Nieuws, Cultuur, België, Boek, Recensie, Boekbespreking, Eerste Wereldoorlog, Luchtoorlog boven België, Bernard Deneckere, Vliegtuig, Zeppelin, Luchtballon -

‘Luchtoorlog boven België’ haalt de Eerste Wereldoorlog uit de loopgraven

De Eerste Wereldoorlog wordt vaak gezien als een langdurig conflict in de loopgraven. Bernard Deneckere biedt met 'Luchtoorlog boven België' een andere kijk op de zaak.

woensdag 24 november 2010 16:45
Spread the love

De luchtgevechten tussen Belgen, Fransen en Britten enerzijds en Duitsers anderzijds kregen altijd veel minder aandacht. Toch is er al genoeg over gepubliceerd, zoals blijkt uit de gespecialiseerde bibliografie waarmee Bernard Deneckere zijn studie afsluit (deze is te vinden op bladzijden 204-208). Deneckere beschrijft in het begin van zijn boek de luchtoorlog van 1914, meer bepaald de eerste vijf maanden van de Eerste Wereldoorlog. Hij legt niet uit waarom hij niets zegt over de volgende drie jaar.

‘Luchtoorlog boven België’ wordt ingeleid met een overzicht van de luchtmachten van België, Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. De eerste vlucht met een vliegtuig werd verwezenlijkt door de gebroeders Wright in 1903 – nauwelijks 11 jaar voor het grote conflict, met andere woorden.

De eerste oversteek van het Kanaal vond plaats in 1908. Het Belgische leger startte in 1913 met luchtvaart in Brasschaat. Ballonvaart bestond al sinds 1887. België begon de oorlog met ongeveer 20 vliegtuigen, waarvan de helft eigendom was van de (al dan niet adellijke) piloot. Duitsland had ongeveer 250 toestellen, meer dan Frankrijk, Engeland en België samen.

Vliegtuigen en zeppelins

Op 2 augustus 1914 bezet Duitsland Luxemburg en op 4 augustus valt het Duitse leger België binnen. De eerste Duitse vliegtuigen verkennen daarna de forten in een wijde boog rond Luik, tot Sint-Truiden en Tongeren. De Duitsers zorgen voor een primeur: in de nacht van 5 op 6 augustus bombarderen ze Luik vanuit een zeppelin, met twaalf man aan boord. Ze gooien twaalf bommen van 50 en 100 kilogram. Het grote, trage tuig wordt zwaar toegetakeld door kanonnen en geweren. Het raakt niet meer terug in Keulen en strandt in een bos bij Bonn, waar negen mensen op de grond sneuvelen. De Belgische kranten melden op 6 augustus vol trots de eerste overwinning, terwijl de Duitse hun mislukking verzwijgen.

De volgende dagen verkennen Duitse vliegtuigjes de omgeving van Luik, Namen, Leuven, Brussel, Antwerpen en de wegen naar Frankrijk. In de Slag bij Casteau, ten oosten van Mons, verjagen ze de Engelsen, die sinds Waterloo niet meer op het vasteland gevochten hadden. Eind augustus trekken ze Frankrijk binnen. Pas begin september kunnen de Fransen de Duitse opmars stuiten ten oosten van Parijs, tijdens de eerste Slag bij de Marne. Hun luchtmacht verliest in België veel toestellen: ze verongelukken of worden neergehaald. Veel bemanningen sneuvelen of worden krijgsgevangene.

Belgische verkenningsvliegtuigen

Ook Belgische vliegtuigen maken verkenningsvluchten en het Franse luchtschip Montgolfier werpt bommen op Trier. Op 12 augustus slaan de Belgische troepen een aanval van de Duitse ruiterij af in het Limburgse Halen. Daarbij sneuvelen honderden Duitsers. Diezelfde dag vertrekken de Britse troepen in de richting van het vasteland, gevolgd door vliegtuigen. Op 21 augustus worden hun eerste piloten neergehaald nabij Ath. Anderen staat helaas hetzelfde lot te wachten.

Op 26 augustus merken Belgische verkenningsvliegtuigen dat Leuven en zijn wereldberoemde universiteitsbibliotheek in brand staan. Het nieuws schokt de wereld. Tijdens de belegering van Antwerpen, die begon op 24 augustus, bombarderen Duitse zeppelins meermaals de stad. De gebruikte zeppelin, van het type Sachsen, is 140 m lang. Ter vergelijking: een huidige Boeing heeft een lengte van ‘slechts’ 77 m (bladzijde 83).

Veldleger versus luchttroepen

De vliegtuigen verkennen Oost- en West-Vlaanderen, terwijl ook gasballonnen worden ingezet als verkenners. Eind september moeten de Belgen zich terugtrekken uit de forten rond Antwerpen en veroveren de Duitsers bijna heel Vlaanderen. Dit betekende meteen het einde van de zeppelinaanvallen. Daarop verlegt de Duitse legertop zijn doelwitten naar Frankrijk en Engeland. Begin oktober slagen de vliegeniers erin om samen met het veldleger de omsingelde havenstad te verlaten. De uittocht verloopt chaotisch.

De piloten vluchten eerst naar Sint-Denijs (dicht bij Gent), dan naar de Wellingtonrenbaan in Oostende en gaan vervolgens naar Saint-Pol bij Duinkerke. De bewegingsoorlog loopt vast: van Parijs tot Basel graven Fransen, Britten en Duitsers zich in. De 160 km tussen Parijs en de Noordzee ligt nog even open.

