Laat het grote geld niet ontsnappen: enkel gewone mensen betalen belastingen
Nieuws, Wereld, Economie, België, Vermogensbelasting, Tmd, Fiscaliteit, Financiële transactietaks, Vlaktaks, Belastingparadijzen - Guido Deckers

Laat het grote geld niet ontsnappen: enkel gewone mensen betalen belastingen

Als de regering de belastingen rechtvaardig zou maken, dan zijn er voldoende inkomsten voor een meer leefbare samenleving

donderdag 16 december 2010 11:50
Spread the love


doc

Inleiding

Vandaag zijn er groepen in de samenleving die te kort hebben en er zijn er die in rijkdom leven. Er is een hoge belastingdruk op inkomen uit arbeid en een lage tot geen belastingdruk op inkomen uit kapitaal. Er is de grote overheidsschuld tengevolge van de economische crisis. En de vergrijzing van de bevolking dreigt daar nog vele miljarden bovenop te doen.

Tegen 2015 wil de Belgische regering meer dan 20 miljard euro besparen. Tevens kost het de vakbonden zweet, bloed en tranen om de regering te dwingen de minimumlonen en de minimumuitkeringen te verhogen. Liever dan de lonen aan te passen aan de productiviteit, willen de werkgevers hun aandeelhouders goed gezind houden door hun een rendement van twee cijfers te beloven.

Op alle vlakken betalen gewone mensen de rekening. Een herverdeling van inkomen moet daarom een prioriteit worden van elke regering. Een rechtvaardig belastingsysteem kan daar heel wat toe bijdragen.

Deze tekst maakt een opsomming van een aantal delen uit de fiscaliteit waarbij de onrechtvaardigheden worden geduid, voorstellen worden gedaan die leiden naar meer rechtvaardigheid en hoeveel inkomsten het de staat kan opleveren.  Vooraf maken we een optelsom van enkele voorstellen die je hier in de tekst gaat lezen. Het geeft je alvast een idee waar het geld moet gezocht worden.

Tevens geeft deze tekst inspiratie om hierover in debat te gaan, de voorstellen verder uit te werken en in eisen om te zetten.

Maatregel                                                Opbrengst in miljard euro

Invoering vermogensbelasting                              8.7
Speculatieve meerwaarden belasten                   0.5
Bestrijding fiscale fraude                                      10.0
Het belasten onrechtmatige winst Electrabel       2.0
Ontsporing notionele interestaftrek                       1.5
Inning van achterstallige belastingen                    3.5
Totaal                                                                      26.2

Een progressieve inkomstenbelasting

Met het progressieve belastingstelsel betalen de mensen met een hoog inkomen meer dan mensen met een laag inkomen. Blijkbaar vindt men dat vandaag niet meer belangrijk. Sinds 2001 heeft de toenmalige regering de twee hoogste belastingstarieven van 55 procent en 52 procent afgeschaft. Dit kost de overheid jaarlijks zo’n kleine 6 miljard euro. (1)  Dat is vijf maal meer dan de kostprijs van het optrekken van de sociale minima boven de armoedegrens.

Het Rekenhof heeft berekend dat de kostprijs van de aanpassing van de sociale minima aan de welvaart 1,25 miljard euro per jaar bedroeg. Ooit zijn er voor de personenbelasting nog 13 tarieven geweest en was het hoogste tarief 70 procent. Dat was tot 1989. Nu zijn er nog 5, en is het hoogste tarief 50 procent.

Bijkomend wordt ons progressief belastingstelsel uitgehold door de vele belastingverminderingen die niet altijd in de juiste portemonnee terecht komen. Het zou goed zijn mochten we met zijn allen (politiek en middenveldorganisaties) even de tijd nemen om alle belastingverminderingen aan de rechtvaardigheidstoets te onderwerpen. Belastingaftrek is immers niet voor iedereen voordelig!

Eerste punt: het systeem van aftrek geldt voor mensen die al belastingen betalen, wat wil zeggen een voldoende hoog inkomen hebben.

Tweede punt: wil men van de vermindering genieten, moet men eerst investeren. Dat wil zeggen, enige financiële reserve hebben en… dan nog enige tijd kunnen wachten om het geld van de overheid te recupereren. Mensen die weinig middelen hebben, kunnen dat geld vooraf niet vrijmaken.

En als laatste punt is er de ongelijkheid! Moeten alle belastingverminderingen voor alle inkomenscategorieën even hoog zijn? Hoewel er een systeem voor lage inkomens is uitgewerkt, krijgt iedereen evenveel belastingvermindering bij de aankoop van dienstencheques. Gezien de bruto-kost voor de overheid 1,2 miljard euro bedraagt, zou het rechtvaardiger zijn dat dit belastingvoordeel afneemt naarmate het inkomen stijgt.

Een ander hoofdstuk zijn de premies. Om van deze premies te kunnen genieten moet je natuurlijk de basisinvestering kunnen betalen. Denk bijvoorbeeld aan de premies om de installaties van zonnepanelen aan te moedigen. Om de premie te krijgen moeten eerst zonnepanelen geïnstalleerd en kosten bewezen worden. Mogen we ons de vraag stellen of de gemeenschap, d.w.z. iedereen, moet bijdragen aan dergelijke initiatieven die voorbehouden zijn aan bepaalde categorieën van burgers?

Hier de cijfers: de eigendomsondersteunende maatregelen – vooral fiscale aftrekken van intresten en/of kapitaal van hypothecaire leningen en allerlei subsidies – komen vooral terecht bij de hogere inkomens. 40 procent komt terecht bij de 20 procent hoogste inkomens, 10 procent gaat naar de 20 procent laagste inkomens. Solidariteit op zijn kop? (2)

Het gamma aan fiscale verminderingen is aan herziening toe. Dit om twee redenen. Ten eerste om de herverdeling van de inkomens te waarborgen. Fiscale verminderingen moeten zoveel mogelijk omgezet worden in directe subsidies. Zo kunnen lage inkomens en sociale uitkeringstrekkers,die geen belastingen betalen, er eveneens van genieten. En ten tweede omdat er dringend een vereenvoudiging van de personenbelasting nodig is. Wie vindt zijn weg nog in de wirwar van aftrekken? Daar kan men verandering in brengen door de fiscale stimuli te hergroeperen in drie korven: een korf onroerende goederen en langetermijnsparen, een korf sociale uitgaven en diensten aan personen, en ten slotte een korf leefmilieu. (3)

Het FAN (Financiëel Actie Netwerk) formuleert drie voorstellen:
1) een herinvoering van hogere belastingtarieven waardoor de hoge inkomens meer bijdragen;
2) een hogere belastingvrije som;
3) een grondige toets van alle belastingverminderingen en –aftrekken aan rechtvaardigheid en doelmatigheid.

