De crisis van vandaag duwt ons met de neus op feiten die sommigen nog steeds niet willen zien. Onze verzorgingsstaten staan onder druk, de armoede en de ongelijkheid nemen toe, de migratiestromen zijn niet langer te stoppen, de klimaatcrisis laat haar eerste zware gevolgen zien, het neoliberale kapitalisme blijft haar dodelijke wetten opleggen. West-Europa danst en zingt als op de Titanic …
Een systeemcrisis
Elke dag wordt duidelijker dat de financiële crisis die in 2008 begon niets meer is dan een schakel in een lange reeks van diverse problemen die met elkaar verband houden. De voedselcrisis is een gevolg van speculatie, bij gebrek aan andere winstgevende beurstransacties; ze is een gevolg van de stormloop op landbouwgrond en de toenemende overschakeling op de agro-brandstoffen. Kleine boeren verliezen hun grond en hun bestaansmiddelen. De klimaatcrisis vordert langzaam maar zeker, met droogte op het ene continent en overstromingen elders.
Tegen het eind van de eeuw kan de planeet onbewoonbaar zijn. Kantelmomenten die het proces bespoedigen – zoals de dooi van de permafrost met vrijkomend methaan – kan ons overleven nog riskanter maken. De energiecrisis is onvermijdelijk. Volgens sommigen ligt de peak-oil – het moment waarop het oppompen van aardolie moeizamer gaat verlopen, vooraleer ze is uitgeput – al achter ons.
Ons industriële kapitalisme is echter volledig afhankelijk van fossiele brandstoffen en daarom steunen we regimes die op hun beurt het internationale terrorisme steunen. Ontwikkelingslanden wordt elke mogelijkheid ontnomen om hun bevolking en hun bedrijfsleven te helpen en te beschermen, waardoor hun legitimiteit en hun soevereiniteit volledig worden uitgehold. We krijgen meer en meer fragiele staten die we militair moeten gaan bijstaan.
Sociale bewegingen die zich afzetten tegen dit langzaam afglijden naar het onherroepelijke point of no return, worden gecriminaliseerd. De schokdoctrine zorgt ervoor dat wie zich niet schikt naar de nieuwe wereldorde snel met een ramp krijgt af te rekenen – een etnisch conflict, een monetair probleem, een staatsgreep, een regelrechte oorlog …
Catastrofisme heeft geen zin. Er zijn ook heel wat positieve signalen die er op wijzen dat voldoende mensen én internationale instellingen beseffen dat er dringend iets moet veranderen. In West-Europa, in België en in Vlaanderen is dat nog niet echt het geval.
We gaan rustig door met het non-debat over BHV, we sporen pedofielen op van een halve eeuw terug, we spelen slimste mens, we brunchen voor de boeren in Afrika. Sommige partijen bereiden een ‘ramp’ voor in de vorm van een aanval van de financiële markten, dat is blijkbaar nodig om ook de vakbonden op de knieën te krijgen en te snoeien in de sociale uitgaven. Langzaam slaat de deur voor progressieve veranderingen echter dicht. We moeten nú iets doen, we moeten nú reageren en zeggen waar het op staat. In dit artikel wil ik ingaan op het thema dat mij het meeste raakt: ontwikkeling en samenwerking.
Een non-debat
In mijn recent verschenen boek (Ontwikkeling en solidariteit, uitgegeven bij EPO) staat een oproep van een aantal politici, wetenschappers en ngo-mensen om het debat over ontwikkelingssamenwerking te voeren en de thema’s van het boek – een kritische kijk op de bestaande samenwerking en voorstellen voor een andere ontwikkeling met méér solidariteit – mee te bespreken. Ik dank al deze mensen voor de ondertekening van de oproep en voor het feit dat ze ook daadwerkelijk zijn ingegaan op de vraag om mee te doen aan debatten.
Minder positief ben ik over het resultaat. Want het werd uiteindelijk een non-debat waarin noch ikzelf, noch de politici, wetenschappers en ngo’s een stap vooruit zijn gekomen. Ik vind dit bijzonder triest en vraag me af wat er nodig is om de sector tot nieuwe inzichten te brengen. Want één ding moet in deze tijd van crisis toch duidelijk zijn: we slaan de bal behoorlijk mis en onze samenwerking beantwoordt niet aan de behoeften van de derde wereld.
Armoedebestrijding en millenniumdoelstellingen verdedigen als de landbouwgrond wordt ingepalmd door agro-brandstoffen, als de milieucrisis tot overstromingen en droogte leidt, als de voedselcrisis daardoor méér dan één miljard mensen tot honger veroordeelt, als honderdduizenden mensen hun have en goed achterlaten op zoek naar een toekomst, geeft blijk van een blind en verwaand vertrouwen in de superioriteit van de rijke landen. Alsof armoedebestrijding en millenniumdoelstellingen ons één stap dichter kunnen brengen bij een rechtvaardiger wereld.
