“Met ‘jobhoppers’ bedoelen we werknemers die na minder dan twee jaar van job veranderen”, zo stelt Nathalie Bekx. Zij staat aan het hoofd van het Mechelse bedrijf BeXpertise. In opdracht van het Europees Sociaal Fonds ondervraagt BeXpertise elk jaar meer dan tweeduizend Vlamingen over hun werksituatie en hun verwachtingen voor het komende jaar. Uit de Trendbarometer 2011 blijkt dat jobhoppers jong zijn: bijna een op vijf van de 21- tot 35-jarigen is de afgelopen tien jaar drie keer of vaker van job veranderd. Hoe jonger de werknemers, des te korter is hun verblijf bij de werkgever.
“Het is vóór je 35ste dat je veel kan bijleren en jezelf specialiseren”, vertelt Bekx. “Of je het verschil zal maken, hangt dus af van de keuzes die je dan maakt.” Volgens de Trendbarometer zijn de 21- tot 35-jarigen de ‘Be4-generatie’. “Voor je 35ste neem je de grote beslissingen: wat voor een carrière wil ik? Wil ik een partner en kinderen, wil ik een huis bouwen of kopen? Jonge werknemers zitten nog niet vast in een patroon. Het is pas na je 35ste dat je echt opdraait voor die keuzes.”
We zoeken, we zoeken
Kristien Cornelis (24) en Leen Muyncken (26) zijn ‘jobhoppers’. Hun namen zijn fictief. Beiden studeerden in 2009 af en werken intussen niet meer voor hun eerste werkgever.
Na haar master Cultuurmanagment vond Cornelis snel werk als redacteur bij een communicatiebureau. “In het begin had ik het daar erg naar mijn zin: ik mocht heel snel vanalles doen en mijn collega’s waren super.” Na een half jaar werd haar baan een routine. “Een nine-to-five-job is niets voor mij. Ineens besefte ik ook dat ik niet op masterniveau verloond werd, maar ik zag geen doorgroeimogelijkheden binnen het bedrijf.”
Daarom keek ze na zes maanden uit naar een nieuwe baan. Sinds juli is Cornelis projectmedewerker bij de Vlaamse overheid. Ook die job blijkt niet die van haar dromen te zijn: “De komende vijf jaar zie ik me niet steeds hetzelfde doen. Ik heb te weinig inbreng in het ruime beleid van mijn project. Ik zou graag meer zelf kunnen beslissen.” Op dit moment surft ze weer naar vacaturewebsites. “Pas in het voorjaar wil ik echt solliciteren, maar nu verken ik alvast het aanbod”, zegt ze.
Muyncken zoekt wel volop naar een nieuwe baan. In 2009, net afgestudeerd van een master filmstudies en visuele cultuur, werd ze fulltime persmedewerkster bij een groot productiehuis. Geen jaar later diende ze haar ontslag in. “Ik deed mijn job op zich heel graag, maar ik kon me niet echt vinden in de bedrijfscultuur. De producties en de werking waren naar mijn smaak te commercieel.”
Je carrière plannen, dat doe je zelf
Vijfenveertig procent van de jonge werknemers vindt het belangrijk om carrière te maken, meet de Trendbarometer 2011. Anders dan oudere werknemers zijn jongeren ervan overtuigd dat zijzelf hun carrière kunnen uitstippelen. Hun baas heeft volgens hen weinig in de pap te brokken. Van job veranderen hoort juist bij die carrièreplanning. “Elke degelijke job die ik kan doen, leert me iets nieuws”, zo stelt Muyncken. “Dat vind ik het belangrijkste. Bovendien staat het mooi op mijn cv.”
Sarah Vansteenkiste is verbonden aan het Steunpunt Werk en Sociale Economie van de K.U.Leuven. Daar onderzoekt ze de gevolgen van loopbaanveranderingen op werknemers. Leen Muyncken heeft het niet mis, vindt Vansteenkiste: “Sommige wetenschappelijke studies tonen aan dat je loon en je promotiekansen dalen naarmate je vaker van baan verandert, maar dat geldt vooral voor een gedwongen vertrek. Wie niet ontslagen is, maar vrijwillig gaat solliciteren, verbetert inderdaad doorgaans zijn loopbaanperspectief.”