De vlaktaks

Sinds enkele jaren komt het idee van een vlaktaks meer naar boven drijven. Voor het FAN mag het verdrinken. Een vlaktaks wil zeggen: een systeem waarbij de huidige progressieve aanslagvoeten afgeschaft worden en vervangen door één tarief voor de hele groep van belastingplichtigen. Ook tussen bedrijven en burgers wordt geen onderscheid meer gemaakt. Wel wordt een minimumbedrag voorzien dat belastingvrij is. In ons land wordt dit idee vooral gepromoot door de éénmanspartij Lijst Dedecker (LDD) en door Trends-journalisten Werner Niemegeers en Eric Pompen die er een boek over schreven.

Ook de VLD is gewonnen voor een belastingstelsel met zo weinig mogelijk tarieven. Het voorstel van een vlaktaks wordt neergesabeld door een onderzoek van de KU Leuven dat aantoont dat een vlaktaks vooral arme Belgen slecht uitkomt. De onderzoekers rekenden uit dat in het voorstel van LDD de 10 procent rijkste Belgen 1.184 euro per maand winnen. De 10 procent armsten winnen 18 euro.(4)

In het voorstel van Niemegeers en Pompen krijgt iedereen meer geld, maar de rijken krijgen het meest. De armste 10 procent krijgt 1,6 procent meer gezinsinkomen. Bij de rijkste 10 procent loopt de bonus op tot 43 procent.

De onderzoekers toonden ook aan dat een vlaktaks een gat slaat in de overheidsinkomsten. Een vlaktaks van 25 procent betekent een verlies van 35 miljard euro. Om de overheidsinkomsten op peil te houden, zou het percentage van de vlaktaks minstens 38 procent moeten bedragen.

Voorstel van het FAN : geen vlaktaks. Dit maakt alleen de hoge inkomens rijker en lage inkomens armer.

De vergeten inkomens van zelfstandigen

De overheid zou meer inkomsten kunnen verkrijgen als ze de reële inkomsten zou belasten van zelfstandigen. In een beperkt aantal sectoren bestaat er een forfaitaire regeling. In dat geval heeft de beroepsorganisatie (vb. bakkers, landbouwers, slagers …) de brutowinst voor de bedrijven van die sector vastgelegd in samenspraak met de belastingsdiensten. Op deze manier blijft de werkelijke winst onbelast. Een afschaffing van dit systeem zou meer rechtvaardigheid brengen en de overheid zou er meer inkomsten aan overhouden.

Nog meer rechtvaardigheid en inkomsten zou de overheid kunnen halen bij de verhuurders. Want hier is alle logica zoek. Een voorbeeld maakt dit duidelijk. Triestig feit : mijn suikertante sterft. Keerzijde van de medaille : ik erf vijf gebouwen. Het niet-geïndexeerde kadastraal inkomen van elk van deze gebouwen bedraagt 2000 euro. Ik heb al deze gebouwen ingericht als studio’s.

In elk gebouw zijn 6 studio’s ondergebracht. Ik verhuur die aan 500 euro per maand, wat erop neerkomt dat ik 180.000 euro per jaar verdien. Op mijn belastingaangifte moet ik echter niet de 180.000 euro invullen. Ik moet enkel het niet-geïndexeerde kadastraal inkomen invullen. In dit geval 2000 euro x 5 gebouwen = 10.000 euro.

Dit aangegeven inkomen van 10.000 euro zal uiteindelijk leiden tot een belastbaar inkomen van slechts 21.645,40 euro. Hoe komt men aan dat bedrag ? Het kadastraal inkomen wordt eerst geïndexeerd (voor het aanslagjaar 2010 bedraagt de indexeringscoëfficiënt 1,5461), en vervolgens wordt het geïndexeerd kadastraal inkomen verhoogd met 40 procent.

Voorstel van het FAN : een belasting op het reële inkomen, ook voor zelfstandigen en verhuurders.  En een afschaffing van de forfaitaire belastingen.

Het bankgeheim

De fiscus kan onmogelijk werk maken van een rechtvaardige fiscaliteit zolang het bankgeheim niet volledig verdwenen is. Voor de politici, die toevallig deze tekst in handen zouden krijgen, hebben wij de volgende bedenking. Jullie stellen voor het bankgeheim op te heffen enkel als er aanwijzingen zijn van ‘grote fiscale fraude’. Maar, spijtig genoeg, heren en dames, heeft het verleden aangetoond dat dit moeilijk aan te tonen valt.

Immers, het begrip ‘grote fiscale fraude’ is niet gedefinieerd, en er bestaat geen antwoord op de vraag vanaf welk bedrag fiscale fraude als ‘ernstige’ fraude wordt bestempeld.

En wat is het verschil met de wetgeving die er vandaag al bestaat? Het bankgeheim mag immers vandaag al opgeheven worden, wanneer er na een ‘ernstig’ onderzoek sterke vermoedens van fraude bestaan.

Schrik voor je privacy? Het is niet de bedoeling dat de Belg inzage krijgt in wat zijn buurman op de bank heeft staan. Maar als we willen dat de 10 procent rijkste Belgen die gemiddeld een patrimonium bezitten van 1,9 miljoen euro, en samen meer dan de helft van het Belgische vermogen bezitten billijk hun belastingen betalen, dan moet de fiscus een kadaster kunnen aanleggen van deze vermogens. (5)

Dankzij het bankgeheim betaalt de fraudeur te weinig belastingen, en de gewone mensen te veel. En daar moet dringend een einde aan komen. Zo wordt het ook mogelijk de belasting op beroepsinkomsten te verminderen.

