Hakim is nauwelijks 16. Zijn vrienden, Rachid, Mohktar en Adel trekken zijn trui op en laten de kogelwonde op zijn rug zien. Hakim is door het oog van de naald gekropen. Hij heeft het schot van de snipers van de politieke politie overleefd. 42 andere jongeren in deze wijk hebben minder geluk gehad. Ze zijn gedood door scherpschutters op de daken rond het 7-november-plein. Hun misdaad? Ze betoogden in solidariteit met Mohamed Bouazizi, de jonge fruitverkoper die zichzelf op 17 december in Sidi Bouzid in brand stak na de zoveelste pesterij van het regime.
De geest is uit de fles
Net zoals Mohamed Bouazizi, hebben ook in Kasserine vele jongeren van de revolutie een diploma. Maar dat is niets waard, want werk is er niet en alle porieën van de maatschappij zijn verstopt door het vermolmde regime van de families Ben Ali en Trabelsi en hun vrienden uit Parijs en Washington. En dus zijn ze op straat gekomen, voor werk en inkomen. Na de brutale repressie van het regime, gesteund door Frankrijk, zijn de jongeren niet teruggekrabbeld. Wel integendeel. Bij de sociale eisen kwamen ook politieke eisen: ‘Ben Ali dégage’, vrijheid en vrijheid van organisatie. In minder dan een maand hebben de Hakim’s, Rachid’s en Adel’s hun land heroverd en de corrupte bende rond Ben Ali verdreven. “Een bevolking die wakker geworden is, is niet meer te stoppen”, zegt Selma met pretoogjes. “We hebben de geest uit de fles gehaald, en dankzij ons waait die wind vandaag ook op het Tahrir-plein in Kaïro.” Selma trekt ons mee naar het nieuwe naambordje op het plein waar alles begon. Daar staat nu, slordig geschreven, de nieuwe plaatsnaam: “het martelarenplein.” In herinnering aan een nieuwe generatie die de verstikkende bestaande orde niet langer aanvaardt. Aanvankelijk zijn ze op straat gekomen voor brood. Heel snel zijn ze gegaan voor de hele bakkerij.
Een nieuwe lente, een nieuw begin
Jarenlang hebben rechtse scherpslijpers, als Mia Doornaert, verkondigd dat de Arabische en Maghrebijnse bevolking maar komaf moest maken met “haar eigen dictators”. Zo “eigen” waren die dictators niet. Ze kregen financiële steun uit Parijs en Rome, ze kregen militaire steun uit Washington en ze werden politiek opgevangen in de ‘sociaaldemocratische internationale’ van Ségolène Royal, Elio Di Rupo en Caroline Gennez. Op het moment echter dat de bevolking het lot in eigen handen neemt en de potentaten inderdaad wandelen stuurt, zwijgen de rechtse megafonen als vermoord. De Arabische lente heeft alle stellingen over ‘botsende culturen’, en ‘tegengestelde beschavingen’ als een kaartenhuisje omver geblazen. Want kijk, honderdduizenden jongeren, syndicalisten en vrouwen komen op voor vrijheid van organisatie, voor democratische rechten en voor een echte onafhankelijkheid van hun land. Een ongeziene democratische dynamiek overspoelt onze buren aan de Middellandse Zee. Je proeft het in de straten van Kasserine, je proeft het in de straatcomités van Sousse, je proeft het in de vakbondslokalen in Tunis.
Strijden voor de revolutie
“Ja maar, hoe zal dat allemaal aflopen?”, zeggen de pessimisten van dienst. Het pessimisme en het cynisme zijn de eerste vijanden van verandering. Overal. “Wij hebben geen angst meer”, dat is zowel in Tunesië als in Egypte de brandstof van het revolutionair proces. “De belangrijkste steun die we vandaag kunnen gebruiken is niet financieel. Neen, wij willen dat zoveel mogelijk mensen naar hier komen. Dat ze zien wat hier gebeurt. En dat ze de revolutie uitdragen.”, zegt onze gastheer Hamma Hammami. Hammami is woordvoerder van de communistische partij, de PCOT, en bijzonder gerespecteerd in heel Tunesië. “De onkreukbare”, zo noemen ze hem. Omdat hij niet corrupt is. En omdat hij, ondanks zijn jarenlange verblijf in de kerkers van Ben Ali, nooit de strijdwil heeft opgegeven. “Hoe het zal aflopen, hangt af van zij die de geschiedenis maken en niet van diegenen die vanuit hun zetel zwartgallige commentaar geven”, antwoordt Hammami.
Altijd vooruit
Wij zijn geen toeschouwers, wij zijn actoren van verandering. De steun aan de Arabische lente is een zaak van ons allemaal, omdat de progressieve krachten onze steun nodig hebben. Laten we verbroederen met vakbondsdelegaties, met vrouwencomités, met mensenrechtenorganisaties en met de communistische partijen om het prille proces van democratische rechten en nationale onafhankelijkheid uit te diepen. Maar ook, en vooral, omdat wij vandaag van hen kunnen leren. Zo kunnen we onze eigen vooroordelen tegenover de Arabische wereld tegengaan. En we kunnen leren hoe een bevolking zich in beweging zet, we kunnen voelen welke kracht er mogelijk is als de geest uit de fles wordt gehaald. Jalla! Vooruit!, zo denk ik hier in het blauwbetegelde baancafé van Kasserine.