Volgens Benjamin Ball is het niet enkel een koelbloedige carrièreplanning die je een andere baan doet zoeken. Samen met een vriend runt hij het Gentse bedrijf YourCoach. Tijdens personal training-sessies helpt hij zijn klanten bij hun zoektocht naar een carrièredoel. Ball: “Je gaat op zoek naar een nieuwe baan van zodra je niet gelukkig bent met wat je doet. Ik heb het gevoel dat veel jonge werknemers niet weten waarnaar ze precies zoeken. Welke baan dan wel voldoening zou geven, is voor velen niet duidelijk. Jobhoppen kan dus een symptoom zijn van onzekerheid of van onvoldoende inzicht in jezelf.”
Weten wat je later wil
Ball is van mening dat onder studenten humane wetenschappen meer toekomstige jobhoppers te vinden zijn dan bij andere studierichtingen: “Studenten geneeskunde of burgerlijk ingenieur hebben al tijdens hun studie een duidelijk beeld van het beroepsveld waarin ze terecht zullen komen. Zij gaan na hun studie gerichter op zoek naar de baan die bij hen past. Wie uit interesse filosofie, geschiedenis of talen studeert en géén leerkracht wil worden, zal pas als beroepstarter uitzoeken wat hij op professioneel vlak wilt doen. Door verschillende bedrijven en functies te ‘passen’, leren de afgestudeerden zichzelf stap voor stap beter kennen.”
Cornelis en Muyncken kozen hun studie geheel op basis van hun interesses. Voor Muyncken was dat de opleiding journalistiek aan een hogeschool en voor Cornelis taal- en letterkunde, Spaans en Frans aan een universiteit. Muyncken: “Toen ik begon te studeren, had ik geen droomjob voor ogen. Ik wilde vooral mijn kennis verruimen.” Tijdens haar studie werkte ze voor HETPALEIS in Antwerpen, een theaterhuis voor kinderen en jongeren. “Vanaf toen wist ik wel dat ik graag in de culturele sector aan de slag wilde gaan. Op dat moment kon ik ook contacten beginnen leggen, wat in die sector wel nogal belangrijk is.”
Ook Cornelis dacht na haar master taal- en letterkunde dat de culturele sector iets voor haar zou zijn. Ze koos voor een extra jaar cultuurmanagement. “Het financiële management en de marketing van organisaties interesseerden me. Ondertussen heb ik mijn illusies over een droomjob in de culturele sector laten varen. Maar juist met die bredere achtergrond zie ik me ook in de sociale sector of in de privésector werken.”
Dure omwegen
Zijn het al die open opties die van jongeren jobhoppers maken? “Het is normaal dat je omwegen neemt in je leven om uit te zoeken waar je naartoe wil,” zegt jobcoach Benjamin Ball. “Je moet je daarvan wel bewust zijn, juist om er bij sollicitaties een positief verhaal over te kunnen vertellen. Je moet inzien waarom de verschillende ervaringen belangrijk zijn voor jou.” Dat is belangrijk om potentiële werkgevers niet af te schrikken bij sollicitaties, zo waarschuwt Ball.
Cornelis kijkt met argwaan naar het label ‘jobhopper’: “Bij sollicitaties probeer ik duidelijk te maken dat er een lijn loopt doorheen mijn verschillende jobervaringen.”
Nathalie Bekx, ceo van BeXpertise, weet uit eigen ervaring dat werkgevers liever iemand aannemen die minder ambitieus is, maar heel loyaal: “Vroeger trapte ik in de val en nam ik jongeren aan die gauw uitkeken naar een andere baan. Vandaag neem ik nog steeds graag schoolverlaters in dienst, maar ik pols naar hun ambitie en de termijn waarbinnen ze in mijn bedrijf iets willen bijleren.”
Klappen van de zweep
Een vertrekkende werknemer zadelt zijn oude werkgever op met kosten: de werkgever moet nieuwe sollicitanten aanwerven en opleiden. In de eerste maanden is een nieuwe werknemer ook minder productief dan zijn ervaren collega’s: hij kent de klappen van de zweep nog niet.
“We investeren behoorlijk wat tijd en energie in de opleiding van nieuwe werknemers”, zegt Danny Beyltiens, HR-manager van multinational Katoen Natie. “Zeker bij schoolverlaters investeren we in extra opleidingen. Veel studies geven de jongeren een goede theoretische bagage, maar zijn niet praktijkgericht.”