Het FAN gaat niet akkoord met een ‘versoepeling’ van het bankgeheim maar eist dat het bankgeheim ‘volledig’ verdwijnt. Dat heeft enkel maar voordelen. Zo kan de fiscus eindelijk werk maken van rechtvaardige belastingen.
  
Het FAN stelt dus voor dat het bankgeheim of de discretieplicht (of hoe men dat ook wil noemen) ogenblikkelijk uit de wet verdwijnt. Dat de fiscus toegang krijgt tot de bankgegevens die automatisch moeten worden verstrekt door de banken. En dat er zware sancties en controles op belastingontduiking komen.

Vervolgens moet België informatie uitwisselen met buitenlandse administraties over het vermogen dat men in het buitenland aanhoudt. Elk jaar moet een lijst worden opgesteld met de namen van de begunstigden van interesten, dividenden, meerwaarden en andere financiële inkomsten. En moet alle vertrek van kapitaal uit België wordt gemeld, met identificatie van de opdrachtgever.

Wordt het vermogen al niet zwaar genoeg belast?

Sommigen antwoorden daarop volmondig ‘ja’. We hebben toch onze successierechten, registratierechten en schenkingsrechten! Inderdaad, alleen, dat zijn geen belastingen op vermogen, maar een belasting op de overdracht van vermogen.

Successierechten zijn belastingen als de eigenaar van het vermogen overleden is. Registratierechten en schenkingsrechten zijn belastingen bij overdrachten tussen levenden of rechtspersonen.

De door het FAN voorgestelde vermogensbelasting heeft als voordeel dat ze rekening houdt met de draagkracht van een gezin. Dit is niet het geval met de successie- of registratierechten.
Ze is ook niet onderhevig aan het wilde toeval. Bij meerdere familiale overlijdens in een korte tijdspanne betaal je veel successierechten. Bovendien word je onregelmatig, op een ongelukkig moment, met hoge belastingaanslagen geconfronteerd. (6)

De vermogens in België worden al voldoende hoog belast in vergelijking met het buitenland. Een vals argument dat wordt aangevoerd om aan te tonen dat een vermogensbelasting bij ons overbodig is. Vergelijkbare cijfers zijn niet altijd beschikbaar. Niet in het minst omdat de verschillende landen er heel verschillende fiscale systemen op na houden.

Als we de definitie van de OESO volgen dan slaat de betekenis van een vermogensbelasting voor België voornamelijk op successierechten, registratierechten en schenkingsrechten. In 1997 (laatste cijfers) was dit 1,1 procent van het BBP. België zat hiermee de helft onder het Europees gemiddelde. (7)

Ondanks de lage opbrengst verlaagde de Vlaamse regering in 1997 de progressieve tarieven van de successierechten. Vooral de grote vermogens hadden er baat bij. Het Waals gewest en het Brussels gewest hebben in 2001 Vlaanderen gevolgd. Hun wijzigingen gingen minder ver.

Wanneer we de belasting op kapitaal wat ruimer gaan bekijken zijn er ook de roerende en onroerende voorheffing en de inkomstenbelasting op de aangegeven roerende en onroerende inkomsten. Ook hier blijven de opbrengsten aan de magere kant.

Het totale plaatje van de fiscale inkomsten toont aan dat 53,9 procent komt uit arbeidsinkomen en slechts 7,3 procent uit vermogen. (8) Arbeid wordt in België zwaar belast, kapitaal uit vermogen wordt bevoordeeld. Daarbij komt de ongelijkheid in bezit: de 10 procent rijkste Belgen bezitten meer dan de helft van het Belgische vermogen. Het wordt dus tijd dat deze elite ook eens wordt aangesproken!

Er zijn op dit moment verschillende voorstellen om het vermogen te belasten. Zo is er het voorstel om een progressieve belasting in te voeren op het gedeelte vermogensbezit boven de 1 miljoen euro, de eigen woning niet inbegrepen. Enkel de 2 procent rijksten worden hierdoor getroffen: 88 000 gezinnen. De totale opbrengst van zulk een progressieve vermogensbelasting op de 2 procent rijksten kan in het totaal 8,7 miljard euro opleveren!

Een ander voorstel dat de ronde doet wil niet het bezit belasten, maar de opbrengst uit vermogen: de vermogenswinstbelasting. Met dit voorstel worden de bestaande vermogensbelastingen op natuurlijke personen afgeschaft en vervangen door een belasting op de inkomsten uit grote vermogens. Dat betekent ondermeer de afschaffing van de successierechten, de roerende en onroerende voorheffing op natuurlijke personen en de registratierechten. Naargelang de toepassing kan de vermogenswinstbelasting de staat 3 tot 7,5 miljard euro rijker maken. Waarop wachten we?

Minder hoor je over het opnieuw globaliseren van alle inkomens in de personenbelasting. Tot 1984 werden de roerende inkomsten (interesten en dividenden) opgeteld bij de andere inkomsten (beroeps-, onroerende- en diverse inkomsten). Dit totaal werd aan het progressief tarief van de personenbelasting onderworpen. Maar de inkomsten uit het kapitaal werden ‘bevrijd’ en in de plaats kwam een roerende voorheffing. Dit wil dus zeggen: eens je die belasting hebt betaald, je geen verdere belasting op dat inkomen moet betalen. Vandaag betaalt men 15 procent op de opbrengsten van allerhande financiële spaarproducten en 25 procent op dividenden van aandelen.

Het FAN stelt voor dat er een vermogensbelasting komt op basis van een vermogenskadaster. En wijst op de noodzaak om het debat te voeren over de beste methode om de vermogens te belasten.

Een meerwaardebelasting: een meerwaarde voor de overheid

België is het enige land in de EU dat speculatieve meerwaarden op aandelen niet belast. Nochtans is dit voor het bedrijfsleven en de tewerkstelling van groot belang. Omdat aandeelhouders op hun aandeel graag 15 procent winst halen, wordt er verkocht en gekocht, en worden bedrijven verplicht onrealistisch hoge rendementen te halen. Je weet het of niet, maar rendementen van 15 procent en hoger zijn, op een eerlijke manier bekomen, in de reële economie onhaalbaar.

