Hans Schippers (foto: Universiteit Antwerpen)
Opinie - Hans Schippers

Thuis bij de thuislozen

"Het Vlaamse wereldbeeld botst met het mijne, in die mate dat ik mij niet herken in wat algemeen als de Vlaamse cultuur wordt ervaren. Nochtans is voor nationalisten net het bestaan van zulk een gemeenschappelijke cultuur de reden om de zogenaamde Vlaamse 'eigenheid' te beschermen. Als die eigenheid al bestaat, is ze in elk geval niet de mijne." Dat schrijft Hans Schippers.

woensdag 13 oktober 2010 12:30
Spread the love

Ik ben geboren in Edegem, en woonde in mijn achtentwintig levensjaren nooit verder dan twintig kilometer daarvandaan. Even in Mortsel, achttien jaar in Beveren, en sinds 2004 in Deurne, bij Antwerpen.

Ik groeide op in een klassiek, katholiek Vlaams gezin, met Vlaamse ouders en grootouders, tussen mensen doordrongen van opvattingen die volledig conform waren met wat hier als moreel aanvaardbaar kan worden beschouwd of zelfs tot aanbeveling strekt.

Normen en waarden die in essentie kunnen worden teruggebracht tot de Bijbel als woord van God: bereid zijn anderen te helpen, respect te tonen voor familie, beleefd en eerlijk te zijn, niet te veel waarde te hechten aan overbodige luxe, maar dankbaarheid betuigen opdat we nooit vergeten hoe goed wij het hier hebben, en hoeveel mensen het met minder moeten stellen.

Grondbeginselen

Gaandeweg werd duidelijk dat deze grondbeginselen niet zodanig moesten dienen om een bewustzijn te ontwikkelen over fundamentele onrechtvaardigheden in de wereld (al was dat niet verboden en op zich zelfs sympathiek), maar veeleer als motivatie om het er in het leven succesvol vanaf te brengen. Studeren, werken, het verzamelen van gelijkgezinden om zich heen, kortom: bouwen aan een thuis.

Een thuis was natuurlijk niet alleen maar een plek om te wonen. Het ging om een inbedding in de maatschappij, waarbij de waarden en normen die ik had meegekregen, evenals de levensstijl die mij was aangeleerd, deze taak moesten vergemakkelijken, en als ‘natuurlijk’ doen ervaren.

Ik worstelde echter met een paradox die ik meende te ontwaren in dit nochtans geloofwaardig overkomende plan. Als het zo belangrijk was om te beseffen dat er zoveel mensen zijn die het met minder moeten stellen, was het dan wel verantwoord om een levensweg te bewandelen die deze situatie  eenvoudigweg als gegeven beschouwt? Of nog, hadden wij wel recht op wat ons gegeven was, zelfs al hadden we ervoor gewerkt?

Ik besliste voor mezelf dat ik voor deze kwestie een bevredigend antwoord moest kunnen bedenken vooraleer ik Vlaanderen en het gedachtegoed dat ermee verbonden is als mijn thuis zou kunnen beschouwen. In afwachting daarvan ben ik ‘thuisloos’. Een boeiende zoektocht, op weg naar huis …

Onverwacht gevoel van superioriteit

Een van de interessantste fenomenen die ik onderweg heb kunnen observeren, is een eigenaardig en enigszins onverwacht gevoel van superioriteit dat op vele niveaus en in allerlei meer of minder expliciete gedaantes aanwezig blijkt in onze samenleving.

Een van de meest voor de hand liggende manifestaties hiervan situeert zich in de schoot van de gangbare visies op migratie en andere culturen. Voor de hand liggend, omdat hier onvermijdelijk vergelijkingen gemaakt worden tussen onszelf en ‘anderen’. Dat wil echter nog niet zeggen dat het superioriteitsgevoel er in alle gevallen even dik bovenop ligt.

Doorgewinterde zelfverklaarde racisten zijn er immers niet zo heel veel. Het is dan ook best moeilijk om vol te houden dat, alle wetenschappelijke onderzoeken ten spijt, het blanke (al dan niet arische) ras intrinsiek meer potentieel zou hebben dan alle andere.

Aan de ogenschijnlijk andere kant van het morele spectrum situeert zich een heel aantal mensen dat met bezorgdheid en medelijden naar hun minder bedeelde medemensen in zogenaamde ‘ontwikkelingslanden’ kijkt, en zich geroepen voelt hen te voorzien in allerlei behoeften die ze klaarblijkelijk niet zelf kunnen vervullen.