Volgens Danny Beyltiens zouden die theoretische opleidingen aan de basis kunnen liggen van het jobhopgedrag van jonge werknemers: “Sommigen merken pas tijdens hun eerste baan bij ons dat logistiek niet hun ding is – ook al sluit die baan goed aan bij hun studie. Als dat het geval is, horen we het liefst zo snel mogelijk.”
Nieuwe werknemers, nieuwe ideeën
Volgens economen heeft de arbeidsmobiliteit ook heel wat positieve effecten. Sarah Vansteenkiste van de KU Leuven verduidelijkt deze stelling: “Een nieuwe werknemer brengt nieuwe ideeën mee naar het bedrijf en hij of zij geeft een nieuwe kijk. In België overheerst echter nog het oude denkbeeld dat je een hele loopbaan bij dezelfde werkgever moet doorbrengen. Van baan veranderen, wordt gezien als iets risicovols.” Belgische werknemers veranderen dan ook minder vaak dan de gemiddelde Europeaan: de Belgische arbeidsmobiliteit is laag, zeggen de economen.
Meer mobiliteit op de arbeidsmarkt zou de samenleving ten goede kunnen komen. Wetenschappers voorspellen dat de kloof tussen werkenden en werklozen zal verkleinen: meer wissels per baan zorgen voor meer vacatures. Werklozen maken dan vaker kans op een nieuwe job. “Bovendien profiteren groeisectoren van een hoge arbeidsmobiliteit. Bijvoorbeeld de IT-sector blijft steeds op zoek naar nieuwe werknemers”, aldus Vansteenkiste.
Vroeger was het (niet) beter
Door de economische crisis neemt de arbeidsmobiliteit niet toe, maar af. Dat blijkt ook uit de Trendbarometer 2011. Nathalie Bekx, ceo van BeXpertise, verklaart deze evolutie: “Om hun carrière aan te zwengelen, veranderen werknemers vandaag minder gemakkelijk van baan dan een aantal jaar geleden. Mensen maken zich meer zorgen over hun job dan vroeger. Ze denken beter na over wat de gevolgen zijn van jobhoppen.”
Danny Beyltiens van de Katoen Natie bevestigt de resultaten van BeXpertise: “We zien inderdaad dat werknemers minder geneigd zijn om van bedrijf te veranderen. Binnen het bedrijf wordt er wel steeds meer gejobhopt: werknemers hebben de kans om verschillende functies te proberen en door te groeien.”
De arbeidsmobiliteit neemt af, en toch is jobhoppen populair bij de huidige generatie beroepsstarters. Benjamin Ball weet waarom: “Jongeren zijn vandaag meer op zoek naar een baan die bij hen past en in het verlengde ligt van hun persoonlijkheid. Zowel Kristien Cornelis als Leen Muyncken beaamt dit.
“Ik wil werkervaring opdoen en me goed voelen in mijn job”, zo vertelt Muyncken. “Ik ben nog jong en zal dus snel nieuw werk vinden. Het is wat zoeken, maar ik hoef niet meteen een job te vinden waarmee ik tien jaar gelukkig ben.” Cornelis voegt daaraan toe dat ze nog veel wil bijleren en zich niet wil vervelen. “De job van mijn leven zal ik nu niet vinden en ook niet volgend jaar. Op díe job – als die al bestaat – maak ik geen kans met de weinige ervaring die ik nu heb.”
© 2010 – StampMedia/Lessius – Maxie Eckert
“We zijn bang om iets te missen”
Maurice Seleky portretteert in zijn debuutroman ‘Ego Faber’ zijn generatie: jongeren die alles weten en alles kunnen, maar niet altijd weten wat te kiezen.
Seleky steekt een sigaret op. De rook trekt over mijn computerscherm. “Twintig jaar geleden was dit science fiction: jij zit in Antwerpen, ik in Amsterdam en toch zien we elkaar via de webcam. Dat wij al chattend en mailend zijn opgegroeid, maakt dat wij verschillen van vorige generaties jongeren.”
Elke generatie heeft haar eigen roman. Omdat er geen boek was over jongeren geboren in de jaren 80 en 90, schreef Maurice Seleky (28) er zelf een: ‘Ego Faber‘ verscheen deze herfst. Het boek heeft iets weg van ‘Gimmick!’, het werk waarmee Joost Zwagerman in 1989 doorbrak. Net als Zwagerman beschrijft Seleky het decor van zijn adolescentie: een groep studenten in Amsterdam die volop experimenteert met liefde, vriendschap, drugs en studie.