Om toch aan dergelijk hoge rendementen te raken, verlagen de werkgevers zich tot methoden die de werknemers en de burgers schaden. Een van die methoden: lonen niet laten meedelen in de productiviteits- en prijsstijgingen. Andere methoden: kostendalingen niet doorrekenen (denken we maar aan Electrabel), de rekeningen vervalsen, de inkomsten opsmukken, schulden verbergen. Dit allemaal om het kapitaalrendement hoog te houden.

Ondernemingen werken met investeringen en projecten waarvan de rendabiliteit bekeken wordt over vijf, tien, twintig jaar. Toch is de gemiddelde duur dat een beursgenoteerd aandeel bijgehouden wordt, overal in de wereld absurd kort geworden. In de VS bedroeg die duur tien jaar in de jaren veertig, vandaag is dat nog zes maanden. De bedrijven van de BEL 20 wisselen om de zeventien maanden van eigenaar.

Als aandeelhouders werknemers en bedrijven enkel gebruiken voor hun eigen portemonnee, moeten we hiermee dan nog medelijden hebben? Als de beurs de plaats is waar ondernemingen het geld ophalen om zich mee te financieren, of een speelhuis waar gewed wordt op aandelen op één jaar, één maand, één week, één dag en één uur, dan moeten we niet zoeken naar een ingewikkelde techniek om dit in stand te houden. We moeten er voor zorgen dat speculanten zulke weddenschappen niet meer willen en kunnen aangaan.

Hoe? Door speculatie hoog te belasten. (9)

Twee SP.A parlementsleden vinden dit alvast ook! Dirk Van der Maelen en John Crombez dienden in Kamer en Senaat een wetsvoorstel in om speculatieve transacties te belasten. Concreet komt het hierop neer dat de meerwaardevrijstelling in de vennootschapsbelasting wordt beperkt. Meerwaarden op aandelen die binnen het jaar worden doorverkocht, komen niet meer in aanmerking voor een vrijstelling. Ze worden bijgevolg belast tegen het tarief van de vennootschapsbelasting. Zij schatten dat de maatregel 500 miljoen euro per jaar zou opbrengen.

Een argument waarmee men vaak de invoering van een meerwaardebelasting wil onderuithalen is dat zo’n belasting riskeert om aan de schatkist geld te kosten in plaats van op te leveren. Immers, zo haalt men aan, men moet dan ook de aftrekbaarheid van de minderwaarden toelaten.

Het tegenargument kunnen we gaan halen uit voorbeelden in landen waar een meerwaardebelasting bestaat. Zo kan er een beperking in de tijd of een beschot ingevoerd worden met andere belastingen, waardoor minderwaarden enkel kunnen afgetrokken worden van eventuele meerwaarden maar niet van andere verschuldigde belastingen. Zo heeft de VS een systeem dat minwaarden aftrekbaar maakt. Bij minwaarden kan jaarlijks maximaal 3000 dollar afgetrokken worden van meerwaarden of andere inkomsten. Tot 2010 is de meerwaarde belast tegen een verlaagd tarief als men een aandeel meer dan 12 maanden bijhoudt. (10)

Nog enkele voorbeelden hoe andere EU-lidstaten omgaan met meerwaarden op aandelen in de vennootschapsbelasting. In Denemarken en Frankrijk moet je als vennootschap de aandelen minimum respectievelijk 3 jaar en 2 jaar ononderbroken in portefeuille hebben gehad om de vrijstelling van meerwaarden te bekomen.

In Luxemburg, Finland, Spanje, Hongarije, Zweden en Tsjechië bedraagt de minimum bezitsduur 1 jaar. In de meeste landen is ook een minimumparticipatie vereist: 5 procent in Spanje en Frankrijk; 10 procent in Finland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Tsjechië; en 30 procent in Hongarije. Indien niet aan de vrijstellingsvoorwaarden is voldaan, worden de meerwaarden doorgaans belast aan het tarief van de vennootschapsbelasting. (11)
                                                                                                 
Het FAN stelt de invoering voor van een meerwaardebelasting op aandelen, obligaties en opties, rekening houdend met de duurtijd van deze titels (=hoe korter de duurtijd, hoe hoger de meerwaardebelasting).

Fraude is diefstal

De omvang van de fraude is moeilijk in te schatten. Moesten we dat kunnen, dan zou een deel van het probleem opgelost zijn. Maar verschillende studies hebben  aangegeven dat de overheid door fraude in België zeer veel geld verliest. Daardoor gaat ze het geld halen waar het gemakkelijk te halen is: bij de werknemers.

Professor Jozef Pacolet (HIVA, KU Leuven) onderzocht hoeveel de belastingontduiking via zwartwerk kost aan de overheid. Volgens zijn cijfers is dit hoger zijn dan 6 procent van het BBP of meer dan 20 miljard euro. De hele ondergrondse economie in België werd in het verleden geschat op 12 à 20 procent van het BBP. Vandaag worden percentages geciteerd van 4 tot 20 procent. Als je het gemiddelde van die twee, of de benedengrens van de ramingen in het verleden zou aannemen, levert dat een bedrag op van 40 miljard euro, waar de overheid gemiddeld 50 procent of 20 miljard euro aan belastingen en sociale bijdragen kan innen. (12)

Volgens een internationale studie van professor Schneider, een wereldautoriteit in het onderzoek naar de ondergrondse economie, bedraagt het aandeel van de ondergrondse economie in België 21,5 procent van het BNP. Dat komt overeen met 30 miljard euro ontdoken belastingen. Indien we erin zouden slagen om het fraudepercentage in België op hetzelfde niveau te brengen als dat van de buurlanden Frankrijk (14,8 procent), Nederland (12,8 procent) en Duitsland (16,8 procent), dan zou dat jaarlijks 10 miljard euro opbrengen. (13)

Kunnen we dat niveau halen? Ja, als de politieke wil aanwezig is. Om te beginnen moet het bankgeheim ‘volledig’ worden afgeschaft. Verder moet gewerkt worden aan een moderne wetgeving en moet het personeel van het Ministerie van Financiën voldoende middelen krijgen om de fraude te bestrijden.

