Nieuws, Wereld, Cuba, Verenigde Staten, Fidel Castro -

Zelfs Fidel Castro veroordeelt de aanslag in Arizona

Aldus het avondjournaal van Eén van 9 januari. Fidel Castro had direct na de aanslag tegen congreslid Gabrielle Gifford een opiniestuk geschreven waarin hij de schietpartij in de scherpste termen afkeurde en zijn medeleven voor de slachtoffers uitsprak. Merkwaardig, of toch weer niet?

dinsdag 11 januari 2011 11:02
Spread the love

“Revolutie is het behandeld worden en de anderen behandelen als humane wezens.” – Fidel Castro

Het lijkt op het eerste gezicht inderdaad opmerkelijk dat Fidel Castro een aanslag op het grondgebied van zijn machtige en vijandige buur zo uitdrukkelijk en scherp veroordeelt.

Sinds meer dan vijftig jaar leven de Verenigde Staten (VS) op voet van oorlog met Cuba. Een onverklaarde oorlog van Goliath tegen David.

Verzwegen feiten

De voorbije decennia waren er op Cubaans grondgebied honderden aanslagen, beraamd in de VS, onder de bescherming of impuls van de CIA. Daarbij kwamen meer burgers om het leven dan bij de aanslag op 11 september.

Zo werd in 1976 een Cubaans lijnvliegtuig neergehaald, alle inzittenden kwamen om. Er waren meer dan 600 moordaanslagen tegen Fidel Castro. Het land ondergaat de langstdurende blokkade uit de geschiedenis. Er werden ziektes verspreid onder de bevolking, er waren aanslagen tegen fabrieken, een grootwarenhuis, hotels…

Het lijstje is lang. We hebben hier te maken met een van de meest verzwegen feiten uit de recente wereldgeschiedenis. In Cuba weten ze in elk geval heel goed wat de ‘war on terror’ betekent.

Toch doet Fidel Castro met het betuigen van zijn medeleven hier niets nieuws. Het ligt volledig in de lijn van wat Cuba in het verleden altijd heeft gedaan. De VS mogen dan al geobsedeerd zijn om de Cubaanse revolutie te vernietigen, elke keer de Noorderbuur getroffen werd door aanslagen, natuurgeweld of andere ellende, heeft Cuba een boodschap van solidariteit de wereld ingestuurd.

Enkele voorbeelden. J.F. Kennedy was als president verantwoordelijk voor de invasie in de Varkensbaai. Daarbij kwamen 160 Cubanen om het leven. Toen Fidel enkele jaren later het nieuws hoorde van de moord op Kennedy, was zijn eerste reactie bij een aanwezige buitenlandse journalist: “Dit is slecht nieuws”. Hij stuurde prompt zijn deelneming aan de familie en aan de Noord-Amerikaanse bevolking.

Ronald Reagan was een president die zich uiterst vijandig tegen de revolutie opstelde. Toen er in de VS een moordaanslag tegen hem plaatsvond, keurde Fidel deze daad ogenblikkelijk af en wenste hij de gewonde president beterschap toe.

Daar bleef het niet bij. Toen enkele jaren later de Cubaanse veiligheidsdiensten een nieuw moordplan tegen diezelfde Reagan ontdekten, gaven ze de informatie onmiddellijk door aan de Noord-Amerikaanse autoriteiten. Reagan, die ondermeer met de oprichting van de Cuban American National Foundation in Miami de contrarevolutie een nieuwe ruggengraat bezorgde, werd gered.

Ethische code

Zowel na de aanslagen van 11 september als na de overstromingsramp in New Orleans betuigde Fidel aanstonds zijn medeleven met de slachtoffers en werden honderden artsen in gereedheid gebracht om medische bijstand te leveren. Die solidariteit werd echter wel telkens geweigerd.

Ondanks die halve eeuw agressie is er in Cuba geen spoor van anti-Amerikanisme. Elke burger uit de VS kan zich ongestoord op het eiland begeven, hij of zij zal er gastvrij ontvangen worden, ondanks de onverklaarde oorlog die zijn of haar land tegen Cuba organiseert.

Fidel heeft in zijn speeches altijd een strikt onderscheid gemaakt tussen de Noord-Amerikaanse regering en zijn burgers, en zelfs tussen de VS als natie en de VS als imperialistische mogendheid.

Binnen de Cubaanse revolutie is geen plaats voor chauvinisme. Hier zien we wellicht een belangrijk verschil tussen nationalisme en patriottisme. Nationalisme zet volkeren op tegen elkaar, beschouwt de ene bevolkingsgroep beter dan de andere. Patriottisme heeft daarentegen te maken met de soevereiniteit van alle burgers die op een bepaalde plek wonen, van hun waardigheid als mens en als bevolkingsgroep.

Ook tegenover de vijanden in eigen land hield Fidel Castro steeds een strikte ethische code aan. Tijdens de dictatuur vóór 1959 werden 20.000 Cubanen afgeslacht door het leger en de politie van Batista. De oorlogsbeulen werden berecht volgens de principes van Neurenberg, maar aan de familie ervan werd niet geraakt.

Integendeel. Bij het begin van het eerste schooljaar na de overwinning sprak Fidel Castro de leerkrachten toe en drukte hen op het hart de kinderen van de oorlogsmisdadigers op dezelfde manier te behandelen als de anderen, ze zelfs met liefde te behandelen: “In onze scholen zijn alle kinderen welkom. Het doet er niet toe of ze de kinderen zijn van de soldaten van vroeger, het doet er zelfs niet toe dat ze kinderen zijn van een of andere crimineel of moordenaar, want dat is niet de schuld van die kinderen. Jullie moeten weten dat kinderen onschuldig zijn, en dat op school elk kind – ook al is het van een soldaat van vroeger – moet behandeld worden als een broer. Als dit kind het ongeluk heeft dat zijn vader een misdadiger is, heeft het daar geen schuld aan, het is medeslachtoffer… Jullie moeten hen het goede van de revolutie uitleggen, en hen trachten te winnen met liefde, niet met misprijzen.”

Vergelijk dat met de behandeling van familieleden van collaborateurs in de meeste West-Europese landen na WOII.[1]

[1] Alle citaten zijn afkomstig van Demuynck K. & Vandepitte M., De Factor Fidel, Antwerpen 2008. Zie: http://cubanismo.net/cms/nl/shop/boek-de-factor-fidel.

 

take down
the paywall
steun ons nu!