Ingeval van hongersnood of oorlogssituaties lijkt dit verdedigbaar, aangezien daar zelfs aan objectieve basisbehoeften niet meer wordt voldaan. Al te vaak wordt deze redenering echter doorgetrokken naar alle samenlevingen die volgens onze normen op een lagere levensstandaard functioneren.

De achterliggende redenering is hier enerzijds dat deze mensen duidelijk achterop lopen vergeleken met ons, en anderzijds dat wij weten hoe we dit kunnen verhelpen, namelijk door hen te voorzien van voldoende bijstand, al dan niet in materiele vorm.

Drijfveer voor ontwikkelingssamenwerking

Ook op politiek niveau lijkt een gelijkaardige redenering de boventoon te voeren, al blijkt ‘voldoende’ daar een rekbaar begrip gelet op de weinig astronomische omvang van het budget voor ontwikkelingssamenwerking.

Bovendien is medelijden daar vermoedelijk een iets minder prominente drijfveer en spelen er ook andere motieven mee om bijvoorbeeld politieke druk op het Congo van Kabila junior uit te oefenen, zoals economische belangen die gevrijwaard dienen te worden.

Toch is er vanuit de politiek zonder twijfel tot op zekere hoogte de intentie om ontwikkelingslanden een perspectief op economische vooruitgang te bieden; alleen houdt men halsstarrig vast aan de eigen recepten om dit te bewerkstelligen.

Het idee van de strenge, maar liefdevolle vader die weet wat best is voor zijn kinderen, en dat stamt uit de koloniale tijd, is in die zin nog steeds niet overboord gegooid, alle retoriek ten spijt.

Het is vaak niet eenvoudig om te bepalen welke motieven nu eigenlijk spelen. België gaf ondertussen, na lang dralen, enige morele verantwoordelijkheid toe in verband met de moord op Patrice Lumumba.

Maar waarom moest Lumumba verdwijnen? Uiteraard was zijn retoriek een doorn in het oog van een aantal grote bedrijven, maar het zou ietwat paranoïde zijn om de lijn meteen door te trekken en te veronderstellen dat de politiek enkel en alleen daarmee bezig was.

De koloniale overheid had oorspronkelijk een veel geleidelijkere gezagsoverdracht voorzien, onder andere vanuit de overtuiging dat een aantal geschikte Congolezen nog moest worden gevonden en opgeleid.

Opnieuw speelde dus datzelfde superioriteitsgevoel. De Congolezen waren niet in staat om hun land te leiden, en wij konden hun bijbrengen hoe dat wel te doen. Door expliciet in te gaan tegen de gevestigde Belgische moraal, en af en toe een blik te werpen in de richting van de verderfelijke Sovjet-Unie, versterkte Lumumba deze indruk nog. In die zin moet een aantal hoogwaardigheidsbekleders oprecht geloofd hebben dat zijn aanpak desastreuze gevolgen zou hebben gehad voor de Congolese bevolking, in die mate dat zijn liquidatie een legitieme oplossing werd.

Tegenwoordig is de publieke opinie ietwat verschoven als het over kolonialisme gaat, en wordt de tijdsgeest die daarmee gepaard ging, afgedaan als ‘arrogant’ en ‘paternalistisch’.

Dat suggereert dat we hiervan heden ten dage zouden zijn afgestapt. Niets blijkt echter minder waar. Het regime van een dictator als Mobutu wordt nog steeds aangehaald als bewijs dat de Congolezen er niet op eigen houtje in slagen om een staat uit te bouwen die naar westerse normen respect verdient. Daarbij wordt dan wel gemakkelijkheidshalve over het hoofd gezien dat Mobutu door datzelfde Westen werd geïnstalleerd en gesteund.

Waar komt de eigen welvaart vandaan?

Het is merkwaardig om vast te stellen hoe veel mensen enerzijds toegeven dat België kapitale fouten heeft gemaakt in zijn koloniale periode, en hoe weinig mensen anderzijds durven onderkennen dat ook hun eigen welvaart daar nog steeds een onrechtstreeks gevolg van is.

Tijdens het onafhankelijkheidsproces ontstond een geschil (de zogenaamde ‘contentieux’) bij de ontbinding van de koloniale maatschappijen, waarbij Congo de aandelen en schuldvorderingen waarop het aansprak kon maken, werden ontzegd. Volgens recente ramingen komt dit in de praktijk neer op een schuld van 200 miljard dollar van België aan Congo, een schuld die weliswaar tot op vandaag nergens officieel wordt beschreven of erkend.