Seleky: “Het heeft me altijd gefascineerd dat iedere generatie jongeren van zichzelf vindt dat ze bijzonder is. In de jaren 20 was er een groep jonge schrijvers die zichzelf de ‘Lost Generation’ noemde: Ernest Hemingway en F. Scott Fitzgerald verwerkten de trauma’s die hun leeftijdsgenoten overhielden aan de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog.”
“In de jaren zestig en zeventig groeiden jongeren op in toenemende welvaart, toegezongen door The Beatles en The Rolling Stones. Ze zijn de kinderen van de ‘Baby Boom Generatie’ in het naoorlogse Europa. In de jaren negentig rekenen de schrijvers Douglas Coupland, Easton Ellis en Joost Zwagerman zich tot de ‘Generation X’.”
“Vandaag noemen we ons ‘generatie Y’: we bellen wel als we er zijn; echte afspraken worden schaars. Als we iets niet weten, zoeken we het op internet op. We weten wat er gebeurt in de wereld. Daarom zijn we in zekere zin veel wereldser dan andere generaties jongeren.”
Ego Faber, het hoofdpersonage in je boek, zegt: “Ik leef op romantiek van gisteren, consumeer en produceer geen nieuwe dingen.” Dat klinkt een stuk pessimistischer.
Seleky: “Met die zin overdrijf ik natuurlijk een beetje. Toch denk ik dat we er iets van weg hebben: we kijken vaak met nostalgische gevoelens naar de jaren tachtig. Let maar op de mode, de film en de kunst: televisieseries en muziek uit die jaren zijn opnieuw hip, meisjes dragen weer leggings.”
Hoe kunnen jongeren nostalgisch naar die jaren omkijken, als ze zich niet eens de val van de Berlijnse Muur bewust herinneren?
Seleky: “We ervaren dat decennium onderbewust als veilig en overzichtelijk, ook al waren veel jongeren in die periode slechts een kind of zelfs nog niet geboren. Nu hebben heel wat jongeren het gevoel dat ze in een groots, maar heel eng tijdperk leven. Ze zijn geen kinderen meer en moeten actief deelnemen aan het leven, hun verantwoordelijkheid opnemen.”
“We moeten onze weg zoeken in de wereld na 9/11 en een wereld die draait op een wankele economie. We kijken om omdat we heimwee hebben naar de tijd waarin we ons geborgen voelden.”
Onder druk
Al feestend zijn de figuranten van ‘Ego Faber’ op zoek naar zichzelf. Op zich is dat toch geen nieuw thema: onze ouders deden in de jaren zeventig niets anders.
Seleky: “Jongeren gaan op zoek naar wat ze willen in het leven en soms verdwalen ze tijdens die zoektocht. Dat is inderdaad een tijdloos thema. Jongeren hebben vandaag wel meer geld dan vroeger.”
“Het is nu geen klein elitair groepje dat verre reizen onderneemt of een drie- of vierdagenticket koopt voor grote festivals zoals Lowlands of Werchter. Wat onze vrienden beleven op zo’n festival of een ander continent, zien en lezen we constant via Twitter en Facebook. Dat zet ons onder druk en maakt ons onrustig: we willen niet thuis zitten en ernaar kijken.”
Voelen we ons een ongelukkige generatie?
Seleky: “Via het internet zijn we van alles op de hoogte. Op zich is dat fantastisch. Voor velen is de keuzevrijheid die daarbij komt kijken, wel een probleem. We zouden maar iets kunnen missen! Volgens mij zijn we daarom minder loyaal: we voelen ons nauwelijks verbonden aan een politieke partij, een merk of een religie. Jongeren veranderen vandaag ook gemakkelijker dan vroeger van partner en van baan.”
Bindingsangst alom?
Seleky: “Ja, we houden het liever vrijblijvend. We blijven zoeken naar de perfecte baan, de perfecte partner, de perfecte studie in de perfecte stad. Jongeren nemen minder voor lief, juist omdat we alles te weten komen via internet en co. In Nederland zijn er tegenwoordig ontzettend veel televisie- en radiozenders, tijdschriften en kranten.”
“Op elk moment van de dag kan je kiezen wat je wilt zien, lezen of luisteren. Doordat we van onszelf niets mogen missen, schakelen we constant over van het ene naar het andere informatiekanaal.”
Vijf carrières
Waar vinden we houvast?
