Volgens ‘Klasse’ – het tijdschrift van het Ministerie voor Onderwijs en Vorming – verlaat bijna één op zeven jongeren de schoolbanken zonder diploma. Voor jongens is dit zelfs één op vijf. Het feit dat deze groep zogenaamde ongekwalificeerde schoolverlaters steeds omvangrijker wordt, staat haaks op de doelstelling van de overheid om het aantal ongekwalificeerden te doen dalen. Aan de basis van deze zwakke cijfers ligt volgens sommigen ons huidig onderwijssysteem. Dat ligt dan ook onder vuur.
Schoolmoe
Ons huidig onderwijssysteem rangschikt de studierichtingen ‘in dalende lijn’. Ouders laten hun kinderen het liefst starten in de richting die zij als het ‘hoogst’ beschouwen: het Algemeen Secundair Onderwijs. Een groot deel van deze jongeren moet vroeg of laat overstappen naar het technisch- of beroepsonderwijs, met één of meerdere jaren schoolse vertraging – de zogenaamde waterval. Op die manier worden ze vaak schoolmoe, waardoor ze uiteindelijk de eindmeet niet halen. Ze keren de school de rug toe zonder het felbegeerde diploma.
De mogelijkheden qua beroepskeuze voor deze jongeren zijn beperkt en weinig aantrekkelijk. Je kunt bijvoorbeeld geen brandweer- of politieman worden. Een – weliswaar eerder klein – deel van hen klopt aan bij het tweedekansonderwijs.
Het tweedekansonderwijs biedt mensen de mogelijkheid om het diploma secundair onderwijs alsnog te behalen. Hoewel het aanvankelijk vooral mensen tussen dertig en veertig jaar bereikte, vinden tegenwoordig veel jongeren op die manier de weg terug naar de schoolbanken.
Studie op maat
Het tweedekansonderwijs werkt volgens een modulair systeem. Dit houdt in dat cursisten hun lessenpakket zelf kunnen samenstellen en het aan hun eigen tempo mogen afwerken. Zij bepalen het moment en de duur van hun opleiding, zodat ze deze bijvoorbeeld kunnen combineren met een job. Was je in het verleden al geslaagd voor een bepaald vak, dan kan je bovendien je studielast verminderen door een vrijstelling aan te vragen.
Inge De Win – voorzitter van de Federatie Tweedekansonderwijs Vlaanderen en directrice van een school in Hoboken – bevestigt dat dit gegeven voor een groot deel de populariteit van het tweedekansonderwijs verklaart. “Het feit dat we niet lineair maar modulair werken, is voor velen aantrekkelijk. Niet enkel wordt het risico kleiner dat jongeren nog eens moeten overzitten, maar ook hoeven ze via mogelijke vrijstellingen geen dubbel werk te leveren.”
Elke cursist kan in deze context trouwens beroep doen op een trajectbegeleider die helpt met je studiekeuzes en planning. Je studieduur is afhankelijk van je richting en je vooropleiding. Zo kan je het diploma secundair onderwijs behalen op een termijn van zes maanden tot drie jaar.
Tegen de stroom in
De Win waarschuwt evenwel voor een aantal misvattingen. ”Veel van de jongeren die zich inschrijven, denken dat tweedekansonderwijs gemakkelijker is. De lat ligt echter net zo hoog als in het regulier secundair onderwijs, aangezien we dezelfde eindtermen (nvdr: door de overheid vastgelegde minimuldoelen) hanteren. Daarnaast gaan jongeren er vaak van uit dat ze minder in de klas aanwezig hoeven te zijn, maar we voeren wel degelijk een strikt aanwezigheidsbeleid.”
Volgens De Win is het watervalsysteem de oorzaak voor de toename van het aantal inschrijvingen. ”Veel van onze cursisten zijn slachtoffer van het watervalsysteem. Via ons systeem kunnen ze weer opkimmen. Dat kan in het regulier onderwijs niet.”
Ongeveer twintig tot dertig procent van de cursisten stopt na één semester. Een vijfde van de cursisten die afstuderen, stroomt door naar het hoger onderwijs. Tessa Coekelberghs schopte het op haar vijfentwintigste nog tot eindredactrice van het ‘Laatste Nieuws’. ”Noem mij maar een typische leerling die van de waterval is gedonderd. Ik begon in de Latijnse maar kwam al snel terecht in de technische richting handel. Ik was school ‘kotsbeu’, zodat ik uiteindelijk zonder diploma naar een interimbureau trok. Daar werd echter duidelijk dat mijn opties zich beperkten tot afwassen en poetsen. Omdat ik dat absoluut niet voor ogen had, ging ik cursussen volgen in het tweedekansonderwijs. Het ging er volwassen aan toe en ik raakte gelanceerd. Intussen ben ik sinds twee jaar de fiere eigenaar van een Bachelordiploma in de Journalistiek.”