Uiteraard draagt de hardwerkende Vlaming van vandaag geen persoonlijke schuld in deze. Maar als de sociale bewegingen er in de jaren zestig en zeventig in zijn geslaagd om de levensstandaard van de werkende klasse gevoelig te verbeteren, dan was een extreem winstgevende economie, onder meer op de kap van de kolonie, daarvoor een noodzakelijke voorwaarde.

In die zin lijkt het bijzonder misplaatst als Vlaming het lef te hebben beschuldigingen te uiten als zouden bepaalde bevolkingsgroepen van onze welvaart profiteren zonder daar een voldoende tegenprestatie voor op te brengen.

Deze redenering werd reeds langer gehanteerd tegenover allochtonen allerhande, voor Marokkanen al wat gemakkelijker dan voor Chinezen, maar wordt de laatste jaren bij uitbreiding ook aangevoerd tegen de Walen en in mindere mate de Brusselaars.

Als er werkloosheid is, dan is dat niet bij gebrek aan werkwilligheid

Niet alleen huist er in dergelijke analyse een moreel probleem, ze is ook vanuit economisch perspectief onjuist en zelfs destructief.

Als er werkloosheid is, dan is dat niet bij gebrek aan werkwilligheid. Colruyt schreef eerder dit jaar 3.000 vacatures uit, waarop niet minder dan 110.000 mensen solliciteerden. Onnodig hierbij te vermelden dat de reden hiervoor niet dient gezocht te worden in de royale remuneratie die Colruyt belooft of het vooruitzicht op een bedrijfswagen.

Een groot leger werklozen is vanuit het perspectief van het patronaat bijzonder interessant om een neerwaartse druk op de lonen uit te oefenen. Getuige hiervan de strategie bij Carrefour, waar een heel aantal mensen door sluitingen van filialen hun job zullen verliezen, en mogelijk gedeeltelijk vervangen zullen worden door nieuwe werknemers, weliswaar zonder anciënniteit en met een inferieur contract.

Dat betekent dat de Vlaming wel degelijk reden tot bezorgdheid heeft, maar dat hij zijn pijlen richt op een vijand die er geen is. Sterker nog, de Waalse en allochtone werknemers en werklozen zitten in hetzelfde schuitje, maar de eenheid en solidariteit, die hun enige wapen van betekenis zouden kunnen vormen, zijn ver zoek. Verdeel en heers heet dat dan …

Het is die algehele attitude waarbij ik mij ongemakkelijk voel, die mij verhindert van mij in Vlaanderen thuis te voelen, als Vlaming onder de Vlamingen.

Een soort elitarisme dat onder vergelijkbare vorm ook te ontwaren valt bij hooggeschoolde twintigers en dertigers met liberale opvattingen. Zij zijn zogezegd van niks vertrokken, hebben bloed, zweet en tranen gelaten voor hun studie, en plukken daar nu de vruchten van. Als zij dat kunnen, waarom dan anderen niet?

Liberalisme en sociale vangnetten gaan niet goed samen

Daarom gaan liberalisme en sociale vangnetten niet goed samen: iedereen is verantwoordelijk voor de goede en slechte gevolgen van de keuzes die hij of zij maakt.

Het doormaken van lijden en onrechtvaardigheid lijkt bijna een noodzakelijke voorwaarde voor het ontwikkelen van enig solidariteitsgevoel. Het besef dat mensen vaak geen macht hebben over de omstandigheden die hun keuzes bepalen.

Het is maar de vraag of dit inherent is aan de mens, als onderdeel van la condition humaine, dan wel verbonden is met het maatschappijbeeld dat ons allen van kleinsaf wordt bijgebracht, en dat onvermijdelijk een belangrijke invloed heeft op ons wereldbeeld.

Misschien daarom dat ik mijn thuis, eigenaardig genoeg, eerder situeer bij hen die hun thuis verlieten. Asielzoekers, vluchtelingen, illegalen, migranten in het algemeen. Mensen die de moed hadden om achter te laten wat vertrouwd en bekend voor hen was, veelal op zoek naar betere perspectieven voor hun families.

