Mijnbedrijf van de Union Minière du Haut-Katanga in Elisabethville, 1917

 

Nieuws, Afrika, Economie, Politiek, België, Congo, 50 jaar dekolonisatie, Neokoloniale belangen, Contentieux, Koloniale maatschappijen -

50 jaar Belgisch-Congolees ‘geschil’ 1960-2010

België en Congo hebben een gemeenschappelijke geschiedenis. Na vijftig jaar is de oplossing van de 'contentieux', het geschil dat ontstond bij de ontbinding van de koloniale maatschappijen, nog altijd dode letter gebleven. De kosten worden geraamd op 200 miljard dollar. De Congolese journalist Zacharie Kombe Pero van Le Phare blikt terug.

dinsdag 4 mei 2010 17:39
Spread the love

De kosten van de contentieux worden ondertussen geraamd op 200 miljard dollar. En dit voor de hele periode van 80 jaar koloniale uitbuiting van Congo door België.

Enkele dagen voor de onafhankelijkheid in 1960, gaat het Belgische koloniale bestuur over tot de ontbinding, uiteraard eenzijdig, van de koloniale maatschappijen (de huidige holdings en consortia).

Gezien de aard en het gewicht ervan, had deze beslissing zonder meer tot doel om het aandeel van het onafhankelijke Congo in de Union Minière du Haut-Katanga (nu Gécamines) terug te schroeven. De Congolese regering had immers – juridisch gezien – recht op een aantal posten in de bestuursraden van de aandeelhoudersmaatschappijen, waaronder de Union Minière en het Comité Spécial du Katanga (CSK).

Naast deze verderfelijke beslissing, gaat het om een complex dossier dat nog steeds zorgt voor spanningen tussen België en Congo, ook al nemen die al een tijd af. Dit is enigszins misleidend gezien de aard en het gewicht van het dossier.

Waar gaat het om? Een historisch overzicht

Tijdens de 80 jaar van koloniale uitbuiting van Congo door België, had Congo aanspraak verworven op aandelen en schuldvorderingen in de koloniale maatschappijen. Maar op de vooravond van de mislukte dekolonisatie van Congo heeft België heimelijk beslag gelegd op heel de koloniale portefeuille. Hoe ging dat in zijn werk?

Het koloniale bestuur wijzigde op frauduleuze wijze het juridische stelsel van de koloniale ondernemingen. De op die manier gegijzelde Congolese ondernemingen waren immers verantwoordelijk voor alle rijkdom die gecreëerd werd door de Congolese arbeidskrachten die gedurende de hele koloniale periode voor die ondernemingen hadden gewerkt. Vanaf 1960 wordt de overdracht van de portefeuille van Belgisch Congo geschat op 200 miljard dollar.

200 miljard dollar dat is een bedrag waarvan zelfs de Club van Londen of de Club van Parijs gaan duizelen. Het is de geldwaarde van het zweet op miljoenen voorhoofden en van de miljoenen werkuren van de Congolese arbeidskrachten in de koloniale periode. Dit is de kern van het Belgisch-Congolese geschil, het knelpunt in de Belgisch-Congolese relaties, dat niet eindeloos geminimaliseerd of gecamoufleerd mag worden …

Beide landen zijn het fundamenteel oneens over het feit dat België beweert dat Congo altijd al zou geweigerd hebben dat België de activa en de passiva van de in beslag genomen bedrijven zou overdragen. Door enkel aanspraak te maken op de activa. Wat duidelijk betekent dat de Congolezen, volgens de Belgen, nooit de grondbeginselen van het boekhouden hebben geleerd.

Schaamte die elke boef overvalt

Dat mag echter geen hindernis zijn. Deze slechte karikatuur zal nooit het onbehagen en de schaamte kunnen verbergen die elke boef overvalt wanneer hij verplicht wordt zich te verantwoorden en vooral de schade te vergoeden. Het eerste conflict deed zich al voor onder premier Patrice Lumumba en het tweede onder Moïse Tshombe.