Onkunde
Een eerste ergerlijke vaststelling in de diverse debatten was dat heel wat mensen het niet de moeite vinden het boek ook te lezen. Ze debatteren aan de hand van veronderstellingen of van vooringenomenheden. Kritiek op de bestaande ontwikkelingssamenwerking is uit den boze, of die van links komt dan wel van rechts. Een linkse solidaire kritiek wordt gelijkgesteld met de kritiek van Jean-Marie De Decker, die is immers ook ‘tegen’.
Een pleidooi voor de organisatie van een internationale solidariteit wordt gelijkgesteld met ‘een wereldregering’ en ‘universele modellen’. Dat er in het boek precies het tegenovergestelde wordt voorgesteld, maakt dan niets uit. Een volledig hoofdstuk over kapitaalvlucht kan niet verhinderen dat sommigen vinden dat er te weinig over corruptie wordt gezegd. Is corruptie misschien een concept dat enkel van toepassing is op Afrikanen en nooit op tegenspelers in rijke landen?
De voorstellen van het boek schieten blijkbaar te kort want er worden geen pasklare oplossingen aangeboden om de economische en ecologische crisis op te lossen… Maar de voorstellen zelf worden niet besproken!
Wat ik leer uit die kritiek is dat hij gratuit en ongegrond is. Niemand durft of kan blijkbaar stellen dat mijn redenering onjuist is, na drie boeken op tien jaar tijd heb ik nooit te horen gekregen dat mijn stellingen onjuist zijn, wel dat ik ‘ergens, eigenlijk, feitelijk’, wel gelijk heb, maar ja, het ligt allemaal zo moeilijk.
Dit betekent dat men het debat helemaal niet wil omdat men ook helemaal geen pottenkijkers wil bij het ontwikkelingswerk. ‘We zijn goed bezig’ en willen gerust gelaten worden. We weten wat goed is voor Afrika.
Zelfverdediging
Zelfverdediging neemt op die manier de plaats in van zelfkritiek. Stellen dat ontwikkelingssamenwerking goede resultaten oplevert omdat op vijftig jaar tijd de kindersterfte is gedaald, moet wel één van de grofste overschattingen zijn. Niets is zo makkelijk als de kindersterfte doen dalen, het volstaat te zorgen voor vaccinaties en drinkwater. Het kost een habbekrats! Alsof ontwikkeling niet ook gaat over economische modernisering, over sociale ontwikkeling met een sociale bescherming voor iedereen en over rechtvaardige relaties met rijke landen.
Er zijn de afgelopen twee jaar tal van rapporten verschenen van VN-organisaties en wetenschappelijke instellingen waarin wordt gepleit voor een herdefiniëring van ontwikkeling – gelet op de systeemcrisis waarin we leven –, het afstappen van de prioriteit van armoedebestrijding en een herdenken van de samenwerking.
Dit gaat blijkbaar volledig voorbij aan onze Vlaamse helden van de liefdadigheid en de bedeltochten die niet eens op de hoogte zijn van de debatten die in internationale kringen van sociale bewegingen gevoerd worden. Indien er nog geen veralgemeende ‘haat tegen het Westen’ is, wordt er wel meer en meer een discours gehoord om alle westerse invloed te veroordelen, om de moderniteit – met individuele mensenrechten en het besef van één gemeenschappelijke mensheid – te verwerpen.
Wij blijven ondertussen aalmoezen uitdelen en denken dat de ‘ander’ ons dankbaar is. Deze collectieve zelfoverschatting kan zware gevolgen hebben.
Dit onvermogen om te zien en te voelen wat er in de derde wereld gebeurt heeft wellicht te maken met de machtsverhoudingen tussen organisaties en bewegingen. De ‘partners’ in het Zuiden praten de donoren naar de mond, het zijn immers hun broodheren.
Socialistische waanideeën
Pleiten voor een mondiale herverdeling aan de hand van nationale en internationale fiscaliteit en voor een universele sociale bescherming is één van de meest direct haalbare ideeën die kunnen leiden tot een rechtvaardiger wereld. Maar voor sommigen zijn dit ‘socialistische waanideeën’. Zij werken liever aan ‘vrije handel’ die de afgelopen jaren nochtans tot een desindustrialisering van de meeste derdewereldlanden heeft geleid.
Er is een bijzonder ernstig probleem met al diegenen die vandaag nog niet begrepen hebben dat we in een zware systeemcrisis zitten. West-Europa is het laatste zoenoffer aan het neoliberale kapitalisme, onze verzorgingsstaten liggen op apegapen maar alles wijst er op dat dit niet zal volstaan.
