De laatste maanden keken verscheidene landen, van Japan over Thailand tot Brazilië, nerveus naar de waardering van hun munt ten opzichte van de dollar. China kreeg opnieuw de vraag van de VS en andere landen om de yuan op te waarderen zodat hun bedrijven niet benadeeld worden door goedkope Chinese producten.
Tegelijk zijn ontwikkelingslanden op hun hoede voor de Verenigde Staten, vooral nadat de Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve, op 4 november besloot 600 miljard dollar in de Amerikaanse economie te pompen, een zet die nog meer speculatief kapitaal of ‘hot money’ naar opkomende economieën kan jagen.
De financiële wrijvingen stellen de banden tussen de G20-landen op de proef, vooral omdat de landen soms tegengestelde economische belangen hebben. De G20, de 19 grootste economieën en de Europese Unie, komen donderdag en vrijdag samen in de Zuid-Koreaanse hoofdstad Seoel.
Crisisniveau
“Ik wil de pret niet bederven maar de situatie heeft een crisisniveau bereikt”, zegt de Zuid-Koreaanse econoom Satoshi Okuda van het Instituut voor Ontwikkelingseconomieën. “Tenzij Beijing en de Verenigde Staten een uitweg vinden voor het Chinese handelsoverschot en het Amerikaanse handelstekort, zal er geen echte vooruitgang geboekt worden.”
Okuda’s opmerkingen wijzen op de machtsstrijd op de achtergrond, de spanningen tussen de Verenigde Staten en China, maar ook op het besef bij veel opkomende economieën dat een verkeerde aanpak van China’s financiële uitdagingen de stabiliteit van de wereldeconomie zwaar bedreigt. Tegen 2020 is China de belangrijkste handelspartner van elk van de Aziatische landen, voorspelt het financieel adviesbedrijf PricewaterhouseCoopers.
Door zijn aanhoudende exportkracht creëert China enorme handelsoverschotten. Beijing weerstaat de internationale druk om de yuan snel op te waarderen omdat dit zijn export klappen zou toebrengen en miljoenen Chinezen zonder werk zouden komen te zitten.
Tegelijk bedraagt de Amerikaanse openbare schuld 95 procent van het bruto binnenlands product (bbp). De VS hangen steeds meer af van buitenlands krediet, ook uit China, om het hoofd boven water te houden.
Opkomende economieën
Terwijl de spanning tussen de VS en China aanhoudt, voelen de opkomende economieën de impact van kortetermijnkapitaalstromen bij de waardering van hun munt en het protest van exportbedrijven die zich zorgen maken om de concurrentiekracht van hun producten.
In Azië voelt vooral de Japanse yen die impact, met de hoogste waardering in vijftien jaar ten opzichte van de dollar. Dat dwong de Japanse centrale bank om voor het eerst in zes jaar in te grijpen in de valutamarkten. De baht, de munteenheid in Thailand, is gestegen tot de hoogste koers in dertien jaar ten opzichte van de dollar.
Als reactie hebben verscheidene landen, onder meer Indonesië, Thailand en Zuid-Korea, allerlei maatregelen genomen om hun economie te beschermen tegen de gevolgen van buitensporige kapitaalinstromen. In oktober kondigde de regering van Thailand een heffing van 15 procent af voor buitenlandse obligatiehouders. Ze bekijkt hoe de Thaise munt reageert, want de export is goed voor de tweede derde van het bbp.
De G20-groep werd in 1999 opgericht met de bedoeling de stem van de opkomende economieën duidelijker te laten weerklinken. De leden zijn Argentinië, Australië, Brazilië, Canada, China, Frankrijk, Duitsland, India, Indonesië, Italië, Japan, Mexico, Rusland, Saoedi-Arabië, Zuid-Afrika, Zuid-Korea, Turkije, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en de Europese Unie.