Anders durven denken
“De samenwerking tussen het regulier onderwijs en het tweedekansonderwijs is veel te beperkt”, zegt De Win. “Het percentage van de ongekwalificeerde uitstroom in Vlaanderen is niet alleen veel te hoog, maar blijft ook stijgen. Wat dat betreft, zijn we in Europa een van de slechtste leerlingen van de klas. Het regulier secundair onderwijs moet jongeren vooral beter zien te begeleiden. In Zweden kan een leerling bijvoorbeeld nooit het jaar overdoen. Ze hanteren voor elk vak een bepaald niveau, waardoor de kwaliteiten van de leerling aan het eind van de rit duidelijk zichtbaar zijn. Bij ons ligt de nadruk daarentegen meer op wat de leerling niet kan. Een diploma secundair onderwijs opent in Vlaanderen àlle deuren om verder te studeren. Een systeem waarbij verschillende diploma’s verschillende deuren openen, lijkt me veel nuttiger”.
De Win heeft dan ook een dubbel gevoel bij de enorme toename aan inschrijvingen in het tweedekansonderwijs. ”Aan de ene kant zijn we trots dat we een groot deel van de jongeren alsnog aan een diploma secundair onderwijs helpen. Anderzijds stelt het me teleur dat die jongeren voelen dat ze daar niet in slagen in het regulier onderwijs. Het tweedekansonderwijs lijkt jammerlijk te zijn geëvolueerd naar een ‘eerstekansonderwijs’. Voor veel jongeren zijn we een sluipweg geworden naar een diploma”, aldus De Win.
Een nieuw secundair onderwijs?
In 2008 gaf toenmalig Minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke een team specialisten, onder leiding van Georges Monard (nvdr: voormalig secretaris-generaal van het Departement Onderwijs en Vorming), de opdracht om ons secundair onderwijs grondig te bestuderen. Dat leverde een jaar later een visienota op, waarin maatregelen werden voorgesteld ter verbetering van de pijnpunten. De visienota werd vervolgens aandachtig bestudeerd en bekritiseerd.
Huidig Minister van Onderwijs Pascal Smet wil op basis van de visienota grote hervormingen doorvoeren. ”Hiertoe moeten weliswaar nog wetteksten worden opgesteld, in het kader waarvan vervolgens nog uitvoeringsbesluiten moeten worden uitgevaardigd. Bovendien moeten ook de instellingen in het veld de kans krijgen zich aan te passen. Om die reden zal de hervorming pas in werking treden tegen 2015”, legt woordvoerder Jeroen Janssens uit namens Minister Smet.
Minister Smet wil komaf maken met de opdeling in algemeen-, technisch-, beroeps- en kunstonderwijs. Tijdens de eerste twee jaren van het secundair onderwijs zou elke leerling eenzelfde basispakket van twaalf vakken moeten volgen. Vervolgens kunnen de studenten een keuze maken naargelang hun interesse. Die keuze ligt dan in domeinen als ‘Techniek en Wetenschappen’, ‘Taal en Letterkunde’ en ‘Welzijn en Sociale Wetenschappen’.
In plaats van een algemeen diploma uit te reiken, wil Smet opleidingsniveaus invoeren. Deze acht niveaus gaan van ongeschoold tot doctoraat. Een student die het secundair onderwijs succesvol afrondt, behaalt sowieso niveau drie of vier. Het niveau bepaalt of de doorstroming richting hoger onderwijs of arbeidsmarkt gaat. Smet gelooft dat de opleidingsniveaus het aantal vroegtijdige schoolverlaters zal terugdringen.
Revolutie
De overheid staat positief tegenover de werkwijze van het tweedekansonderwijs. Sinds september 2010 is er een nieuw decreet dat scholen toelaat om meer te flexibiliseren. Zo kan een leerling ondanks een aantal onvoldoendes naar het volgend jaar overgaan, op voorwaarde dat de student een vak uit het vorig schooljaar opnieuw doet.
Het decreet blijkt echter op weinig bijval te kunnen rekenen vanwege de scholen. Geen enkele school heeft het nieuwe systeem immers willen overnemen. Inge De Win vraagt zich dan ook hardop af hoe scholen de hervormingen in 2015 zullen onthalen. ”De organisatie van het onderwijssysteem is zeer ingewikkeld omdat er zoveel netten en koepels zijn. Het is een log apparaat en de meningen lopen erg uiteen. Ik houd dan ook mijn hart vast voor de mogelijke problemen die het zal veroorzaken”, besluit De Win.
© 2010 – StampMedia – Matthias Adriaensen en Jasper Cordery