Wat voorafging. In de crisis van de eerste globalisering 80 jaar geleden is de oplossing maar gekomen van de overheid. En ook in het opbouwen van een sterke economie en van welvaartstaten, zowel in het Westen na de Tweede Wereldoorlog als later in Oost-Azië, maakten actieve overheden het verschil.
Wat volgde. De jongste dertig jaar heeft de politiek in vele landen, en zeker ook op het internationale vlak, opnieuw geabdiceerd. De wereld van het geld en de creatie van goederen en diensten zijn veel meer toevertrouwd aan de markt. En op die markten voeren privébedrijven het hoge woord.
Alarmbellen rinkelen
Dat de banken al die vrijheid niet aankonden, is – voor wie het vroeger nog niet kon geloven – zonneklaar geworden door de financiële crisis. Maar, opgenaaid door de financiële markten, zijn te veel bedrijven allerminst nog betrouwbare partners voor hun werknemers. Laat staan om er een welvarende samenleving mee te bouwen.
Bedrijven spelen met onze voeten
Onze jongste economische geschiedenis is geen fraai verhaal.
Neem Opel in Antwerpen. Ooit een zekere werkverschaffer voor tienduizend en zelfs meer werknemers. Maar de jongste jaren heeft moederbedrijf General Motors met ieders voeten gespeeld: met potentiële overnemers, met overheden uit onder meer Duitsland en Vlaanderen, en vooral met die van de vele Europese werknemers die maar geen kijk krijgen op hun toekomst.
Kijk naar Carrefour. Nog altijd een heel grote werkgever. Maar wel één die onomwonden laat blijken dat – als hij maar een gaatje ziet – zijn werknemers liefst een kwart loon zou laten inleveren. Terwijl toch niemand kan beweren dat kassiersters overbetaald zijn.
Of kijk naar AB Inbev. Het bedrijf veroverde met zijn loyale werknemers biermarkten op alle continenten. En die kregen vervolgens stank voor dank. Het vernieuwde management gaat voor topbonussen die de werknemers moeten ophoesten. Tegenover de vindingrijke acties van vakbonden meende AB Inbev zelfs te moeten reageren met een lock-out. Dat is sinds 1977 niet meer gebeurd in dit land.
En dan hebben we het nog niet eens over bedrijven die het oerwoud verwoesten, het voortbestaan van vele volkeren van Brazilië tot Indonesië bedreigen of de zee vol olie laten lopen. Dat doet BP nu voor de Amerikaanse kust, wat meteen ontzettend veel jobs bedreigt in de visserij en het toerisme.
Wie heeft het voor het zeggen in de bedrijven?
De ondernemingen die zoveel welvaart voortbrengen, zijn eigenlijk niets waard zonder hun werknemers. Zij zijn het die met hun kennis en kunde die prestaties leveren, elke dag opnieuw. Dan blijft het vreemd dat de zeggenschap in overgrote mate berust bij de eigenaars en de aandeelhouders die meestal helemaal niet meewerken om de doelstellingen te halen. Als zelfs economische goeroes spreken over de werknemers als het grootste kapitaal van bedrijven – en dus impliciet dezelfde redenering volgen -, wie moet het dan voor het zeggen hebben in de bedrijven? Enkel het management of ook de werknemers? Die vraag is heel legitiem.
Mitbestimmung, voor en tegen
Een afdoende oplossing vinden is niet zo simpel. Onze bedrijven kennen sociale verkiezingen met onvergelijkbaar veel kandidaten. Er bestaan ondernemingsraden, ook Europese. Maar het blijkt onvoldoende te zijn. In Duitsland zitten werknemersvertegenwoordigers in de raden van bestuur van alle grotere bedrijven. Dat is de zogenaamde mitbestimmung, of medebeheer. Oostenrijk en enkele Scandinavische landen hebben iets vergelijkbaars. Sommige vakbonden in andere landen hebben het er moeilijk mee om op die manier ‘mee aan de kant van de werkgever te gaan staan’. Het is waar dat de Duitse mitbestimmung een te grote belangenvervlechting kan opleveren van de werknemersvertegenwoordigers met het management en de kapitaalhouders.
Werknemers mee aan het stuur
Maar één zaak is wel duidelijk. Werknemers, hun bonden en de ruimere samenleving zullen efficiënte antwoorden moeten verzinnen op de groeiende arrogantie van nogal wat bedrijven. Want in het heersende neoliberale ondernemersklimaat is het uitgesloten dat zij uit zichzelf opnieuw echt meer rekening gaan houden met de belangen van hun werknemers en die van de samenleving.
En nuchtere waarneming vertelt dat het evenwicht maar hersteld kan raken indien de werknemers – dat immense menselijke kapitaal – het mee voor het zeggen hebben in de bedrijven. Noem het medebeheer, mitbestimmung of wat dan ook, ze moeten mee aan het stuur zitten. Anders worden ze keer op keer geconfronteerd met de asociale gevolgen van het management dat nog maar eens uit de bocht is gegaan. Net zoals trouwens de samenleving, die nog altijd weigert het stuur van de banken en de financiële markten over te nemen, telkens opnieuw de brokken moet oprapen.
Dirk Barrez – John Vandaele
Dit artikel is deel 5 in de reeks ‘Het stuur van de economie’
Lees alle artikels uit het dossier ‘Het stuur van de economie’