Een parabel
Kan je je het volgende voorstellen?
Het is 1985 en je koopt een auto. De beste wagens zijn Toyota’s. Op een dag rij je naar Amsterdam, waar je wagen plots stopt. Je mag overal naartoe, maar niet naar Amsterdam, omdat de baas van Toyota vindt dat zijn wagens niet naar zulk een oord van verderf horen te rijden.
Het is 1995 en je bent lang van huis. Op een avond bel je met je partner en het wordt een ietwat intiemer gesprek dan normaal. Plots wordt de lijn onderbroken en krijg je te horen dat Siemens (die de telefonieschakelaars levert aan Belgacom) geen “pornografie” op zijn systemen wil.
Het kan aannemelijk zijn dat een doorsnee Amerikaan het benauwd krijgt bij het zien van een tepel. Wij Europeanen, die oksels ongeschoren durven te laten, worden er niet warm of koud van.
Het is 2005 en je koopt een nieuwe TV van Philips. Je kijkt naar een show van Alex Agnew. Midden in een sketch over de nazi’s, WOII en de Joden wordt het beeld zwart. Philips vindt dat er al teveel is geleden tijdens de oorlog, vooral door Nederlanders en Joden, en dat lachen met dit onderwerp niet kan op hun TV’s.
Onmogelijk ons voor te stellen, maar dat is wat vandaag dreigt te gebeuren voor gebruikers en klanten van Facebook, Apple, Google, en een hele rits andere Amerikaanse digitale succesverhalen.
Economische belangen
Toen de Brit Tim-Berners Lee en de Belg Robert Cailliau in het begin van de jaren negentig het World Wide Web bedachten, kon niemand vermoeden dat ze daarmee onbedoeld een revolutie zouden ontketenen: de wereldwijde doorbraak van hét consumentenmedium bij uitstek: het internet.
Na de dotcombubble in 2000 leek de pret uit. Slechts een beperkt aantal bedrijven slaagde erin te overleven. Zij groeiden uit tot bekende namen en verwierven dominante posities. Voor kleinere onafhankelijke spelers werd het steeds moeilijker de investeringen in de snel evoluerende internettechnologie te blijven opbrengen. Daardoor kwam ook de markt van de toegang en inhoud steeds meer in handen van grote telco’s en mediabedrijven.
Al bij al heeft het niet eens vijftien jaar gekost om van een beloftevol “anyone anything anytime” een netjes gestroomlijnd virtueel shoppingcentrum te maken. Daarin heerst niet langer de anarchie van de basis, maar wel de bekende, oude economische hefbomen. Of hoe de nieuwe economie toch gewoon de oude blijkt te zijn…
De zwarte gaten van het web
Vraag tien mensen waaraan ze denken bij het woord “zoekmachine”, “videowebsite” of “sociaal netwerk” en de kans is groot dat je maar drie namen terugkrijgt: Google, YouTube en Facebook. Hoewel voor elk van deze merken enkele tientallen alternatieven bestaan, is de aantrekkingskracht van dit handvol dominerende merken zo sterk dat ze meteen alle licht van de anderen wegnemen.
Uiteraard valt dit moeilijk de merken zelf aan wrijven. Deze werden immers geholpen door de grote nood aan hypes waarover mainstream media kunnen berichten, wat op zijn beurt wervend werkt. En we weten allemaal waar we graag vertoeven: daar waar de anderen zijn.
De nieuwe censoren
Dit is dan weer geen parabel, maar een collectie nieuwsfeiten van de voorbije maanden: Apple weigert een Vlaamse strip wegens te veel bloot, Suske en Wiske wegens de Zwarte Madam en een Belgische app van boekenclub ECI omwille van een dubbelzinnig woord in de titel. Facebook verwijdert regelmatig zonder enige verklaring berichtjes van gebruikers omdat die “ongewenste” inhoud bevatten. Paypal, een dochterbedrijf van Google, blokkeert betalingen aan Wikileaks. Amazon.com verwijdert publicaties van Wikileaks uit zijn webshop, maar laat een boek dat pedofilie propageert ongemoeid omdat het onder de Amerikaanse regels voor “freedom of speech” valt.
Deze Amerikaanse bedrijven leggen dus hun al even Amerikaanse opvattingen over moraliteit en politiek aan de rest van de wereld op. Verder propageren ze ook hun eigen opvattingen over commercie en privacy, zelfs al zondigen die soms compleet tegen bijvoorbeeld de EU-richtlijnen. Eens in Facebook raak je er nooit meer uit, ook niet na je dood. Facebook is en blijft eigenaar van je persoonsgegevens, foto’s, ontboezemingen. En dat is tegen de Europese privacyregels. Facebook respecteert namelijk niet de EU-regels die zeggen dat een bedrijf de consumentenwetten van het land waar het bedrijf opereert, moet volgen.
Het pleidooi
Er zijn goede redenen te bedenken om vormen van filtering van aangeboden inhoud te onderschrijven. In een omgeving waar mensen van divers pluimage met elkaar moeten verkeren, is een leidraad handig. Die is dan best een afspiegeling van de maatschappelijk gedragen normen en waarden. Waarbij “waarden” die dingen zijn die we met zijn allen het nastreven waard vinden; en “normen” de gedragsregels die we toepassen om deze waarden in te vullen.
Waarden en normen zijn echter geen universeel en tijdloos gegeven. Tijd en locatie zijn van belang.
Daarom is het op zijn minst bedenkelijk dat de Apples, Googles en Facebooks van deze wereld hun eigen – meestal niet uitgesproken – Angelsaksische waarden en normen gebruiken om te bepalen wat de rest van de wereld te zien krijgt. Niet alleen kunnen nogal wat vragen gesteld worden bij het feit dat deze “spelregels” niet de tijdelijke uitkomst van een democratisch proces zijn, even problematisch is de ontzettende culturele verarming die daardoor dreigt te ontstaan. Het kan aannemelijk zijn dat een doorsnee Amerikaan het benauwd krijgt bij het zien van een tepel, wij Europeanen, die oksels ongeschoren durven te laten, worden er niet warm of koud van.
De ondertekenaars van deze oproep maken zich zeer ongerust over de greep waarmee grote IT-, telecom- en mediabedrijven het internet willen ombouwen tot eilanden waarin zij de wetten bepalen. Tot een splinternet waarin de individuele vrijheid niet meer in spanning staat met de wetten van het land, maar met de beslissingen uit een directiekamer in Silicon Valley.
Zij roepen de beleidsmakers, vooral de Europese, op om privacy- en consumentenwetten zo aan te passen en toe te passen dat het wereldwijde web de vrijhaven van communicatie en creativiteit voor alle personen, verenigingen en bedrijven blijft.