De energiecrisis die op ons afkomt, de ecologische crisis die grote werelddelen onbewoonbaar zal maken, de voedselcrisis die miljoenen mensen de hongerdood kan injagen, de militarisering van de internationale betrekkingen en de criminalisering van sociale bewegingen: het zijn problemen die ons moeten doen inzien dat er dringend een andere aanpak nodig is.
Onze ontwikkelingssamenwerking gaat uit van de beste bedoelingen maar staat verhoudingsgewijs mijlen ver af van de zware problemen die de derde wereld treffen.
Men kan ondertussen nochtans weten dat ‘armoedebestrijding’ niet kan door enkel op het niveau van de armen te werken, door niet te kijken naar de verarmingsprocessen, door geen rekening te houden met de toenemende ongelijkheid, door de sociale bescherming af te bouwen, door het economisch systeem ongemoeid te laten.
Als we niet dringend werken aan alternatieven – waar ik in mijn boek slechts twee concrete voorstellen voor doe – stevenen we recht af op wereldwijde rampen.
De linkerzijde heeft zich sinds het begin van de crisis nog niet laten verleiden tot concrete voorstellen om een andere wereld mogelijk te maken. De sociale bewegingen in dit land zitten in een logica die een niet-efficiënt systeem wil bestendigen. Toch heeft de koepel van de Noord-Zuidbeweging alle kennis in huis om op te treden. Er is voldoende onderzoek voorhanden om het blijvend probleem van de schuldenlast aan te klagen, om te pleiten voor internationale fiscaliteit en tégen fiscale paradijzen, om de onrechtvaardige handelsrelaties bloot te leggen. Maar het publiek wordt zoet gehouden met verhaaltjes over de boeren in Centraal-Afrika die mee profiteren van de truffels die wij hier voor hen verkopen.
De jongste campagne van Music for Life heeft misschien een recordopbrengst bereikt, maar heeft tegelijk duidelijk gemaakt dat meer en meer mensen deze simpele boodschappen en deze liefdadigheid niet langer pikken.
Indien de ngo’s die – nogmaals – de kennis in huis hebben om structurele campagnes te voeren en het publiek ook informatie mee te geven om de wereld van vandaag te begrijpen, niet dringend het geweer van schouder veranderen, moet worden besloten dat ze niet werken aan een andere wereld en dat het geen niet-goevernementele organisaties meer zijn, maar dat ze aan het handje lopen van de regering en gevangen zitten in een logica die geen radicale verandering wil.
Wat kan ik doen?
Het draagvlak voor solidariteit is in dit land nog behoorlijk groot maar dreigt af te kalven. Individualistisch als onze maatschappij is geworden willen mensen weten wat zij zelf als individu kunnen doen voor de derde wereld. Zij willen weten wat er met hun geld gebeurt. Een dergelijke houding ondersteunen en meewerken aan de individuele projecten die mensen van overal, overal ter wereld opzetten is een dodelijke strategie. Men kan er mensen mee helpen maar geen enkel probleem mee oplossen.
In de plaats van duizenden miniprojectjes op te zetten zonder enige samenhang en zonder band met de nationale ontwikkelingsprogramma’s kunnen mensen ook overtuigd worden om zich samen met anderen in te zetten voor een betere wereld. Dat kan betekenen dat ze meewerken aan het Belgisch Sociaal Forum, dat ze mee een structurele boodschap uitdragen, dat ze meewerken aan organisaties als het Financieel Actienetwerk, Netwerk Vlaanderen, De Wereld Morgen, of de armoedebewegingen in België, tenminste, als ze ook echt bereid zijn om aan een andere, betere wereld te werken.
Want daar gaat het uiteindelijk om. Is onze ontwikkelingssamenwerking nog gericht op een rechtvaardiger wereld die een eind maakt aan de dominantie van de rijke landen en hun multinationals? Aan de macht van het financieel kapitaal? Als het antwoord hierop neen is, dan is het non debat te begrijpen, dan hoeft niemand nog verder aan te dringen. Dan kan men verder bedelen en doen alsof men de armoede bestrijdt.
Als het antwoord echter ja is, dan is er zoveel werk te doen, dan kan er echt geluisterd worden naar wat sociale bewegingen in de derde wereld voorstellen, dan kan meegewerkt worden met internationale organisaties die alternatieven voorstellen.
