Zo slaagt ook de Argentijnse kunstenaar Jorge Macchi, die momenteel een uitgebreide tentoonstelling geniet in S.M.A.K., erin om met heel weinig heel veel te creëren, en dat zonder in formeel minimalisme of droog conceptualisme te vervallen.
Een terugkerend motief in Macchi’s werk is de sabotage van de vloeibaarheid of de voortgang. Een hele reeks werken speelt met de mogelijkheden om beweging te stremmen en een poëzie van de stilstand te creëren. Zo toont Macchi een reeks stadsplannen waar hij alle vlakjes uit heeft weggesneden, zodat er enkel nog een weefsel van straten overblijft.
Deze kaarten lijken op dissecties van steden, gereduceerd tot een web van banen, zoals een plan van de bloedbaan van een lichaam. Alleen wordt in die aderen geen bloed getransporteerd, maar verkeer, de levensadem van het kapitalisme. Tevere (2006) is een betonnen schaalmodel van de bochten waarin de loop van de Tiber zich door Rome plooit, zodat de stroom in roerloze massieve blokken op de grond rust. En voor Seascape (2006) heeft Macchi het noordelijke halfrond van een wereldkaart weggeknipt en de oceanen en zeeën over het land van het zuidelijke halfrond heen geplakt, alsof al het water van de planeet als een baksteen naar beneden is gedonderd.
Dat we Macchi zelf als saboteur achter deze werken mogen beschouwen, blijkt uit My Wave (2010), waarvoor de kunstenaar over de breedte van een wand een blauwe zee heeft geschilderd. De muur is geverfd tot op het hoogste punt dat Macchi van op de grond kon bereiken. Enkel op één punt is hij op een trapje gaan staan en kon hij een uitstulpende golf schilderen die boven de rest van het vlak uitsteekt.
Diezelfde golf heeft hij onderaan het schilderij uitgespaard op de plaats waar het trapje stond, zodat deze zee opnieuw een statische massiviteit krijgt: in plaats van uit te deinen en de wand te vullen, blijft ze zoals het beton van Tevere in de voorgeschreven houding gekromd staan. Dergelijke interventies tegen de beweging impliceren een zeker geweld vanuit de kunstenaar, die de wereld zijn wil oplegt. Maar tegelijk leggen ze ook de agressie bloot waarvan onze wereld is doordrongen. Mobiliteit, suggereert Macchi, is zelf een tirannie. Opgelegde stilstand wordt dan een rustpunt, een pauze.
Macchi’s vermogen om agressie om te buigen in poëzie – maar met een behoorlijk scherpe rand – werkt nergens zo wonderlijk als in een reeks composities met toevalsmuziek. In de video Caja de música (Music Box, 2004) kijkt de camera uit over drie rijbanen van een snelweg. Elke wagen die in beeld verschijnt, wordt begeleid door een noot, zodat het ritme van de wagens een melodie improviseert.
Op een gelijkaardige manier puurt Macchi in 12 Short Songs (2009) muziek uit de onheilstijdingen van krantentitels. Sloganeske titels over de economische en andere crises werden in kartonnen stroken geperforeerd die vervolgens door een muziekdoosje worden gedraaid. Zo ontstaat een melodie op basis van lettertekens. Het is opnieuw een volledig willekeurige manier van componeren, maar tegelijk is het ook een romantische daad van verzet: hoe erg de wereld er ook aan toe is, en hoe cynisch de media dit ook uitbuiten, Macchi maakt er muziek van.
Immanentie
De romantiek ligt besloten in de werken zelf en maakt er intrinsiek deel van uit. Hierin zien we een link met Wolfgang Tillmans, die over trapleuningen gedrapeerde jeans fotografeerde. Deze Duitse fotograaf symboliseert immers een generatie kunstenaars die volledig nieuwe accenten legt in de kunst. Waar de voorgaande decennia gedomineerd werden door het conceptuele en minimalistische, kiezen deze kunstenaars resoluut voor een esthetica van de immanentie: de betekenissen die hun werken genereren, zweven niet langer als theoretische stellingen rond alledaagse objecten – wat Arthur C.
Danto’s beroemde omschrijving van conceptuele kunst was, maar rijzen er als sluimerende gedachten uit op. Alledaagse objecten zijn nog altijd de dragers van betekenis in dit soort werk, maar de betekenis wordt in de objecten zelf ingeschreven of, zoals bij Macchi, eruit weggeknipt of door sabotage naar buiten gebracht.