Er moet meer samengewerkt worden tussen de belastingdiensten en de procedures moeten vereenvoudigd worden, bij voorrang door het creëren van één dossier waarin alle informatie te vinden is. En dan is er nog de una-via werkwijze. Het Ministerie van Justitie behandelt de grote fiscale fraudedossiers, de belastingadministratie de rest.

Nu werkt de BBI (Bijzondere Belasting Inspectie) soms vier à vijf jaar aan één dossier, waarna het uiteindelijk toch nog aan het gerecht moet worden overgemaakt. Daar moeten ze dan van nul af aan opnieuw beginnen. Met de una via-regel zou dat veranderen: elk frauduleus dossier zou volgens die regels rechtstreeks aan een nieuw op te richten una via-comité worden voorgelegd, dat meteen beslist of een dossier via gerechtelijke weg zal worden afgehandeld.

Het FAN stelt voor het bankgeheim volledig af te schaffen. Daarnaast moet er een kadaster wordt ingevoerd voor roerende inkomsten.
Het ‘enig dossier van de belastingplichtige’ moet worden ingevoerd waarin alle gegevens worden gebundeld die nodig zijn voor een correcte aangifte.
De maatregelen die door de commissie ‘Grote Fiscale Fraude’ werden aanbevolen, moeten worden omgezet in wetgeving.
En tenslotte moeten er voldoende personeel en middelen zijn om een efficiënte fraudebestrijding mogelijk te maken.

Achterstallige belastingen

De fiscus had eind 2009 22 miljard euro niet geïnd. Als rekening wordt gehouden met de ruim 10 miljard euro ‘totaal niet invorderbare’ of als verloren beschouwde belastingschulden, bedraagt de achterstand ruim 32 miljard. De belastingdiensten splitsen de belastingschulden op in drie categorieën.

De meeste aandacht van de belastingambtenaren gaat uit naar de ‘eisbare’ schulden omdat daar de kans het grootste is om effectief te innen. Einde 2009 bedroegen de eisbare schulden 3,5 miljard euro. De ‘betwiste’ belastingschulden bedroegen ruim 9,6 miljard. De ‘twijfelachtige’ schuldvorderingen klokten eind 2009 af op 8,6 miljard euro. In dat laatste pakket gaat het vaak om schulden die het gevolg zijn van een faillissement of een collectieve schuldvordering. De inning ervan is dus hoogst onzeker.

Alles samen geeft dat een achterstand van 21,7 miljard. Om de torenhoge schulden niet hoeven te betalen, kiezen bedrijven vaak voor een faillissement. En particulieren kiezen vaak voor de oprichting van een patrimoniumvennootschap waarin ze hun schulden in de personenbelasting doen verdwijnen. In dit laatste geval is het moeilijk de belastingschulden nog te innen. (14)

Het voorstel van het FAN is de fiscale administratie voldoende middelen te geven om de achterstallige belastingen te kunnen innen.

Voor de werkgevers is de vennootschapsbelasting een balast-ing

In 2002 werd de vennootschapsbelasting verlaagd. Het belastingtarief dat moest betaald worden op de winst van een bedrijf daalde van 40,2 procent tot 33,99 procent. Dit tarief is hoog in vergelijking met het EU-gemiddelde: 24,5 procent voor de EU van de 27. Dit tarief gebruiken de werkgevers graag om aan te tonen dat ze ‘te’ zwaar worden belast.

Maar de werkelijkheid ziet er wel anders uit. Door de vele aftrekken die men kan toepassen, ligt het werkelijk tarief veel lager. Zonder rekening te houden met het grootste cadeau dat de bedrijven sinds 2005 hebben gekregen, betalen ze geen 33,99 procent maar gemiddeld 24 procent op hun winsten.

Maar laten we het eens hebben over een ander geschenk: de notionele interestaftrek. De notionele interestaftrek is een moeilijk begrip, maar je mag ook zeggen abstracte of fictieve interestaftrek. Dat maakt het al wat duidelijker.

De toepassing is nog eenvoudiger. De aftrek komt hierop neer dat de vennootschappen een toegekend percentage van hun eigen vermogen kunnen aftrekken van hun belastbare winst. Dat hiermee kon geknoeid worden, was door de uitvinders van dit cadeau blijkbaar niet geweten. Of toch wel?

De geschatte kost voor de overheid was voorzien op 566 miljoen. In 2009 liep de schatkist niet minder dan 4 miljard euro mis. Hoe dit komt? Door misbruiken en trucjes die maken dat het voordeel voor het bedrijf zo gunstig mogelijk is.

Een voorbeeld om een idee te geven. In 2009 betaalde AB InBev, dankzij de notionele interest 5,27 miljoen euro in plaats van 75 miljoen euro belastingen op zijn winst. Wat neerkomt op een belachelijke belastingvoet van 2,38 procent.

Dat aan deze maatregel paal en perk moet gesteld worden, zou maar logisch zijn. Men heeft al een stapje genomen door het tarief van de notionele interestaftrek te plafonneren. Maar er zijn grotere stappen mogelijk. Zo kan men de notionele interest koppelen aan jobcreatie en de banken uitsluiten de notionele interest toe te passen. Beide maatregelen zouden al 1,5 miljard euro opbrengen. (15)

En er zijn nog miljarden te rapen met een ‘mottenballentaks’. Electrabel heeft als Belgisch overheidsbedrijf indertijd toestemming gekregen om haar kerncentrales versneld af te schrijven. Dankzij die versnelde afschrijving boekt dit nu Franse energiebedrijf grote overwinsten op de kosten van de Belgische belastingbetaler. Deze onrechtmatige winsten volledig afromen zou 1,5 à 2 miljard euro per jaar kunnen opleveren. (16)

En het kan nog beter. Door vennootschappen actief te bestrijden die opgericht zijn om de personenbelasting en de bijdragen te ontwijken. Ook “vervennootschappelijking” genoemd. De voorbije jaren hebben veel mensen met een vrij of zelfstandig beroep ervoor gekozen hun activiteiten onder te brengen in een vennootschap die hun inkomen uitkeert. De motieven hiervoor waren enkel fiscaal. Beoefenaars van vrije beroepen hebben de mogelijkheid om een éénmansbedrijfje op te richten. Ze keren zich via hun éénmansbedrijfje een laag loon uit. Het gevolg: ze moeten minder belasting betalen.