Officiële alternatieven
De linkerzijde die zo sterk is in het maken van analyses komt er niet toe ook geloofwaardige alternatieven aan te reiken. Misschien is het daarom wel goed dat enkele belangrijke internationale instellingen al een aantal eerste ideeën aanbrengen. Ze stellen zeker geen postkapitalistische wereldorde voor, maar ze zetten wel een eerste en belangrijke stap naar het herdenken van ontwikkeling en samenwerking.
Er zijn momenteel vier belangrijke krachtlijnen in bespreking:
Ten eerste is het duidelijk dat de bestaande armoedebestrijding en de millenniumdoelstellingen niet ambitieus en niet haalbaar zijn. Het onderzoeksinstituut van de VN voor sociale ontwikkeling maakt dat zeer duidelijk, net zoals ook de Nederlandse Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid de ontoereikendheid van de armoedebestrijding aangeeft. Millenniumdoelstellingen zijn een handig instrument om mensen te mobiliseren, zonder dat men ook echt iets moet gaan doen.
Ten tweede is zelfs door de Wereldbank ten overvloede bewezen dat de ongelijkheid mee in het beleid moet worden opgenomen. Te grote ongelijkheid belemmert de groei én de armoedebestrijding. De toenemende ongelijkheid creëert vooral een terechte morele verontwaardiging en een besef van sociale onrechtvaardigheid. Dat is de voedingsbodem van sociale onrust en geweld.
Ten derde wordt door de VN en door UNCTAD (de conferentie voor handel en ontwikkeling) meer en meer onderstreept dat ontwikkeling moet worden herdacht, dat landen hun plannen zelf in handen moeten hebben en houden, dat ze hun produktiecapaciteit moet kunnen ontwikkelen.
Ten vierde wijzen ze er ook op dat de samenwerking en de hulp het over een totaal andere boeg zullen moeten gooien. Zelfs bij de OESO lezen we die boodschap. Er zijn méér, veel meer middelen nodig en er moet een eind komen aan de te grote versnippering van de hulp.
Tenslotte wijst iedereen op de noodzaak om tot een coherent beleid te komen en landen niet een beleid of voorwaarden op te leggen die hun ontwikkeling onmogelijk maken. De OESO-aanpak, zo stelt de VN, gaat tergend langzaam en het zou beter zijn een drastisch andere weg te bewandelen.
De Wereldbank en het IMF, in samenwerking met de WTO en meer en meer ook met de VS en de Europese Unie, hebben de wereld een mondialiseringsmodel opgelegd dat de dominantie van henzelf en van de financiële markten compleet maakt. Ook West-Europa moet er vandaag aan geloven.
Ontwikkelingseducatie?
Indien we de machtsverhoudingen in de wereld inderdaad willen veranderen, indien we een mogelijkheid willen creëren om andere ontwikkelingen mogelijk te maken, dan is het in eerste instantie nodig dat er juiste informatie wordt verspreid, dat mensen op de hoogte zijn van wat er fout gaat in de wereld, dat ze niet langer geloven dat ze met hun eigen waterpompje of schooltje aan ‘ontwikkelingssamenwerking’ doen.
Ontwikkeling is geen ‘goed doel’. Armoedebestrijding kan niet zonder succesvol proces van economische en sociale ontwikkeling. Daar moeten we ons voor inzetten. ‘Modellen’ hebben we daar niet voor nodig, laat de arme landen zelf beslissen wat ze willen.
Er is in dit land erg veel goede wil aanwezig, maar er is te weinig stimulans om die goede wil ook om te zetten in politiek handelen. Er zijn in de wereld erg veel positieve initiatieven, maar wat weten we erover?
Wie legt uit dat er in Azië onder leiding van China een regionale integratie tot stand komt? Wie legt uit hoe men in Latijns Amerika, net zoals in Azië, aan een alternatief monetair systeem werkt? Wie legt uit hoe de sociale bewegingen in Afrika meer en meer samenwerken om tot een alternatieve ontwikkeling te komen?
Wie legt uit hoe ver het staat met de ‘land grabbing’ en wat de risico’s van agrobrandstoffen zijn? Wie legt uit dat ‘vrijhandel’ geen vrije handel is en meer met fiscale paradijzen dan met handel heeft te maken? Wie legt uit wat de inheemse bewegingen in Latijns Amerika precies willen? Waarom blijven onze mensen geloven dat ontwikkeling van ons, van de rijke landen blijft afhangen? Wie houdt men eigenlijk voor de gek?
‘Stop met het makkelijk verhaal te vertellen […] armoede en uitsluiting zijn een keuze van rijke mensen’, aldus Jack van Ham, directeur van de Nederlandse hulporganisatie ICCO. ‘Weer terug op de barricaden. Er is nieuwe politisering en nieuwe beweging nodig’¸zo zegt René Cuperus het. Wie neemt de handschoen op in Vlaanderen?