Nog wat vermoeid na 14 dagen Afrika Filmfestival en dan moet je het soort artikels lezen dat ene Philip Ebels publiceerde op de website van MO* op 1 april onder de titel ‘Afrikaanse film zonder publiek’. Een aprilgrap misschien?
Oppervlakkig uitgewerkte kritiek
Leuk geschreven en het lijkt op het eerste gezicht wel interessant, maar dat is het helaas niet. Wel een middelmatig rechts-liberaal discours dat, onder het voorwendsel van enige terechte, maar zeer oppervlakkig uitgewerkte kritiek (onder meer de afhankelijkheid van geldschieters), het kind met het badwater wil weggooien, zowel in Afrika als bij ons.
Dat soort semi-intellectueel discours hoor ik al jaren in cafés waar Afrikaanse tweederangscineasten en dito journalisten na een derde whiskey zich weer eens laten gaan en vooral willen aantonen hoe ‘links en progressief’ ze wel zijn.
In die cafés wordt graag een anti-Frans-jargon gebruikt om dikwijls een liberaal en rechts discours te maskeren. Eigenlijk heb je een boek nodig om tegen al dat gedoe te reageren, maar toch even dit.
Het MO-artikel staat vooreerst bol van feitelijke onjuistheden, te veel om op te sommen, maar getuigt bovenal van de zeer beperkte kennis over de Afrikaanse filmwereld van de auteur en een uitgesproken reactionaire visie op het kunstenbeleid.
Belediging voor Afrikaanse cineasten
Het stuk is een belediging voor Afrikaanse cineasten als Ousmane Sembène en Djibril Diop Mambéty. Alsof die Senegalezen zich door subsidies te aanvaarden van de ‘Fransen’ of van ‘Europa’ zouden hebben laten inpakken en ook maar één letter aan hun scenario’s zouden hebben veranderd?
Want wat staat er eigenlijk in dit artikel? Kort samengevat: schrap de subsidies aan de filmsector, want dit is toch maar promotie voor Afrikaans-Franse auteursfilms. En die auteursfilms bereiken toch geen publiek, niet in Afrika en elders ook niet.
“Want wat staat er eigenlijk in dit artikel? Kort samengevat: schrap de subsidies aan de filmsector, want dit is toch maar promotie voor Afrikaans-Franse auteursfilms”
Tegen het ‘slechte’ subsidiemodel van de Fransen en van Europa in het algemeen staat dan het ‘goede’ model van de Engelstalige landen. Uit Namibië, zo blijkt, en met natuurlijk de Nigeriaanse Nollywoodfilm als ultiem rolmodel. Iedereen in Afrika moet maar bij de lokale bedrijven geld vragen voor zijn film. Dan zal er eindelijk een publiek zijn voor de Afrikaanse films.
Het is hem uiteraard om iets heel anders te doen. Met zijn conclusie, zowel tegen het pan-Afrikaanse filmfestival Fespaco in Ouagadougou als tegen het AFF in Leuven, “de toekomst van de Afrikaanse film zou ergens in het midden kunnen liggen”, doet hij alsof hij het warm water uitvindt.
Kwaliteitsfilm versus Nollywood?
Maar hij draait in feite om de hete brij heen, terwijl het al oude debat, waarin Ebels weigert zijn nek uit te steken, van kwaliteitsfilm versus Nollywood, meer dan ooit op Fespaco werd gevoerd. Kwaliteitsfilm is trouwens – gelukkig maar – geen monopolie van het ‘Franse model’, want wat was de ijzersterke Zuid-Afrikaanse film ‘Life, Above All’ anders?
Het is goed dat er subsidies bestaan voor auteursfilm. En het is ook complete onzin om te zeggen dat je met auteursfilm geen groot publiek zouden kunnen bereiken. Van ‘Apocalyps Now’ tot ‘The Constant Gardener’, van ‘Taxi Driver’ tot ‘Rundskop’ zijn er voorbeelden te over van auteursfilms die ontzettend veel mensen hebben bereikt.
Natuurlijk er zijn auteursfilms die alleen een klein publiek bereiken. En wat dan nog? Er zijn populaire films die goed zijn en populaire films die niet om aan te zien zijn. Het enige wat telt, is de kwaliteit.
Over de rendabiliteit van filmfestivals
Eerst zegt Ebels dat Fespaco in Ouagadougou 1,7 miljoen euro subsidie krijgt om dan even later te zeggen dat ook alle andere festivals in Afrika én in België niet rendabel zijn. Wat wilt onze journalist dan? Dat alle subsidies aan die filmfestivals worden afgeschaft? Het moge duidelijk zijn: zonder subsidies bestaat er geen Fespaco, geen filmfestival van Durban, én geen Afrika Filmfestival in Leuven.