Op 16 oktober nemen de 75.000 Belgische soldaten stellingen in rond de IJzer: ze moeten met Franse hulp een front van 28 km verdedigen, vertrekkende van Nieuwpoort in de richting van Ieper. Vanaf 18 oktober wordt er gevochten en moeten de Belgen wijken voor de Duitsers, die op 11 november Diksmuide veroveren. De Slag aan de IJzer is daarmee voorbij.

Watertapijt

De Belgen zetten vervolgens de IJzervlakte onder water. Een watertapijt van 2 km breed zorgt dat het front in het noorden muurvast zit en verhindert verdere Duitse aanvallen. Deze plas wordt een belangrijk object voor de luchtverkenningen tijdens de uitputtingsslag die de volgende jaren het hele oorlogsbeeld beheerst. Deze verkenningen hebben vooral een strategisch en tactisch karakter: op die manier kunnen ze ver achter de linies gaan kijken naar de stellingen en intenties van de vijand en de eigen artillerie helpen bij beschietingen.

De tegenstanders proberen elkaars vliegtuigen te verjagen. De geallieerden slagen hier beter in dan de Duitsers, omdat hun vliegtuigen uitgerust zijn met mitrailleurs. De Duitse kanonnen daarentegen vuren zeer nauwkeurig.

Luchtmacht

Einde oktober, begin november 1914 bezoekt Kaiser Wilhelm het front en vergadert hij in Tielt met zijn stafofficieren. Franse vliegtuigen proberen hem te treffen met 17 bommen. Daarbij verwoesten ze allerlei gebouwen, maar de keizer blijft ongedeerd. Wilhelm trekt vervolgens naar Kortrijk. Ook daar raken ze hem niet.

Op 21 november is de Eerste Slag om Ieper voorbij. Gedurende een maand heeft geen enkele partij vooruitgang geboekt, ondanks het verlies van tienduizenden troepen. De luchtmachten spelen in deze slag een belangrijke rol: hun vliegtuigen en ballonnen brengen de posities van de tegenstanders in kaart en helpen de artillerie. De Duitse ballonnen zijn langwerpig, stabiel en zien eruit als varkens; die van de Fransen zijn rond en zeer windgevoelig.

Exit ruiterij

In 1915 schakelt het Franse leger ook over op langwerpige ballonnen. De ruiterijen kunnen rond diezelfde tijd niet meer doordringen op vijandelijk gebied en verliezen zo hun rol als verkenners.

In november – december 1914 brengt de Duitse marine ook watervliegtuigen naar de kust van Vlaanderen, meer bepaald naar de gloednieuwe haven van Zeebrugge. Het bombarderen van Engeland wordt hun grootste uitdaging gedurende de hele oorlog. Het Duitse marinekorps legt ook een nieuw vliegveld aan in Mariakerke bij Oostende. Dat vliegveld is bestemd voor vluchten boven het front.

In december 1914 slaat de winter toe. In de vliegtuigjes is het ijskoud. De Franse bommenwerpers verlaten het Belgische luchtruim om in de buurt van Arras te gaan opereren. De Britten slagen er niet in om hun taak over te nemen.

Pro’s en contra’s

Deneckere eindigt abrupt met de vindplaatsen van overblijfselen van de luchtoorlog: monumenten, vliegtuigen en graven. Het lijkt wel of de luchtoorlog plots eindigt. Wat er in de jaren 1915 – 1918 gebeurt, vernemen we als lezer dus niet. Werkt de auteur nog aan een tweede deel?

Het boek is rijkelijk voorzien van foto’s en tabellen. Op deze laatste staan onder meer de toenmalige vliegvelden en de soorten toestellen. De foto’s, waarvan vele voor het eerst gepubliceerd worden in dit boek, zijn nuttig om de technische uitleg te begrijpen. Een kaart met de vele plaatsnamen ontbreekt helaas. ‘Luchtoorlog boven België’ is zeer gedetailleerd, maar gaat daar soms iets te ver in. Verder worden ook erg veel namen in van piloten, korpsen, divisies en bevelhebbers. Een register ontbreekt echter.

Deneckere is een specialist. Twintig jaar archiefonderzoek heeft zijn vruchten afgeworpen: hij kent elk detail van het toenmalige luchtverkeer. Vliegveldjes en hangars, vliegtuigtypes, de namen van de piloten en de taak van de bemanning komen aan bod. Maar ook zeppelins en de bommen die ze aan boord hadden en de soorten ballonnen en hun functie worden uitvoerig besproken. Zo schetst de auteur de sterke en zwakke kanten van de eerste luchtvaart.

De lezer die minder kennis heeft van het onderwerp, zal soms wat moeite moeten doen bij de lectuur. ‘Luchtoorlog boven België’ geeft wel een andere kijk op de Eerste Wereldoorlog dan de meeste boeken die hetzelfde onderwerp behandelen. Twee detailfoutjes die me opvielen tijdens het lezen: Deneckere schrijft ‘van zodra’ (op bladzijde 83) in plaats van ‘zodra’ en ‘de haven van de Franse haven Duinkerke’ in plaats van ‘de haven van Duinkerke’.

Referentie:
Bernard Deneckere, Luchtoorlog boven België.
Van Antwerpen tot de zee.
Uitgeverij Roularta, Roeselare, 2010.
208 p. ; foto’s, tabellen, lit. , websites.
ISBN 978 90 8679 301 3;

take down
the paywall
steun ons nu!