levert met regeringstroepen, hebben Zhau Hong, Yang Jing en Tang Guo Fu op 7 juni ontvoerd in het Caguánbekken in het zuiden van het land.
De drie Chinezen werken voor Emerald Energy, een filiaal van het Chinese oliebedrijf Sinochem. Van de tolk kent men de nationaliteit nog niet.
De Amazonejungle waar men het spoor van de Chinezen bijster raakte, is moeilijk doordringbaar. De zwaar getrainde Omega-eenheid van het leger is naar de gijzelaars op zoek.
President Santos
Volgens militair analist Ariel Ávila heeft de FARC zich het laatste anderhalf jaar gereorganiseerd. “Dat is pas merkbaar geworden in augustus, toen voormalig defensieminister Juan Manuel Santos de nieuwe president van Colombia werd.” Ávila werkt voor het Observatorium voor het Gewapend Conflict van de vredesorganisatie Nuevo Arco Iris en was onlangs in de zone waar de Chinezen verdwenen.
In de zone is de rechtse paramilitaire organisatie Erpac (Ejército Revolucionario Popular Anticomunista) actief, zegt hij. Die is gecreëerd door een drugshandelaar die als “Cuchillo” bekend stond en die in december door de politie gedood is. De Erpac-paramilitairen werpen er zich op als tussenpersonen van oliebedrijven en bieden plaatselijke veiligheidsdiensten ook assistentie aan.
Grondspeculatie
Het Caguánbekken is belangrijk voor oliewinning en mijnbouw, twee motoren van de economische plannen van de president. “Er wordt grof gespeculeerd” met grond, zegt Ávila. De Erpac kocht er grond of verdreef boeren, “zoals tien jaar geleden aan de Atlantische kust gebeurd is”, een van de zwaar getroffen regio’s in het ultrarechtse offensief van destijds.
In het immense Orinoquia, waar weinig mensen wonen en de overheid bijna afwezig is, is grondeigendom niet geformaliseerd. De boeren bezitten grond maar beschikken niet over eigendomstitels.
De FARC heeft er nu het gerucht verspreid dat de oliebedrijven op komst zijn en dat die de hulp krijgen van ultrarechtse paramilitairen, zegt Ávila. De guerrillagroep vraagt daarom geld, waarmee het zijn gewapende offensief tegen de regering kan financieren.
Corruptie
De oliebronnen worden toegewezen door een overheidsagentschap, dat regelmatig een “Ronde van Colombia” organiseert. Volgens Ávila corrumpeert dat mechanisme alle lokale bestuurders in de zone, tot de inheemse leiders toe.
“Door dit proces van desinstitutionalisering zijn de FARC-rebellen opnieuw de helden voor een deel van de bevolking. De mensen waren de guerrillabeweging moe maar ze zien haar nu als een uitweg.” “In die context werpt de FARC zich op als woordvoerder van de gemeenschappen.” Ávila ziet in de ontvoering van de Chinezen “een boodschap.”
De Colombiaanse regering zegt ondertussen dat ze elk bedrijf dat geld betaalt aan de guerrillero’s het land uit zal zetten
– – – – – – – –
Auteur: Constanza Vieira