En het AFF is maar wat trots dat het ook steun krijgt van de Belgische officiële ontwikkelingssamenwerking. Dat is immers een erkenning dat het AFF ook werkt aan de verbreding van het draagvlak voor internationale solidariteit.
We zijn het zeker niet altijd eens met de opmerkingen van de DGOS-administratie, maar hun commentaren zijn door de jaren heen steeds constructief en weldoordacht geweest, wat niet kan worden gezegd van de Vlaamse subsidiegevers.
De opmerkingen die het AFF de voorbije jaren kreeg van de ‘deskundigen’ van de Adviesgroep ‘Kunsten en Erfgoed’ die de Vlaamse ministers van Cultuur adviseren …
Hier enkele uittreksels: “De leden stellen daarbij de vraag of er wel voldoende aanbod is en of het opportuun is een volledig festival te wijden aan de Afrikaanse film” (Beoordelingscommissie culturele initiatieven in het audiovisuele veld, 12 oktober 2004). “De commissie stelt vragen bij het beperkte aanbod uit het Afrikaanse continent” (12 mei 2005). Dat soort ‘experts’ bepalen dus mee het kunstenbeleid in Vlaanderen.
Geen geld van ontwikkelingssamenwerking?
Maar wat schrijft Ebels? “De industrie van de Afrikaanse kwaliteitsfilm bestaat dankzij Europees ontwikkelingsgeld, maar draagt het ook daadwerkelijk bij aan de ontwikkeling van Afrika?”
Durft hij ook te twijfelen aan de bewering dat de Vlaamse filmindustrie – die óók bestaat dankzij subsidies – daadwerkelijk bijdraagt aan de ontwikkeling van Vlaanderen? Als hij daar niet aan twijfelt, waarom dan die vraag stellen voor Afrika? Die aanval is niet licht op te nemen. Ebels wil blijkbaar de financiering vanuit ontwikkelingssamenwerking droogleggen.
“Die aanval is niet licht op te nemen. Ebels wil blijkbaar de financiering vanuit ontwikkelingssamenwerking droogleggen”
“Het probleem is dat de Afrikaanse film maar geen publiek weet te vinden, zelfs niet in Afrika.” Ebels insinueert vooreerst dat Open Doek in Turnhout of Cinema Novo in Brugge of het Afrika Filmfestival in Leuven geen publiek hebben voor Afrikaanse films.
Hij moet dringend eens van achter zijn computer vandaan komen en die Vlaamse filmfestivals bezoeken. Het AFF heeft dit jaar 9.500 bezoekers kunnen verwelkomen. Natuurlijk kan dat beter, maar het bezoekersaantal groeit elk jaar, traag maar zeker. In Brugge waren dit jaar opvallend veel Afrikaanse films in de top-10 van de publiekslievelingen.
Maar ook voor Afrika klopt zijn basisstelling totaal niet. Elke avond vanaf 18 uur is Kinshasa aan de buis gekluisterd voor programma’s van de zowat 50 televisiestations. Overal in Afrika lopen mensen storm voor filmprojecties in het kader van projecten van mobiele cinema. Die zijn er tegenwoordig in zowat in elk land. Onder meer het Belgische Africalia ondersteunt actief dergelijke projecten.
Geen publiek in Afrika?
Jongeren van Ethiopië tot Rwanda, van Senegal tot Egypte maken films en plaatsen die dan op YouTube. Als er revoluties uitbreken in sommige landen is dat mede door de beeldcultuur die er de laatste jaren is ontstaan.
In Addis Abeba worden van sommige lokaal geproduceerde films honderdduizenden dvd’s verkocht, het record is zelfs een miljoen. In Mozambique zijn er bijvoorbeeld maar een handvol grote bioscopen overgebleven, maar er zijn wel meer dan 2.000 kleine vertoningsplaatsen in de plaats gekomen waar kleine zelfstandigen films – ook Afrikaanse – vertonen.
Er is een groot publiek voor de Afrikaanse film, in België en zeker in Afrika zélf. Zowel voor een boeiende auteursfilm, als voor een interessante populaire film, geproduceerd mét subsidies als het kan, zonder subsidies als het moet.
“Er is een groot publiek voor de Afrikaanse film. Zowel voor auteursfilm, als voor de populaire film, geproduceerd mét subsidies als het kan, zonder subsidies als het moet”
PS. Als ik die heer Ebels de mond wil snoeren, zal ik hem eens vragen naar zijn favoriete Finse film. Kleine kans dat hij daar snel een antwoord op weet.
Guido Huysmans
Guido Huysmans is directeur van het Afrika Filmfestival Leuven.