De belastinghervorming is een van de prioriteiten van Rousseff. De president heeft aangegeven dat ze de wetswijzigingen “in schijfjes” zal voorleggen aan het parlement. Haar voorganger en partijgenoot in de linkse Arbeiderspartij, Luiz Inácio Lula da Silva, probeerde er twee keer een allesomvattende hervorming door te duwen, en volgens experts was net dat de reden waarom die pogingen spaak liepen. Toch is er ook nu al kritiek te horen op het nieuwe initiatief, zelfs op de regeringsbanken in het parlement.
Concrete ontwerpen zijn er nog niet, maar volgens minister van Financiën Guido Mantega zal de regering beginnen met een vereenvoudiging van de ICMS, het ingewikkelde Braziliaanse equivalent van onze BTW die bijvoorbeeld bijna 40 procent van de prijs van een kleine auto tot ruim 80 procent van de prijs van een pakje sigaretten uitmaakt. Ook de vermindering van de inkomensbelasting zou snel aan de beurt komen. Die hervormingen zijn volgens Mantega nodig om de concurrentie met landen als India en China aan te kunnen.
Rijk land, arme burgers
De Braziliaanse staat haalde in 2010 35,13 procent van het Bruto Binnenlands Product op in de vorm van belastingen, rekent het Braziliaans Instituut voor Belastingplanning (IBPT) voor. In 2000 was dat nog maar 30,03 procent. In heel de wereld heffen volgens het IBPT maar dertien landen meer belastingen. De gemiddelde Braziliaan werkt 149 dagen om het geld te verdienen dat hij aan de staat afdraagt. Dat is ongeveer even lang als iemand uit Frankrijk, en duidelijk langer dan de doorsnee Amerikaan. Critici zeggen dat Brazilië belastingen heft als een rijk land, maar in ruil daarvoor bijzonder weinig voor zijn burgers doet.
Het IBPT pleit voor een belastinghervorming die de heffingen op consumptie verlaagt en lonen en vermogens zwaarder belast. Er zou ook gesnoeid moeten worden in het grote aantal belastingen, om het systeem te vereenvoudigen.
Het Braziliaanse belastingsysteem kan ook eerlijker. Nu betaalt de Braziliaanse middenklasse relatief gezien meer belastingen dan de rijkste burgers, terwijl de allerarmsten wel minder maar toch nog altijd stevig moeten bijdragen. Zij lijden vooral onder de hoge belastingen op goederen en diensten.
Belasting op speculatie
Over deze en andere hervormingsideeën bestaan er grote meningsverschillen tussen de regering en de oppositie en tussen vakbonden en werkgevers.
De vakbondscentrale CUT vreest dat de hervormingen niet sociaal genoeg zullen zijn. Volgens de CUT en sommige parlementsleden van de Arbeiderspartij die bij de centrale aanleunen, moeten de belastingen op lonen, onroerend goed en inkomsten uit vermogen veel progressiever worden – naarmate iemand meer verdient of bezit, zou hij of zij steeds meer belastingen moeten betalen. Het aandeel van die belastingen in de totale belastingkorf moet ook toenemen. De CUT pleit ook voor een bijzondere belasting op grote fortuinen en erfenissen en een belasting op financiële speculatie. De belastingen op industriële investeringen zouden dan weer moeten afnemen.
De werkgeversfederatie CNI wil een nog veel verdergaande belastingvermindering voor het bedrijfsleven. Ze wil onder meer af van de belastingen op kapitaalgoederen, die in landen als Chili bijvoorbeeld al helemaal verdwenen is. De werkgevers willen ook dat er iets gedaan wordt aan de “cascade van belastingen” die veel producten duur maken, en aan de exportheffingen die ook aardig aantikken.
De Conaje, een verband van jonge ondernemers, probeert 1,4 miljoen handtekeningen te verzamelen onder een voorstel aan het parlement dat belastingverlagingen en een vereenvoudiging van het belastingsysteem koppelt aan besparingen op de openbare uitgaven.