Een positieve evolutie in het tegengaan van de vervennootschapelijking is dat het minimale inkomen, dat een vennootschap aan de zaakvoerder moet uitkeren om van het verlaagde tarief in de vennootschapsbelasting te genieten, de komende jaren stelselmatig wordt opgetrokken. Dit kan het motief om nog nieuwe vennootschappen op te richten verkleinen, en ervoor zorgen dat opnieuw een wat groter deel van het verdiende inkomen wordt belast in de personenbelasting. Ook hiermee komen er opnieuw meer inkomsten voor de overheid.

Het FAN stelt voor dat er een herziening komt van alle fiscale verminderingen en aftrekken.
Er moeten dringend maatregelen worden genomen tegen de ontsporing van de notionele intrestaftrek.
De toekenning van een notionele intrestaftrek moet worden gekoppeld aan jobcreatie.
Vennootschappen die opgericht zijn om de personenbelasting en de bijdragen te ontwijken, moeten worden bestreden.
Meer algemeen is scherpere financiële controle op vennootschappen nodig, en moet op Europees en internationaal niveau een minimumtarief in de vennootschapsbelasting wordt ingevoerd.

BTW: forfaitair is niet altijd fair

Indirecte belastingen, zoals btw en accijnzen, zijn per definitie onrechtvaardig omdat zij geen rekening houden met de financiële draagkracht van de consumenten. Of je nu moet rondkomen met een leefloon of met een maandinkomen van 5000 euro, beiden betalen evenveel btw voor goederen en diensten. Het normale tarief is 21 procent.

Het is ooit anders geweest. In 1992 werd een btw-hervorming doorgevoerd: de tarieven van 17 procent, 25 procent en 33 procent werden afgeschaft. Het normale tarief dat toen 19 procent was, werd op 19,5 procent gebracht. Het verlaagd tarief van 6 procent werd behouden en een tweede verlaagd tarief van 12 procent werd ingevoerd. De hervorming vloeide voort uit de harmonisering van de indirecte belastingen op Europees vlak.

In 1993 zou het normale BTW tarief opnieuw verhoogd worden van 19,5 procent naar 20,5 procent – maatregel in het kader van het globaal plan van toenmalig premier Dehaene – en vanaf 1 januari 1996 zou het verder opgetrokken worden tot 21 procent – één van de maatregelen om de Maastricht norm te halen. Deze hervorming bracht een averechtse herverdeling mee: wie veel uitgaf of kon uitgeven, profiteerde van deze hervorming. Wie krap leefde, kreeg het nog iets moeilijker.

Zo bedraagt de gemiddelde aanslagvoet van de indirecte belastingen voor de 10 procent laagste inkomens 12,2 procent. Voor de 10 procent hoogste inkomens is dat slechts de helft; 6,1 procent. Als je weet dat de indirecte belastingen in hun totaliteit praktisch evenveel opbrengen als de totale personenbelasting, dan pas besef je de ware impact hoe onrechtvaardig deze belasting is. (17)

Dit mogen we niet meer normaal vinden! Belastingen moeten rekening houden met het inkomen van mensen. Meestal is het zo dat mensen met een hoog inkomen het zich kunnen permitteren om luxeartikelen aan te schaffen: een hoger btw-tarief voor luxeartikelen zou meer rechtvaardigheid brengen. Aanvullend mag de lijst van levensnoodzakelijke producten herbekeken worden. Het normale tarief is 21 procent. Voor een hele hoop uiteenlopende producten geldt het verminderde tarief van 6 procent.

Het FAN stelt voor dat er hogere btw-tarieven worden ingevoerd voor luxeartikelen.
Daarnaast moet de lijst van levensnoodzakelijke producten worden herbekeken, rekening houdend  met duurzaamheid en milieu.

Fiscale amnestie

Tussen 1 januari en 31 december 2004 konden Belgen geld, dat zij in het buitenland hadden geplaatst, naar België repatriëren waardoor zij van een aantal fiscale verplichtingen werden bevrijd. Op de som van het gerepatrieerde kapitaal werd een boete van 6 of 9 procent geheven.

De lagere boete van 6 procent was van toepassing wanneer de berouwvolle spaarder het kapitaal investeerde. Indien men het geld gewoon op een rekening plaatste, moest 9 procent betaald worden.
De boete werd afgehouden door de banken die het gerepatrieerde kapitaal opnamen. De banken verstrekten een regularisatie-attest.

Vanaf 2006 werd een permanente procedure ingevoerd. De regularisatie werd afgerekend tegen het normale tarief. Vanaf 2007 kwam er voor roerende en onroerende inkomsten – niet voor btw en beroepsinkomsten – daar een boete van 10% bovenop.

Iedereen mag slechts éénmaal gebruik maken van de procedure. En de procedure geldt niet voor: ontdoken RSZ, georganiseerde fiscale fraude, inkomsten waar de fiscus al een onderzoek naar heeft gestart, witwasoperaties, en voor misbruik van vennootschapsgoederen.   

Een fiscale amnestie verdedigen als zou er veel geld terugkomen naar de overheid, is onbegrijpelijk. Dat heeft het verleden aangetoond. Op vier jaar tijd is er voor 581,2 miljoen euro aan zwart geld teruggekeerd. De Belgische staat verdiende daarmee 145,2 miljoen euro. (18)

Om een idee te geven over hoeveel geld in belastingparadijzen kan gevonden worden: het belastingparadijs Man telt 76.000 inwoners en meer dan 30.000 geregistreerde ondernemingen. Op de bankrekeningen staat ongeveer 46 miljard euro spaargeld geparkeerd. (19)

Er wordt nog al eens vergeleken met het succes van de fiscale amnestiemaatregel van Italië. Wie zijn zwart geld naar Italië terugbrengt, kan dat regulariseren tegen een tarief van 5 procent. Vervolgens is het geld wit. 95 miljard euro keerde terug. Maar de staat verdiende er slechts 5 miljard euro mee. Is dit een succes? (20)

Is het trouwens moreel te verantwoorden dat een eerlijke belastingbetaler belast wordt aan maximum 50 procent en een fraudeur aan 5 procent of 6 procent of 9 procent?