Seleky: “We blijven het contact met anderen zoeken, al gebeurt dat tegenwoordig vooral digitaal. Tegelijkertijd merk je dat een groeiende groep eindtwintigers houvast zoekt in traditionele waarden. Ondanks al hun verworven vrijheden willen ze trouwen, een eigen huis en kinderen.”
We worden toch niet allemaal job- en relatiehoppers?
Seleky: “Er zullen altijd jongeren zijn die al op hun twaalfde weten wat ze later willen doen en dat plan volgen. Wie niet over zo’n plan beschikt, maar wel de mogelijkheden om van alles te testen, loopt risico om zichzelf te verliezen. Je kán vandaag vijf carrières hebben en om de paar jaar van job veranderen.”
“Werkgevers gaan zich daaraan aanpassen. Kijk maar naar Google, een van de meest populaire werkgevers ter wereld. Hun personeelsbeleid past perfect bij onze tijdgeest: ‘leer hier vanalles bij, we nemen het je niet kwalijk als je over twee jaar weer weg bent’. In Europa is die houding nog niet overal ingeburgerd, maar dat gaat komen. Je ziet ook steeds meer dat mensen van alles tegelijk doen: ze zijn DJ en grafisch ontwerper, blogger en consultant.”
Zoals jij: je bent niet alleen schrijver, maar ook presentator en communicatieadviseur. En dat terwijl je eigenlijk rechten hebt gestudeerd.
Seleky: “Als kind wilde ik advocaat worden, maar ook schrijver. Schrijven moet je zelf doen, daarvoor bestaat geen opleiding. Daarvan was ik me bewust. Dus ging ik in Amsterdam rechten studeren.”
Nú ben ik jong
Was jij de Amsterdamse student Ego Faber?
Seleky: “Nee, Ego Faber is een ‘larger than life’ romanpersonage en dus een fantasiefiguur. Maar natuurlijk heb ik een paar eigen ervaringen gebruikt voor het boek. Ook ik heb op veel feestjes gestaan. Anders dan Ego Faber was ik naast mijn studie wel vrij geëngageerd: ik heb culturele avonden georganiseerd, kortfilms gemaakt en voor de universiteitskrant geschreven.”
“Vandaag probeer ik nog steeds te combineren wat ik graag doe. Door de week werk ik fulltime als communicatieadviseur. ’s Avonds en tijdens het weekend schrijf ik, treed ik op en organiseer ik avonden waarop jonge schrijvers voorlezen uit eigen werk. Dat is wel een druk leven. Maar als ik het nu niet doe, wanneer dan wel? Nu ben ik jong, heb ik veel energie en kan ik die drukte aan.”
En over vijf jaar?
Seleky: “Daar heb ik nu geen flauw benul van.”
© 2010 – StampMedia/Lessius – Maxie Eckert
Trendbarometer 2011
In opdracht van het Europees Sociaal Fonds ondervroeg BeXpertise dit jaar 2.400 Vlamingen tussen 16 en 65 jaar over hun carrièreplannen en verwachtingen voor 2011. Jonge werknemers weten wat ze willen, blijkt uit het onderzoek dat op 13 december werd voorgesteld.
Jongeren zijn ambitieus
Terwijl 45 procent van de 21- tot 35-jarigen het belangrijk vindt om carrière te maken, gaat het bij de oudere werknemers om slechts een op de vier. Van de jongeren hoopt bijna de helft op een hogere functie op het werk. Eén op vijf zegt dan ook onder zijn niveau te werken.
Jongeren hebben plannen
Werknemers tussen 21 en 35 jaar smeden meer carrièreplannen dan hun oudere collega’s. Bijna zes op de tien jonge werknemers zegt een carrièreplan in zijn hoofd te hebben. Hoe ouder de werknemer, des te minder plannen stippelt hij of zij uit. Wanneer mannen gevraagd worden naar hoe hun ideale loopbaan eruit ziet, zegt 46 procent dat verschillende jobs uitproberen bij de carrièreplanning hoort. Voor vrouwen is dat slechts 35 procent.
Jongeren offeren hun vrije tijd op voor geld
Voor een kwart van de 21- tot 35-jarigen is een hoog loon belangrijker dan het hebben van veel vrije tijd. Voor de 36- tot 50-jarigen is dat nog maar 17 procent. “Jonge werknemers zijn bereid om vrije tijd op te offeren voor een hoger loon. Ze hebben nog geen spaarpotje”, aldus Nathalie Bekx van BeXpertise.
© 2010 – StampMedia/Lessius – Maxie Eckert