Wat begon als een spontane beweging met sociale eisen van goed opgeleide, maar werkloze jongeren, wordt een politieke opstand waarbij ook de professionele organisaties (de advocaten) en de vakbond een belangrijke rol spelen. De ontevredenheid van het Tunesische volk toont de mislukkingen aan van het regime en wijst op de verschillende uitdagingen waarmee het kampt.
Opstand begon in het achtergestelde binnenland
De eerste manifestaties van sociaal protest deden zich voor in de kleinere steden van het Tunesische binnenland (Sidi Bouzid, Kasserine, Le Kef, …) waar de economische en maatschappelijke ontwikkelingen altijd al achterop hinkten in vergelijking met de rijkere, meer bevolkte, kuststeden waar industrie, toerisme en diensten het meest geconcentreerd zijn.
De sociale malaise in Tunesië is net zoals in andere landen (Marokko, Algerije, Griekenland, Korea, Egypte, Portugal, Ierland, …) een gevolg van de wereldwijde economische crisis. Sinds 2009 sputtert de Tunesische economie: een halvering van de groei ten aanzien van de jaren ervoor, daling van de export, minder buitenlandse investeringen, … waardoor de al hoge werkloosheid steeds problematischer wordt.
Tunesië is een land dat sinds zijn onafhankelijkheid massaal investeerde in hoger (en zo goed als gratis) onderwijs waardoor steeds meer hoogopgeleide jongeren elk jaar met vele verwachtingen op de arbeidsmarkt komen. Tot vorig jaar slaagde de Tunesische economie er in om drie kwart van de afstuderende jongeren binnen 2 à 3 jaar een job aan te bieden, vandaag amper nog de helft.
President Ben Ali, aan de macht sinds 1987, na een constitutionele staatsgreep, werd in oktober 2009 opnieuw verkozen, weliswaar voor de eerste keer met minder dan 90 procent van de stemmen (89,6 procent) in een stembusgang zonder reële inzet. Vandaag staat hij voor de grootste uitdaging van zijn lange regeerperiode.
Politieke impasse: stabiliteit zonder vrijheid
De keerzijde van de medaille van het Tunesische toeristische ‘paradijs’, waar de economie de wind in de zeilen heeft, waar vrouwen dezelfde rechten genieten als in ‘het Westen’, is een repressieve politiestaat. Sinds hij de macht nam in 1987 heeft president Ben Ali elke politieke institutie (partijen, parlement, …), elke autonome georganiseerde sociale macht (de vakbond, civiele maatschappij, …) monddood gemaakt door intimidatie, controle, censuur en administratieve keurslijven.
De uitvoerende macht – in de eerste plaats de president zelf en zijn eerste minister – overheersen het hele politieke leven en verlammen elke mogelijke onafhankelijke werking van het parlement. De regeringspartij slorpt het politieke leven op en laat enkele kruimels (wettelijk voorzien) aan enkele kleine oppositiepartijen.
De regerende partij, de Rassemblement Constitutionnel Démocratique (RCD), ooit een betrekkelijk open institutie met vele interne verkiezingen die ervoor zorgden dat de partij ten minste luisterde naar wat het volk wilde, werd omgebouwd tot een partij waar de voorzitter, Ben Ali zelve, alle kaders (van de hoogste partijbonzen tot de lokale voorzitters) zelf benoemt.
Het resultaat is een partij van ja-knikkers die, in plaats van te luisteren naar de grieven van de bevolking, vooral op een goed blaadje willen staan bij de partijtop. Het parlement nieuw leven inblazen, de regeringspartij herorganiseren en meer vrijheden (vooral politieke) toestaan, zullen onontbeerlijk zijn om op langere termijn de situatie enigszins te verbeteren.
De opstand heeft ook duidelijk gemaakt dat de censuur van internetsites, het onderscheppen, afluisteren, scannen en analyseren van telefoon- en internetverkeer, niet kan beletten dat mensen via wereldwijde andere kanalen informatie opzoeken die druk kunnen zetten op het regime.
Het afgelopen jaar heeft Ben Ali beseft dat deze ‘Chinese optie’ niet haalbaar is voor een klein land aan de poorten van Europa en heeft enkele minimale veranderingen doorgevoerd. Meer persvrijheid is onontbeerlijk voor de toekomst.
“Het afgelopen jaar heeft Ben Ali beseft dat deze ‘Chinese optie’ niet haalbaar is voor een klein land aan de poorten van Europa en heeft enkele minimale veranderingen doorgevoerd”
De economische ongelijkheid
Dat het protest begon in de perifere gebieden van de Tunesische economie is geen toeval. De economische ontwikkeling van de laatste decennia kwam vooral de kustgebieden ten goede. De laatste 10 jaar heeft de president een belangrijke inhaalbeweging in gang gezet.
Hoewel de inspanningen ontegensprekelijk positieve gevolgen hebben gehad voor de armere regio’s, bleken deze niet te volstaan. Het armere, rurale Tunesië, blijft zich gediscrimineerd voelen ten opzichte van de grote stedelijke agglomeraties van Tunis, Sousse en Sfax, waar zowat alle politieke, economische en culturele elites van het land vandaan komen.
Naast de regionale ongelijkheid is er uiteraard ook een groeiende inkomensongelijkheid. Tunesië kent geen armoede zoals Egypte of Marokko en zelfs de ongelijkheid ligt in relatieve cijfers lager dan vele andere landen. Opstand en revolte begint meestal niet in de meest precaire en armoedige situaties, maar meestal in situaties waar aanzienlijke aantallen mensen die een bepaalde socio-economische status genieten, die dreigen te verliezen.