Uiteraard zijn er vaak specifieke gebeurtenissen die dergelijke zwaarwichtige beslissingen katalyseren, en waarvan oorlogen de meest voor de hand liggende voorbeelden uitmaken.

Voor mensen in dergelijke situaties is er typisch in de opvanglanden een wettelijk kader voorzien, evenals voor mensen wiens leven om politieke of religieuze redenen bedreigd wordt in hun land van herkomst.

De groep zogenaamd ‘economische’ vluchtelingen is echter veel groter, en maakt de essentie van de migratieproblematiek uit.

Voor een gigantisch aantal mensen is er geen enkele legale manier om zich voor middellange of lange termijn in Europa te vestigen. Toeristenvisa zijn in de tijd beperkt en worden overigens niet altijd toegekend, en de voorwaarden voor asiel veronderstellen een fysieke bedreiging of mensonterende situatie, waardoor de mogelijkheden beperkt zijn.

Maar het is een illusie te denken dat het niet voorzien van een wettelijk kader de migratiestroom kan indijken. Het zorgt enkel voor de creatie van illegale kanalen waarbij elke vorm van omkadering onmogelijk wordt.

Prostitutietraffieken

Frappant in deze is het verhaal van de prostitutietraffieken vanuit Benin City in Nigeria. In Europa wordt prostitutie typisch geassocieerd met mensenhandel. Het verhaal van de naïeve meisjes die met mooie beloftes uit hun thuisland worden weggelokt om dan onder het wakende oog (en slaande hand) van een of andere ruige pooier hun lichaam te verkopen.

Hoewel dit fenomeen ongetwijfeld bestaat, is de waarheid vaak anders, en zijn er verschillende facetten aan het verhaal. Zo ook in Benin City.

Ten eerste is er de vaststelling dat het uitsturen van een enkel familielid naar Europa de hele familie financieel vooruit kan helpen, voornamelijk door een goedkopere levensstandaard en lagere vastgoedprijzen in het land van herkomst.

Ten tweede stelt zich het probleem dat het behalen van een diploma of het verwerven van vakmanschap geen sleutel oplevert die past op de poort naar het Westen. Meer nog, zelfs al zou die poort open staan, dan nog zijn diploma’s uit die landen meestal waardeloos.

Hoe het ooit exact begon, en in welke mate de eerste meisjes op de hoogte waren van wat hen te wachten stond, is onduidelijk, maar feit is dat zich ergens in de jaren negentig een heuse business heeft ontwikkeld in Benin City, waarbij meisjes door hun familie naar Europa werden gestuurd om daar (in principe tijdelijk) een geldstroom naar het thuisland op gang te brengen.

Dit gaat als volgt: geld om naar Europa te komen is niet nodig, zelfs niet voor het vliegtuigticket. Er wordt een deal gesloten met een tussenpersoon, die een lening afsluit van om en bij de 25.000 euro, in ruil voor een paspoort en een vliegtuigticket, ogenschijnlijk zonder garantie op terugbetaling.

Maar bijna altijd wordt er terugbetaald. Soms komen er bedreigingen van familieleden of voodoorituelen aan te pas, maar het is belangrijk te beseffen dat de transactie gezien wordt als een gunst. Weliswaar een dure gunst, maar een die voldoende dankbaarheid oplevert om als motivator tot terugbetaling te dienen.

Eenmaal in Europa worden de meisjes typisch opgevangen en gehuisvest door vrouwelijke landgenoten, die enkele jaren eerder hetzelfde avontuur hebben doorgemaakt. Hun paspoort wordt weggegooid en ze belanden in de illegaliteit.

Met wat geluk, en in tijden van economische hoogconjunctuur, kan er in de prostitutie wel wat geld worden verdiend, zodat een aantal erin slaagt hun schuld binnen enkele jaren af te lossen. Vanaf dan kunnen ze voluit voor hun familie beginnen te werken.

Sommigen houden wat geld opzij zodat ze op hun beurt kunnen investeren in het overbrengen van een meisje, dat dan een deel van haar schuld aan hen terugbetaalt. Sommige van deze ‘madams’ vergaren zo een aanzienlijk fortuin en genieten bij terugkomst in hun stad een groot aanzien.

Terugkeren is geen optie

Uiteraard spreekt niemand over al diegenen die om allerlei redenen niet slagen in hun opzet: opgepakt door de politie, psychologische problemen, zwangerschap, … Voor hen is terugkeren geen optie, en slechts schaamte is hun deel. Dit overkomt de meerderheid, maar het succes van zij die wel slagen, is een voldoende motivator om het hele netwerk draaiende te houden.

