De volksopstanden in Tunesië en Egypte hebben de angst alleen maar aangescherpt, aldus La Rue.
Regeringen en machthebbers nemen steeds vaker hun toevlucht tot het beperken van het internet. Ze maken gebruik van complexe technologie om inhoud te blokkeren, activisten en critici te identificeren en controleren en legitieme vormen van meningsuiting te bestraffen, zegt Frank La Rue, een jurist uit Guatemala.
Hij noemt de filtertechnieken van China als voorbeeld. Zo blokkeert de Chinese overheid internetpagina’s waarop de term “mensenrechten” vermeld staat. Een andere vorm van censuur is het gebruik van het strafrecht, zoals in Zuid-Korea, waar men voor laster tot zeven jaar cel kan krijgen.
Tunesië en Egypte
De recente volksopstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, vooral die in Tunesië en Egypte, “jagen de politici angst aan”, zegt La Rue. Het waren geen “internetrevoluties” maar revoluties van de inwoners van Tunesië en Egypte die gebruik hebben gemaakt van het internet, aldus de VN-rapporteur.
Via het internet kan men sneller mensenrechtenschendingen en straffeloosheid aanklagen en aan de wereld vertellen wat er gaande is. Het internet is een cruciaal instrument geworden voor het toezicht op de mensenrechten en het stimuleren van de burgerparticipatie, zegt La Rue.
Vrijheid van meningsuiting
Internet kan de vrijheid van meningsuiting alleen ten goede komen als de overheden meer inspanningen leveren om iedereen toegang tot het digitale netwerk te verlenen, zegt La Rue. Anders blijft het een instrument voor de elite en wordt de digitale kloof niet gedicht.
De wanverhouding is merkbaar in de spreiding van het aantal gebruikers. In industrielanden heeft 71,6 procent toegang tot het internet, in ontwikkelingslanden slechts 21,1 procent. De digitale kloof is het grootst in Afrika, dat slechts 9,6 internetgebruikers per 100 inwoners telt.
Frank La Rue zal bijzondere aandacht schenken aan de toegang tot internet in het rapport dat hij aan de volgende Algemene Vergadering (vanaf september) van de VN zal voorleggen.