Dat betekent dat kunstenaars als Macchi de band met de wereld herstellen. In vergelijking met de hoogdravende idealisten van het conceptuele heeft de nieuwe kunst een grote bescheidenheid. In plaats van hun werken ‘ontregelende’ betekenissen als evangeliën te laten torsen, werken deze kunstenaars van onderuit. Ze gebruiken de poëzie van het object om hun verhaal te vertellen. Dat verhaal is echter nog altijd kritisch en draagt onmiskenbaar de stempel van het anti-globalisme. Zo kan men in Macchi’s werk een sluimerende ondermijning lezen van de kapitalistische logica van de vooruitgang. Richard Sennett beweerde ooit dat publieke ruimte die enkel nog dient om mensen naar hun werk te brengen, wordt gereduceerd tot dode publieke ruimte. Waar enkel beweging telt, is de gedeelde wereld van de ontmoeting afgestorven. In zijn verminkte stadsplannen biedt Macchi ons de tere restanten van zo een dode ruimte, een memento mori voor de global community.
De immanentie van deze nieuwe romantiek betekent echter ook dat politieke statements niet meer de eerste en voornaamste laag van het werk vormen. Macchi communiceert niet door een nadrukkelijke boodschap uit te dragen. De melancholie van de dode ruimte wordt gesuggereerd door de poëzie van een verknipt stadsplan, door de verwoestende en onverwachte tederheid van een betonnen Tiber, of door de ambachtelijke kleinschaligheid van een muziekdoos die krantenkoppen tinkelt. De impact van het werk wordt bovendien ook waargemaakt waar de betekenis verborgen blijft: alleen al de fragiliteit en poëtische generositeit van het werk zelf brengt de boodschap over dat de wereld kwetsbaar is en dat poëzie, de muziek van het alledaagse, haar ware realiteit is. Immanentie betekent hier dat de materie er opnieuw toe doet, en dat vorm de essentie van het kunstwerk is.
In die zin realiseert werk als dat van Macchi pas echt de dialectiek van materie en betekenis die in de theorie (en de praktijk) van het conceptuele zo vaak steriel bleef. Die dialectiek heeft wezenlijk iets van een alchemie: materiële ballast wordt weggezuiverd om de essentie van het werk naar buiten te brengen (het verwijderen van materie in de stadsplannen, een krantenkop of autosnelweg die vervliegen in muziek) of het beweeglijke en immateriële wordt zwaar gemaakt om een betekenis te stollen en aanschouwelijk te maken (een betonnen Tiber, een versteende golf). Beweging en stilstand, vorm en stof, gaan steeds weer in elkaar over in een expressieve dialectiek tussen hard en zacht, object en idee, poëtische vorm en soms harde inhoud.
Licht in materie gevat
Macchi’s dialectiek tussen het harde en het efemere is misschien wel het meest indrukwekkend in de manier waarop hij in Still Song (2005) werkt met lichtpoëzie. Deze installatie bestaat uit een lege ruimte waar in het midden een discobal hangt. Normaal gezien laten de tientallen spiegeltjes op het oppervlak lichtstralen door de ruimte schieten. In Macchi’s installatie hangt de bal stil en wordt ze niet door licht beschenen.
De ruimte is egaal verlicht en op de punten op de wanden, de vloer, en het plafond waar normaal een lichtstraal zou schijnen, gaapt een brutaal zwart gat, alsof het licht zich met het geweld van een pistool door de houten wanden heeft geboord. De inversie van licht en duisternis is hier totaal. De ruimte van Still Song is een negatief van het origineel: waar normaal duisternis heerst, hangt verstrooid licht, en waar normaal lichtexplosies glinsteren, staren nu enkel zwarte gaten. Het resultaat is intens poëtisch, maar tegelijk hangt over dit werk een onheilspellende duisternis, alsof het zijn eigen licht heeft opgevreten.
Still Song is een summa van Macchi’s immanente poëzie. Het stremmen van beweging is nergens zo verontrustend gerealiseerd als in dit werk. Rondwandelen in deze ruimte is zoals rondwandelen in een ruïne van de tijd, een zandloper waar het zand uit is weggesijpeld en waar enkel het troosteloze lege glas van overblijft. Wat deze installatie zo wonderlijk maakt, is haar unheimliche trefzekerheid. Licht en schaduw omwisselen, licht en duister in elkaars plaats stellen, licht een tastbare vorm geven: het lijkt een onmogelijke queeste, de heilige graal van meerdere generaties lichtkunstenaars en donkere romantici. Maar wat niemand voor mogelijk hield, heeft Macchi hier verwezenlijkt: hij heeft licht, ruimte en tijd in materie gevat.
De tentoonstelling Jorge Macchi. Music Stands Still loopt nog tot 18 september 2011 in S.M.A.K. in Gent.
Christophe Van Eecke (1977) is filosoof, freelance publicist en auteur van Only Connect (Breda, 2011).
www.smak.be
www.christophevaneecke.be