“Het komt vaak voor dat onderzoekers (M/V) onder druk worden gezet waar het maatschappelijke debat woedt”
Betreft: Het ontslag van mevrouw Barbara Van Dyck
Geachte Rector,
Geachte Leden van de Academische Raad
Beste Collega’s,
Het komt vaak voor dat onderzoekers (M/V) onder druk worden gezet wanneer ze zich op terreinen begeven waarop het maatschappelijke debat in alle hevigheid wordt gevoerd.
Ik heb dit in de loop der jaren zelf meermaals ondervonden.
Jaren geleden, in 1984, onderzochten we samen met vakbondsvertegenwoordigers het personeelsbeleid van een belangrijk distributiebedrijf. Het verslag werd gepubliceerd (1) en vond bij de directie van het bedrijf maar weinig bijval. De bedrijfsleider nam onmiddellijk contact op met het rectoraat en drong erop aan om de onderzoekers te sanctioneren. De toenmalige rector – wijlen Piet De Somer – wilde daar niet op ingaan.
Enkele jaren later onderzochten we op vraag van de Vlaamse regering de sociaal-economische leefbaarheid van Doel. De besluiten van ons onderzoek kwamen blijkbaar niet overeen met de verwachtingen van het kabinet van de toenmalige minister van Openbare Werken (Steve Stevaert).
Opnieuw werd het rectoraat (André Oosterlinck) prompt op de hoogte gesteld en onder druk gezet. Een parlementaire commissie vroeg ons om tekst en uitleg. Het rectoraat, en meer bepaald de vice-rector voor onderzoek (Prof. Debackere) steunden ons onderzoeksteam onvoorwaardelijk. Dat was zeker niet evident, aangezien dat ministerie vaak een beroep deed op de diensten van verscheidene onderzoeksteams van onze universiteit.
Het ontslag van mevrouw Van Dyck doet vrezen voor een kentering inzake de steun waarop onderzoekers kunnen rekenen wanneer ze zich in controversiële kwesties mengen.
Vandaag roept het ontslag van mevrouw Van Dyck bij mij vele vragen op over de steun waarop onderzoekers kunnen rekenen wanneer ze zich in controversiële kwesties mengen. Ik vrees dat er zich hier een belangrijke kentering aan het voltrekken is. Een hele tijd geleden verdedigde rector De Somer, naar aanleiding van het pausbezoek, vehement het recht op falen van onze instelling.
Uit ervaring weet ik hoe belangrijk het voor een onderzoeker is om op een dergelijke steun te kunnen rekenen, zeker wanneer druk wordt uitgeoefend.
Ik kan mij maar moeilijk inbeelden dat de academische overheid nu een andere koers wil varen, die nefaste gevolgen zou hebben voor de onderzoekswereld.
De laatste tijd wordt regelmatig opnieuw herinnerd aan de tijd van rector De Somer, maar iedereen weet toch dat een aantal vaccins slechts konden ontwikkeld in landen waar zwangerschapsonderbreking was toegelaten op een moment dat dit in België nog verboden was.
De universitaire overheid kan moeilijk een weg inslaan die regelrecht indruist tegen de erfenis en het gedachtegoed van rector De Somer.
Ik zou u dan ook willen vragen om de beslissing tegen mevrouw Van Dyck te herzien.
Met collegiale groet
Prof. Dr Albert Martens is ere-hoogleraar FSW KU Leuven.
(1) ADELE B., A. MARTENS, G. TORDEUR, E. VAN DER SMISSEN & G. MUELENAER (red.) (1984) Dossier Colruyt. Personeelsbeleid in een grootwarenhuis. Berchem: EPO.
(2) Leefbaarheidsstudie van Doel, een sociaal-economische analyse, in opdracht van de Vlaamse Regering (november 1999 – april 2000)