In een land dat al drie jaar lijdt onder communautaire stuurloosheid komt de vraag misschien wat raar over maar dat betekent niet dat ze niet moet worden gesteld.
Dit is de derde bijdrage in de reeks ‘het stuur van de economie’.
______________________________________
Wat voorafging
In de twee vorige bijdragen hebben we gezien hoe ons economische model zelf in crisis is geraakt. Alleen maar vertrouwen op de markt en op het in de watten leggen van aandeelhouders, is wel heel naïef gebleken. De les is duidelijk, we moeten opnieuw onze economieën leren sturen in dienst van mens en samenleving. En dat geldt ook voor de geldstromen. Anders dan in de jaren dertig en veertig van vorige eeuw verzuimen we tot nu toe het geld en de grootbankiers aan banden te leggen.
_______________________________________
Vroeger kon het anders
Maar het zou dus wel degelijk anders kunnen. Zo leert toch de geschiedenis. De Verenigde Staten hadden al in de jaren dertig van vorige eeuw zijn New Deal. Ook in België, Zweden en Frankrijk werd aan de weg van een meer sociale democratie getimmerd.
Niet om na te volgen maar omdat de geschiedenis haar rechten heeft. Het nationaalsocialisme in Duitsland en het communisme in de Sovjet-Unie formuleerden eveneens hun antwoorden op de crisis van de eerste globalisering.
Een Belgisch model
In België speelden de socialisten en de christendemocraten na de Tweede Wereldoorlog een cruciale rol in de min of meer ‘geleide’ economie van toen, met de nadruk op energie- en industriële productie, en op een aangepaste prijzenpolitiek.
Tot de belangrijke Belgische ingrediënten behoorde de algemene uitbouw van de sociale zekerheid, met het recht op arbeid als uitgangspunt. Eveneens aan de verdeelkant van de economie – het verdelen van de welvaartstaart – was er de keuze voor het indexmechanisme dat de lonen koppelde aan de economische ontwikkeling, en ook voor progressieve belastingen.
De economische transitie van Vlaanderen
Christelijke en sociale democraten gaven vorm aan de gemengde sociale markteconomie waarbij de overheid een heus industrieel beleid uittekende. Daar was men toen niet bang van. In dat beleid was ruim plaats voor buitenlandse investeringen. Dat leidde tot de volledige doorbraak van de industrialisering in en rond de havens van Antwerpen en Gent – met bv. de sterke ontwikkeling van de petrochemische industrie, de staalindustrie en Volvo – en elders met bv. Ford Genk.
Zo is de basis gelegd voor het industriële en welvarende Vlaanderen dat we vandaag kennen. Vergeet niet, deze regio behoorde in de 19de eeuw tot de armste van West-Europa. Vanzelfsprekend is het allemaal dus niet.
Dat daar ook de kiemen lagen van ruimtelijke wanorde en een zware milieukost zijn belangrijk, maar stippen we hier enkel aan.
Wat een actieve politiek vermocht
Een sleutelrol in deze economisch succesvolle transitie was dus weggelegd voor de politiek. Zij rolde de rode loper uit voor buitenlands kapitaal, echter niet onvoorwaardelijk. Het gebeurde onder sociale voorwaarden. De welvaartskoek moest groeien maar dan wel om hem min of meer verantwoord te verdelen. En die koek moest ook, via belastingen, dienen om het land van de nodige publieke diensten en infrastructuur te voorzien.
Vlaanderen probeerde het nog eens in de jaren tachtig met het initiatief voor de Derde Industriële Revolutie in Vlaanderen, vooral gegangmaakt door de toenmalige CVP. Economisch waren de resultaten uiteindelijk niet zo indrukwekkend. En van een coherent verhaal over de sociale en de verdelingskant was toen al minder te merken. Integendeel, in de jaren tachtig stopte de mars naar meer inkomensgelijkheid die we sinds de Tweede Wereldoorlog kenden.
De politiek laat het afweten
Intussen rukten vanaf de jaren zeventig volop de sociale en ecologische problemen op, toenemende structurele werkloosheid, water-, lucht- en grondvervuiling, zich vast rijdend verkeer. En de lijst zal altijd maar verder groeien: groeiende inkomensongelijkheid, klimaatverandering, olieverslaving, toenemend verlies van economische zeggingschap over onder andere de energie-, de communicatie- en de financiële sector.
Wie het allemaal op een rijtje zet, kan de conclusie moeilijk ontwijken: onze politici stonden erbij, en keken ernaar. De neoliberale jaren van de abdicatie van de politiek zijn volop in aantocht.
Kan de politiek opnieuw wat hij vroeger presteerde?
Ons boeit de vraag of de politiek ons land opnieuw op duurzame economische sporen kan zetten. En hoe dan wel? De grote christendemocratische en socialistische volkspartijen hebben na de Tweede Wereldoorlog in grote mate de welvaartstaat België gecreëerd. Zij hebben de transitie begeleid naar een industrieel en welvarend Vlaanderen.
Kunnen zij vandaag mee de transitie bewerkstelligen naar een sociaal en ecologisch verantwoorde economie die ons ook in de toekomst welvarend houdt? Dat is de vraag waar wij graag het antwoord op zouden kennen. Het is aan de politiek om ze te beantwoorden. Het is aan de samenleving om de politiek daartoe te verplichten.
Dirk Barrez – John Vandaele
Dit artikel is deel 3 in de reeks ‘Het stuur van de economie’
Lees alle artikels uit het dossier ‘Het stuur van de economie’
De auteurs schreven samen het boek Het mondiale uitzendkantoor. Waardig werk in tijden van globalisering en crisis – zie ook het voordeelaanbod hieronder
Dirk Barrez is auteur, TV-reportagemaker en internetjournalist
John Vandaele is auteur en MO* journalist