Cultuur, Recensie, CD-bespreking, Bill Callahan -

Luisterpost: Bill Callahan – ‘Apocalypse’

Bill Callahan werd bekend onder het pseudoniem Smog in de jaren ’90. Tegenwoordig maakt hij platen onder eigen naam en is hij uitgegroeid tot één van de meesters van de alternatieve rock/folk/alt. country. Zijn nieuwste ‘Apocalypse’ weerspiegelt zijn thuisland en zijn eigen ongrijpbare gevoelens.

vrijdag 22 april 2011 09:40
Spread the love

Lang geleden, in de jaren ’90 nog, zat ik in een café in Brussel recht tegenover Bill Callahan, de Amerikaanse singer-songwriter, toen bekend als Smog. Ik vond zijn plaat ‘Red Apple Falls’ fantastisch. Ze trok zich geen barst aan van hi-fi en leek wel geschreven en gezongen door een jongere versie van Leonard Cohen. Callahan in levende lijve bleek niet echt een spraakwaterval. Nee, hij deed zijn pseudoniem alle eer aan. Later veranderde de man en die groeitocht kon men van zijn platen aflezen. Zo bleek er heel wat humor in zijn werk te steken en kon Callahan zich ook meer en meer uiten. Langzaam kwam zo het meesterwerk ‘Sometimes We Wish We Were An Eagle’ (2009) tot stand en het leek wel het eindpunt van een lang proces. We vroegen ons af hoe hij zo’n tour de force zou kunnen opvolgen. Nu is er ‘Apocalypse’ en de plaat gebruikt elementen uit zijn vroegere smog-werk en combineert die met lichtere toetsen. Een ander element is dat de plaat live in de studio – zonder overdubs – werd opgenomen en daardoor een heel los gevoel meekreeg. De zeven liedjes zelf nemen hun tijd: slechts één duurt minder dan 5 minuten.

Over de schreef

De eerste song ‘Drover’ surft op drijvende drums die het iets gejaagd geven, maar meteen word je in de plaat gezogen. Callahan klinkt zelfverzekerd en vooral geheel eigen. Het tweede nummer ‘Baby’s Breath’ presenteert zich op het eerste gehoor spartaans en duister, maar dankzij de accenten van Matt Kinsey’s elektrische gitaar en de tempoveranderingen weet ook dit liedje de aandacht vast te houden. Wel kan Callahan het niet laten om tegen het einde de gitaar even volledig over de schreef te laten gaan. Ook het lichtere ‘America!’ (met een ritmegitaarpartij die zo van bij KC & The Sunshine Band lijkt weggelopen) laat de sologitaar geheel vrij rondfladderen en hijst de humor naar boven (‘What an army!’).  

De kracht van los zand

‘Universal Applicant’ begint als een talking blues om open te bloeien tot een lentefris liedje met dwarsfluit. De kracht van Callahan ligt in het feit dat hij in zijn teksten ver van pseudopoëzie blijft. Hij is een meester van de gewone zin die door zijn selectieve, repetitieve aanpak heel apart kan klinken. Een van de hoogtepunten is ‘Riding for the feeling’. Callahan zingt in het nummer over weggaan, verdwijnen, toch klinkt het niet triest. De dwarsfluit keert terug in ‘Free’s’ een song die zo uit de sixties zou kunnen stammen, mochten er toen platen zonder studiomuzikanten gemaakt zijn. Want ook dat is een deel van de charme van deze plaat: alles hangt als los zand aan elkaar, maar toch blijft het dankzij de stem van Callahan wonderwel overeind. 

Afsluiter is ‘One Fine Morning’, een song die zich laat beluisteren als één lange aftiteling van de plaat. Het is één van de nummers waaruit de titel komt. Die titel heeft verder ook te maken met het bekende schilderij van Paul Ryan’ (‘Apocalypse at Mule Ears Peak, Big Bend National Park in West Texas’) dat op de hoes prijkt. Muzikaal is er een piano die herinnert aan de seventies countryrock van Warren Zevon of Jackson Browne en Callahan laat de typisch Amerikaanse westernsfeer lang uitdeinen tot alles over de einder verdwijnt. Puur sfeer. Of nee, hou het bij deze man gewoon op: puur.

Beoordeling: ++++

(Drag City)

Callahan speelt op 21 mei in de Theater 140.  

take down
the paywall
steun ons nu!