Met welke procedure van regularisatie dan ook, een belastingplichtige kan jarenlang inkomsten niet aangeven tot het te heet wordt onder de voeten. Door eerst te frauderen en daarna pas aan te geven, wordt nog geld verdiend!

De fiscale regularisatie is ook niet bestand tegen het misdaadgeld: een eenvoudige verklaring op eer volstaat om aan te tonen dat de aangegeven sommen niet voortvloeien uit criminele activiteiten.

Het FAN stelt voor te stoppen met het pamperen van fiscale fraudeurs via fiscale amnestie en gulle minnelijke schikkingen.

De Europese spaarfiscaliteit zet stappen in de juiste richting

Om te vermijden dat de inwoners van een EU-land belastingen op spaartegoeden ontduiken door hun spaargeld op een buitenlandse bank te zetten, werd er vanaf 1 januari 2005 door de EU-lidstaten informatie over de spaarinkomsten van onderdanen uit andere lidstaten aan de woonstaat doorgegeven.

Maar zoals het met de fiscaliteit in België is gesteld, heeft deze Europese richtlijn ook zijn hiaten. Ze geldt immers alleen voor vastrentende activa (spaarrekeningen, kasbons, obligaties, e.d.) en niet voor risicovolle beleggingen (aandelen, fondsen die hoofdzakelijk in aandelen beleggen, levensverzekeringen in de vorm van een beleggingsfonds, e.d.).

Drie lidstaten, Luxemburg, Oostenrijk en België, doen niet mee aan informatie-uitwisseling, maar passen een bronheffing op de spaarinkomsten van onderdanen uit andere EU-lidstaten toe. Vanaf 2005 bedraagt 15 procent, vanaf 2008 20 procent en vanaf 2011 35 procent. Door de aanhoudende kritiek vanuit alle windrichtingen dat ons land een grijs belastingparadijs is, heeft België toegegeven om informatie te gaan uitwisselen.

Vanaf 1 januari 2010 wisselt België automatisch gegevens uit voor de toepassing van de Europese richtlijn over een belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling. Deze toegeving heeft veel te maken met het feit dat ons land op de OESO-lijst stond van ‘belastingparadijzen’. En daar wil België vanaf! Voor de Belgen huldigen de Belgische banken wel nog het bankgeheim.

Op 19 januari 2010 vergaderden de Europese ministers van Financiën over de uitbreiding van de spaarrichtlijn. Met de uitbreiding viseert men nu de tak 21- en tak 23- verzekeringsproducten, die gezien worden als alternatieve spaarvormen.

Ook de ontsnappingsroutes via stichtingen of het onderbrengen van spaartegoeden bij niet-fysieke personen zouden gesloten worden. Een andere maatregel zou het onmogelijk moeten maken dat een belastingstaat het bankgeheim inroept als de fiscus van een ander land informatie over een belastingplichtige opvraagt. Dit zou betekenen dat Oostenrijk en Luxemburg hun bronheffing moeten opgeven en overstappen naar automatische uitwisseling.

Het FAN stelt een versterking en een uitbreiding voor van de Europese spaarrichtlijn op alle financiële producten.

De Financiële Transactietaks

Een financiële transactietaks (FTT) is een taks op alle financiële transacties. Waarbij de Tobintaks zich enkel beperkte tot valutahandel, voorziet de FTT in een veel bredere belastinggrond: aandelen, obligaties, effecten en derivaten. Financiële transacties hebben een gigantische omvang.  Alleen al op de klassieke markten wordt jaarlijks 400.000 à 500.000 miljard dollar op de beurs verhandeld. Dagelijks gaat het over meer dan 2000 miljard dollar (meer dan 1500 miljard euro).

Als je weet dat jaarlijks 70 miljard dollar globale ontwikkelingshulp wordt gegeven, dan lijken alle verhoudingen zoek. Onderzoekers berekenden een mogelijke opbrengst op basis van drie mogelijke belastingvoeten: 0,1 procent, 0,05 procent en 0,01 procent.

De geschatte opbrengsten bij een belasting van 0,01 procent is 286 miljard dollar, bij een belasting van 0,05 procent is dit 650 miljard dollar en bij een belasting van 0,1 procent is de opbrengst 917 miljard dollar. (21)

Aangezien de FTT geheven wordt op aandelenmarkten, en aangezien die geconcentreerd zijn in een half dozijn markten, zou het grootste deel van de opbrengsten geïnd worden in bepaalde landen zoals de VS, het Verenigd Koninkrijk, Japan, Zwitserland, Duitsland, Frankrijk en Singapore.  Die landen zouden deze inkomsten kunnen gebruiken om de overheidsschuld te verminderen die ontstaan is door het beheer van de crisis.

Maar deze enkele landen mogen niet de enige zijn die profiteren van de FTT. De aandelenmarkten zijn internationale markten en hebben schade veroorzaakt over de gehele wereld. Het is dan ook volstrekt legitiem dat het grootste deel van de inkomsten zou gaan naar een internationaal fonds onder auspiciën van de Verenigde Naties. Dat fonds moet bijdragen aan de financiering van de wereldwijde gemeenschappelijke goederen.

Het gaat in de eerste plaats om de bestrijding van de klimaatveranderingen, honger en armoede in ontwikkelingslanden. Die middelen moeten komen bovenop de 0,7-procentnorm van het BNI (Bruto Nationaal Inkomen), de bijdrage voor ontwikkelingshulp die al zo lang beloofd is. (22)

FAN stelt voor dat de Belgische regering haar invloed gebruikt voor een invoering van een internationale belasting op financiële transacties.