Bestrijding van een dergelijk fenomeen is bijzonder moeilijk. Het gaat hier niet om een beperkte groep van criminelen, een bende die onthoofd zou kunnen worden door het arresteren van haar kopstukken. Het gaat hier om een praktijk die ingebed is in de samenleving, een uitweg uit de armoede, ondanks alle maatregelen die het Westen probeert toe te passen om zulke migratiestromen te verhinderen.

In die optiek is ‘bestrijding’ eigenlijk ook een woord dat niet op zijn plaats is. Het wordt onmiddellijk geassocieerd met deze praktijken omdat die op hun beurt automatisch gelinkt worden aan criminelen, maffia, en dergelijke.

In dit geval gaat het echter in essentie om arbeidsmigratie, weliswaar in het illegale circuit, omdat het legale circuit nu eenmaal niet toegankelijk is.

Het voorbeeld van Benin City is wellicht extreem, maar migranten die om economische redenen hun grenzen verleggen, doen dit vaak vanuit de overtuiging dat er geen reden is om een leven van armoede te aanvaarden, en dat zij recht hebben op beter. Als er geen kader bestaat waarbinnen dat kan gerealiseerd worden, dan wordt er een gecreëerd, want waar een wil is, is een weg …

Bekeken vanuit dit perspectief gaat de keuze in Europa dus niet om het al dan niet toestaan van migratie, maar wel om hoe ermee om te gaan. De huidige situatie stimuleert illegale en statistisch onbestaande circuits, maar politiek en economisch gezien zijn er een aantal argumenten om deze in stand te houden.

Illegalen noodzakelijk voor laaggeschoolde jobs

Het is bijvoorbeeld eenvoudig om het salaris voor laaggeschoolde jobs bijzonder laag te houden, aangezien deze veelal ook kunnen worden uitgevoerd door illegalen, die niet in een positie zijn om eisen te stellen en bijgevolg bereid zijn om voor een absoluut minimum aan de slag te gaan. De bouw- en fruitpluksector zijn hiervan bekende voorbeelden.

Politiek is het dan weer eenvoudiger om een heel aantal mensen niet te hoeven meetellen in allerlei statistieken, aangezien ze geen wettelijk statuut hebben en dus officieel gewoonweg niet bestaan. Dat kan leiden tot lagere statistieken van werkloosheid, criminaliteit of kosten voor gezondheidszorg.

Bovendien overstijgen de geldstromen die door migranten naar hun land van herkomst worden opgezet vele malen de budgetten voor ontwikkelingssamenwerking, zodat er in feite een verdoken budget voor ontwikkelingssamenwerking ontstaat dat niet in de begroting hoeft te worden ingepast.

Uiteindelijk kan ik voor mezelf niet anders dan concluderen dat ik met een fundamenteel probleem blijf zitten, dat mij verhindert van Vlaanderen als een thuis te beschouwen.

Het Vlaamse wereldbeeld botst met het mijne, in die mate dat ik mij niet herken in wat algemeen als de Vlaamse cultuur wordt ervaren. Nochtans is net het bestaan van zulk een gemeenschappelijke cultuur voor nationalisten de reden om de zogenaamde Vlaamse ‘eigenheid’ te beschermen. Als die eigenheid al bestaat, is ze in elk geval niet de mijne.

Ik ben thuis bij de thuislozen

Ik ben thuis bij de thuislozen. Onze thuis is het besef dat de wereld slechts een middel is, en geen doel. Dat een thuis niet gevangen zit tussen vier muren, maar in gemoedsrust. In de overtuiging dat je probeert te voldoen aan je plicht om anderen te helpen telkens wanneer de omstandigheden dat toelaten. In het vertrouwen dat die anderen dat net zo goed zullen doen in tijden van nood. Wederzijdse solidariteit.

Het besef dat angst slechts verlammend werkt, en hamsteren enkel een duurdere doodskist oplevert. Dat er kracht schuilt in eenheid, en dat er meer bondgenoten dan vijanden zijn.

Hans Schippers

Hans Schippers is momenteel als doctor-assistent (Senior Teaching and Research Fellow) verbonden aan de Universiteit Antwerpen. Hij behaalde een doctoraat in de computerwetenschappen met een proefschrift over ‘Machine-level Composition of Modularized Crosscutting Concerns’.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!