De zogenaamde neoliberale ‘wondermiddelen’ (privatisering, deregulering, vrije markt, …) hebben de lagere middenklasse in een neerwaartse spiraal gebracht, terwijl de hogere middenklasse vreest hetzelfde lot te zullen ondergaan. De 10 procent rijksten van Tunesië bezitten ongeveer 30 procent van de rijkdom, terwijl de 30 procent armsten zich moeten tevreden stellen met 10 procent.
Deze ongelijkheid kan moeilijk rechtgezet worden aangezien de klassieke mechanismen van herverdeling via de belastingen door de misdadige aanbevelingen van de internationale financiële instituties (IFI’s) bijna onmogelijk is geworden. Belastingen worden vooral betaald door de werknemers en consumenten terwijl de handelaars en vooral de grotere bedrijven (goed voor één derde van het BNP) grotendeels de dans ontspringen.
“Deze ongelijkheid kan moeilijk rechtgezet worden aangezien de klassieke mechanismen van herverdeling via de belastingen door de misdadige aanbevelingen van de internationale financiële instituties (IFI’s) bijna onmogelijk is geworden”
De vakbond, na vele jaren van onderdrukking, heeft vandaag in het sociaal protest een nieuwe verzetsrol aangenomen. Het is geen toeval dat de vele manifestaties beginnen voor de gebouwen van de nationale vakbond, een beroepsvereniging die daarmee aanknoopt met haar legendarische verleden waarin zij menigmaal een voortrekkersrol speelde in de onafhankelijkheidstrijd.
De ‘familie’: een corrupt regime?
Maar wat evenzeer de wrok van het volk opwekt, is het feit dat de familie van Ben Ali en dan vooral de familie van zijn vrouw Leila, aan het hoofd staat van machtige industriële en financiële complexen die het grootste deel van de economie van het land controleren. Het volk verwijt de familie roofzucht en egoïsme die steeds meer openlijk de corruptie van het systeem aantonen. Dit gaat niet over de occasionele kleine steekpenning voor één of andere ambtenaar – iets wat een twintigtal jaren geleden ook veel minder aanwezig was – maar om miljoenenroof op het hoogste niveau.
Het zal niet volstaan om mevrouw Ben Ali, die al enkele weken in Dubai verblijft, van de voorpagina’s van het nieuws te halen. De terugtrekking van ‘de familie’ uit de politiek is noodzakelijk wil het regime zijn legitimiteit nieuw leven inblazen.
“De terugtrekking van ‘de familie’ uit de politiek is noodzakelijk wil het regime zijn legitimiteit nieuw leven inblazen”
De onwil van Ben Ali en ‘de familie’ ten aanzien van elke echte politieke concessie de afgelopen jaren, en de verslechterende gezondheid van de president (75 jaar), bewijzen dat verschillende leden van ‘de familie’ zich positioneren in de aankomende opvolgingsstrijd. Ben Ali’s schoonzoon, Sakhr Al-Matri leek, tot voor kort wanneer hij naar Canada vertrok, in pole position te staan.
De apathie van de ‘internationale gemeenschap’
De Tunesische bevolking komt vandaag massaal op straat om haar rechten en vrijheden op te eisen. Het is voor haar pijnlijk vast te stellen dat Europa dat zo graag over democratie en mensenrechten praat (en deze graag wil exporteren) niet veel verder komt dan wat vage berispingen en vermaningen bij monde van haar Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlands Beleid en Veiligheid, Catherine Ashton.
In de Franse Assemblée slaagde de minister van Buitenlandse Zaken, Michèle Alliot-Marie, er zelfs in om de Franse diensten inzake veiligheidstroepen aan te bieden aan Tunesië om zo te helpen dergelijke ‘veiligheidsproblemen’ te beheersen. Nadat president Nicholas Sarkozy in zijn sterk gemediatiseerde reis naar Tunesië in 2008 het land omschreven had als “zijnde op de goede weg inzake mensenrechten”, is vandaag de koning naakt … in Tunis en in Parijs.
“Nadat president Nicholas Sarkozy in zijn sterk gemediatiseerde reis naar Tunesië in 2008 het land omschreven had als “zijnde op de goede weg inzake mensenrechten”, is vandaag de koning naakt … in Tunis en in Parijs”
En terwijl activisten worden opgepakt, rappers worden gearresteerd, bloggers en twitteraars van de straat worden geplukt, e-mailaccounts worden gehackt en websites worden gecensureerd, valt vooral de oorverdovende stilte van de internationale gemeenschap op.
Toen de Iraanse bevolking in 2009 in opstand kwam tegen de herverkiezing van president Ahmadinejad, volgde de ene sterke verklaring de andere op, Facebookgroepen ter nagedachtenis van de doden van de opstand werden opgericht, bloggers en internetactivisten uitgeroepen tot de grootste voorvechters van de vrijheid van meningsuiting.
Vandaag moeten de Tunesiërs het met minder stellen. Enkele trouwe bondgenoten niet nagelaten (mensenrechtenorganisaties, persorganisaties, vakbonden, …) dragen zij de revolte zelf. Het kan hen dan ook niet meer afgenomen worden.
Hoe de situatie verder zal evolueren na de eerste beperkte, gematigde, tegemoetkomingen van president Ben Ali op woensdag 12 januari (vrijlaten van de gedetineerden, oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie naar corruptie, aankondiging van een onderzoek naar de onregelmatigheden die zich hebben voorgedaan, …) is niet helemaal duidelijk. Eén zaak is wel zeker: Tunesië zal nooit meer zijn zoals voordien.
Sami Zemni
Sami Zemni is als hoogleraar verbonden aan de vakgroep Studie van de Derde Wereld van de UGent en is zelf van Tunesische afkomst