In de Arabische wereld komen mensen massaal op straat voor meer democratie. In het Westen, dat zichzelf graag als lichtbaken ziet, merken we net de omgekeerde beweging. Hier komt de vrije meningsuiting onder vuur te liggen en krimpt de democratische ruimte. Dit leidt tot een uitholling van onze vrijheden, maar geeft ook een vrijgeleide aan meer dictatoriale regimes om elke kritische stem het zwijgen op te leggen.
In de aanloop naar de klimaattop in Kopenhagen, in december 2009, betraden tien actievoerders van Greenpeace in het zog van regeringsleiders de rode loper voor het gebouw in Brussel waar de Europese top plaatsvond. Met enkele gehuurde wagens en keurig in het maatpak geraakten de tien tot hun eigen verbazing voorbij de veiligheidsdiensten, die hen geen strobreed in de weg legden.
Eenmaal op de rode loper ontvouwden de actievoerders een spandoek waarin ze de regeringsleiders opriepen doortastende klimaatmaatregelen te nemen. Kort daarop werden de tien opgepakt en twintig uur lang vastgehouden.
De reacties van politie en justitie waren fors en tegelijk absurd. Waar de persmagistraat strenge vervolgingen aankondigde (de aanklacht luidt uiteindelijk “gebruik van valse documenten”) tegen een originele actie, liet de politiewoordvoerder doodleuk het volgende optekenen: “Als we eraan gedacht zouden hebben dat iemand zo stupide zou zijn om dergelijke gevaarlijke toestanden uit te halen, was het waarschijnlijk niet gebeurd.”
Mensen met gezond boerenverstand vroegen zich terecht af hoe dit zou gelopen zijn indien het geen Greenpeaceactivisten waren geweest, maar lieden met minder vreedzame bedoelingen. Dat argument ging er bij de politie niet in. De tien hadden zogezegd “vals gespeeld” en daar hadden de politiediensten niet op gerekend. Punt aan de lijn.
Wie veiligheidsdiensten in hun hemd zet, hoeft natuurlijk niet op veel sympathie te rekenen, maar mag de juridische reactie daarom disproportioneel zijn? En volledig indruisen tegen de uitingsvrijheid en politieke mondigheid van burgers? Vreedzame activisten in de pers afschilderen als gevaarlijke terroristen om het eigen gezicht te redden, is een laakbare reactie die de democratie geen enkele dienst bewijst.
Internationale organisaties zoals Greenpeace signaleren al een hele tijd dat geweldloos protest steeds vaker een gerechtelijk staartje krijgt. Deze trend manifesteert zich wereldwijd van Canada tot Japan en dus ook in België. Verontrustend, want een al te snelle en disproportionele gerechtelijke reactie op een vreedzame actie schrikt burgers af om wanpraktijken aan de kaak te stellen of noden aan het licht te brengen.
Het feit dat een overdreven klemtoon op veiligheid de uitingsvrijheid en burgerparticipatie aan banden legt, doet in het post-9/11 tijdperk amper stof opwaaien. De politiek en andere gevestigde ‘machten’ laten het zelfs oogluikend toe. Bovendien is het in de gemediatiseerde wereld van vandaag bijzonder ongewenst om een publiekelijke afgang te beleven.
Kritische stemmen en protestacties worden gemarginaliseerd, en de burgers die hun nek uitsteken krijgen vaak als verwijt de vraag “of ze niks beters te doen hebben”. Het ontradingseffect op andere burgers om wanpraktijken aan te kaarten of noden aan het licht te brengen valt niet te onderschatten.
De trend om maatschappelijk protest te criminaliseren en ngo’s die dit protest kanaliseren te brandmerken, ondermijnt de fundamentele bijdrage van actieve burgers en organisaties aan het democratische proces. Deze bijdrage herleiden tot kwesties van strafrecht versmalt het maatschappelijke debat en brengt mondigheid in gevaar.
Originele en soms spectaculaire acties zijn het handelsmerk van Greenpeace en de aard van deze acties draagt vaak bij tot de ruchtbaarheid die aan de bijhorende boodschap gegeven wordt. Aangezien geweldloosheid en onafhankelijkheid twee fundamenten van de organisatie zijn, kunnen – of beter konden – de activisten een beroep doen op algemeen aanvaarde rechtvaardigheidsprincipes.
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens bevestigde overigens al bij herhaling het recht om geweldloze acties en manifestaties te organiseren. Ook wanneer niet alle regels worden nageleefd, hoeft er volgens het Hof niet repressief worden opgetreden. De rode loperactie was erop gericht om het klimaatdebat aan te zwengelen.
Het is dan ook onnodig en onevenredig dit middels strafrecht in de kiem te smoren. Integendeel, het Hof is van mening dat de vrije meningsuiting vooral van belang is wanneer zij betrekking heeft op kritiek en contestatie van beleid en heersende orde.
In de rechtszaken die energiebedrijf Electrabel aanspande tegen Greenpeace werd de milieu-organisatie van bendevorming beschuldigd. Electrabel diende klacht in in zeven gerechtelijke arrondissementen, maar al in zes daarvan besloot de rechtbank dat verdere vervolging onnodig was.
De motivatie van bijvoorbeeld de raadkamer in Gent liggen in de lijn van de bevindingen van het Hof in Straatsburg: “Greenpeace, die in se een vredelievende milieuvereniging is, kan geenszins als criminele organisatie beschouwd worden, en als dusdanig zijn de leden ervan ook niet strafbaar.”
Het gerecht heeft er zich dus voor behoed om een ngo te etiketteren als organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Daarmee zou immers niet enkel de essentie van de organisatie als crimineel worden bestempeld, maar ook iedereen die deel uitmaakt van die groep – zelfs wanneer die persoon geen enkel misdrijf heeft gepleegd – tot crimineel gemaakt worden. De stap naar het criminaliseren van het gedachtegoed van die organisatie zou dan nog maar heel klein geweest zijn.
Er zijn genoeg argumenten voor het gerecht om niet over te gaan tot vervolging van vreedzame actievoerders in de zaak rond de rode loperactie. Het kan in eer en geweten zulke zaken seponeren om ‘opportuniteitsredenen’. Bovendien staat het parket ook in voor de handhaving van de rechtsorde, waarvan fundamentele rechten en vrijheden deel uitmaken.
Een harde aanpak is dus geen evident gevolg van ons strafrecht, maar een justitiële beleidskeuze. Ligt de klemtoon op de oorlog tegen de terreur (waar die in het geval van ngo’s onterecht wordt aangewend) of op de handhaving van de democratische rechtsorde en bescherming van meningsuiting? Wij leven in dit land graag met de gedachte dat men voor het tweede kiest. Hopelijk vergissen we ons niet.
Michel Genet
Michel Genet is algemeen directeur Greenpeace België