“Ik huiver wanneer academici het ontslag van een werkneemster/academica in deze precaire fase ondersteunen of goedkeuren, zelfs toejuichen”, schrijft professor Dirk Voorhoof (UGent) in een reactie.
“Er zijn duidelijk twee benaderingen mogelijk in dit discours, ze impliceren beide de klemtoon op een aantal heel verschillende waarden. Een repressieve, intimiderende aanpak met de klemtoon op de ‘aanslag op het vrije onderzoek’ of een poging om de zaken in een breder, maatschappelijk perspectief te plaatsen, waarvan de afkeuring van de vernieling van een (fractie van een) wetenschappelijk experiment deel uitmaakt. Ik verkies alvast aan een universiteit verbonden te zijn die kiest voor de tweede optie. Het debat dat is ontstaan na de actie op en rond het GGO- proefveld in Wetteren en de petitie ten voordele van Barbara Van Dyck heeft alvast de verdienste een aantal discussiepunten en reflecties die al te vaak binnen de universitaire ruimte niet tot uitdrukking komen, onder de aandacht te brengen.”
“Wie deelneemt aan een betoging/actie die ontspoort tot vernielingen, kan nog wel altijd de bescherming van de expressievrijheid (art. 10 EVRM) en het recht op betoging (art. 11 EVRM) inroepen. Men kan bestraft worden voor de vernielingen die men aanbrengt of voor geweldplegingen, voor zover dat dus in rechte bewezen is in hoofde van de betrokken personen. Men kan ook vervolgd en bestraft worden als men oproept, daadwerkelijk aanzet tot geweldpleging of het plegen van misdrijven. Dat is nog allemaal heel speculatief in het geval van Barbara Van Dyck. Het verwondert me dat de KUL-overheid daar zo probleemloos overheen stapt. Voor mij is dat wel essentieel. En ook dan nog blijft er een aspect van proportionaliteit in de sanctionering. Ontslag, meteen, in de huidige context, ik word er zelfs bang van.”