Belastingparadijzen: mooie spaarkousen onder de palmbomen

Offshore centres (OFC’s), beter bekend als belastingparadijzen, zijn plaatsen waar de overheid geen of erg lage belastingen heft, en waar er een flexibele en lakse regulering geldt.

Enkele kenmerken van belastingparadijzen zijn het bankgeheim, het bestaan van anonieme en genummerde bankrekeningen, de niet-verplichting voor de bankier om de klant te kennen, de afwezigheid van belastingen op winsten, inkomen, schenkingen en erfenissen, de afwezigheid van controle op financiële transacties, banken en multinationale ondernemingen, niet-verplichting van bankiers om verdachte transacties te melden….

Eigenlijk bestaat er geen algemeen aanvaarde internationale definitie van wat een belastingparadijs is. Vele landen zijn belastingsparadijzen in een of andere zin. De meeste lijsten verschillen en vermelden 30 tot 70 belastingparadijzen.  De belangrijkste zijn de Kaaiman-eilanden en de Bahama’s.  In Europa is er oa. Zwitserland, Liechtenstein, Gibraltar, Isle of Man en Luxemburg.  In Azië is er Hong Kong en Singapore. In het Midden-Oosten tenslotteis er Bahrain. (23)

Multinationals maken gebruik van belastingparadijzen en steunen op filialen die er gevestigd zijn om hun belastbare winsten aanzienlijk te verlagen. Zo maakt een belastingparadijs het mogelijk om de techniek van de “verrekeningsprijzen” toe te passen. Verrekeningsprijzen zijn de prijzen die internationale ondernemingen aanrekenen voor het leveren van goederen en diensten aan onderling verbonden bedrijven van de groep. Deze worden gemanipuleerd op zo’n manier dat kosten gemaakt worden waar belastingtarieven hoog zijn, en winsten waar de tarieven laag zijn.

De persoonlijke bezittingen die zich in belastingparadijzen bevinden, worden wereldwijd door de OESO geschat op 5000 tot 7000 miljard dollar. Het jaarlijks verlies aan fiscale inkomsten van de staten omwille van beleggingen in belastingparadijzen bedraagt ongeveer 250 miljard dollar. (24)

Om belastingontwijking via belastingparadijzen te bestrijden, is volledige transparantie een vereiste.

Er werd in ons land een stapje gezet. Een Belgisch bedrijf dat een betaling doet aan een belastingparadijs (bijvoorbeeld huur, interesten, retributies, aankoop van goederen of vaste activa, dienstverrichtingen, bezoldigingen, commissies, makelaarslonen, erelonen enz…) zal dat voortaan moeten melden.

Met het oog op de strijd tegen de fiscale fraude bereikte de regering een akkoord over een lijst met 30 belastingparadijzen. Banken en bedrijven die een betaling doen aan die 30 landen, moeten daarvan voortaan aangifte doen zodra het totaalbedrag aan betalingen per belastbaar tijdperk meer dan 100.000 euro bedraagt.

Indien ondernemingen hun betalingen aan belastingparadijzen niet aangeven, zijn de betalingen niet aftrekbaar.

De bedrijven staan dus voor de keuze: de transacties aangeven of het risico lopen op een grondige controle. Bij het niet melden dreigt het gevaar dat men belast wordt volgens de aanslag “geheime commissielonen”. En dat betekent een aanslagvoet van 309 procent.  Deze maatregel gaat in met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2010. (25)

Goed bedoeld, maar waar wringt het schoentje? Bij de grondige controles!

Doordat 4 op de 100 bedrijven in ons land het risico lopen op een grondige controle, blijven ontwijking en fraude bij de bedrijven bestaan.

Het Fan stelt een automatische uitwisseling voor van informatie tussen staten over de financiële operaties uitgevoerd in de belastingparadijzen.

Guido Deckers

http://www.hetgrotegeld.be

 

Guido Deckers is medewerker bij FAN, het Financiëel Actie Netwerk


  • 1. “De schande van een rijk land”, Jan Béghin, p.152
  • 2. ibid, p. 98
  • 3. ACV-brochure”Voor een rechtvaardiger fiscaliteit”, Koen Meesters, p.15
  • 4. André De Coster, Kris De Swert – Centrum economische studiën
  • 5. Dossier LBC over vermogensbelasting
  • 6. Syllabus militantenvorming ACV”Het vermogen”,Koen Dries
  • 7. “Zonder pardon. Spaarfiscaliteit, vermogensbelasting en Fiscale amnestie”, J.Pacolet, I. Van De Putte, V.Coudron
  • 8. Studiedienst van Groen! Tekst:”Vermogensbelasting”
  • 9. “Crisis Moordenboek”,Gilbert De Swert,p. 230 en 254
  • 10.FAN-fiche, Meerwaarde belasting
  • 11.http://dirkvandermaelen.be/18.html
  • 12.Knack, 28.10.2009
  • 13.De Morgen, 17.03. 2009
  • 14.G. Vandercapellen, administrateur generaal inning en vordering , in De Tijd, 11.02.2010
  • 15.”Crisis Moordenboek”,G.De Swert, p.249
  • 16. Partijprogramma Groen!, Hoofdstuk begroting en fiscaliteit – Groene fiscaliteit
  • 17.De WereldMorgen.be,”De sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen, Jozef Mampuys
  • 18.De Morgen, 14.01.2010,p.9 – bron: kabinet van financiën
  • 19.”Belastingparadijzen:Yves en Didier geen gerommel in de marge”, Dirk Van der Maelen
  • 20.De Tijd, 26.12.2009
  • 21.”Van de Tobintaks naar de taks op financiële transacties”, ACV-studiedossier, Koen Meesters
  • 22.”De belasting op financiële transacties in één oogopslag”, Eric Goeman (Attac Vlaanderen),Rudy De Meyer (11.11.11.)
  • 23.Fiche FAN: “Offshore finance”
  • 24.Brochure FAN, “Leve de fiscus”,p.31
  • 25.De Tijd 27.01.2010,p.9; http://www.dvvc.be/documents/news-items:20100621-betalingen-aan-belastingparadijzen.xml?lang-nl

 

take down
the paywall
steun ons nu!