Want Congo heeft nooit geweigerd om zijn verantwoordelijkheid te nemen en de passiva te betalen van het vermogen dat België meenam aan de vooravond van de onafhankelijkheid.

Door een wet van november 1964 annuleert toenmalige premier Tshombe de ontbinding van de bovengenoemde koloniale maatschappijen, in het bijzonder het CSK. Kwaadwillig, maar noodzakelijk voor de nationale en internationale soevereiniteit van het land. Door de nieuwe ontbinding die beslist en uitgevoerd wordt door de regering-Tshombe, krijgt Congo de volledige toegang tot de portefeuille van de Union Minière du Haut-Katanga. Daarvoor deelde Congo deze portefeuille met een privéonderneming, de Compagnie du Katanga

Onderhandelingen Spaak-Tshombe

Op boekhoudkundig vlak kreeg Congo opnieuw een dominante positie in het sociaal kapitaal van de Union Minière, namelijk 30 procent. In 1965 moeten er onderhandelingen worden gevoerd tussen beide landen door de regeringsleiders, Paul-Henri Spaak voor België en Moïse Tshombe voor Congo.

Maar de Congolese regering begint verzwakt aan de onderhandelingen door de hulp die zij verwacht van België om de nationalistische opstanden in Kwilu en in Noord-Kivu te helpen onderdrukken.

De onderhandelingen tussen Spaak en Tshombe leiden niettemin tot drie resoluties: 1) Congo draagt niet de verantwoordelijkheid voor alle passiva, maar slechts voor 60 procent ervan; 2) er wordt een gemeenschappelijk liquidatiefonds opgericht, het fonds heeft zijn zetel in België en een Belgische voorzitter en algemeen directeur; 3) er moet een bijzondere overeenkomst worden gesloten tussen beide landen over de overdracht van de Congolese bedrijven die aan de vooravond van de onafhankelijkheid door België in beslag werden genomen.

Belgisch verzet tegen emancipatie Congo

Een aandachtige lezing van deze resoluties toont het Belgische verzet aan tegen de emancipatie van Congo. Geen enkele van de drie bovengenoemde resoluties maakt het Congo mogelijk om volledige toegang te krijgen tot de erfenis van de koloniale staat, in het volle bezit van zijn vermogen.

Bovendien biedt Spaak in La Libre Belgique van 19 februari 1970 een eenvoudig kader om degenen die twijfels hebben bij het Belgische neokolonialisme gerust te stellen: “Wij hebben niet het recht om het democratische imperialisme uit te oefenen in Congo. Behalve wanneer het gaat om het economische imperialisme”, verklaarde hij.

Niet zo verschillend van wat een andere eerste minister, Jacques Chirac, twintig jaar later zei (1990): “Democratie is een luxe voor Afrikanen”.

Zoals later blijkt, is de 40 procent van de passiva die België op zich belooft te nemen, slechts een gebaar van inschikkelijkheid of een afleidingsmanoeuvre.

Tshombe zal niet de tijd krijgen om de akkoorden uit te voeren. Want er gebeurt iets vreemds: merkwaardig genoeg keert België degene die wereldwijd erkend werd als “de man van de Belgen”, Moïse Tshombe, die eerste minister van Congo werd op expliciet aandringen van de Belgen, de rug toe.

Minder dan een jaar na de goedkeuring van deze resoluties laat België immers kolonel Joseph Mobutu en Joseph Kasavubu Tshombe verjagen van de macht (25 november 1965), ondanks zijn klinkende verkiezingsoverwinning bij de vervalste verkiezingen van 1965. Tshombe vluchtte naar Spanje van waaruit hij later zou worden ontvoerd.

In maart-april 1966, precies 44 jaar geleden, stelt kolonel Mobutu, die Tshombe verhinderde om te profiteren van zijn verkiezingsoverwinning en ook Kasavubu afzette, de akkoorden opnieuw ter discussie. De gebeurtenissen die volgen, hebben aangetoond dat hij geen lessen in nationalisme hoeft te geven aan Tshombe.

Mobutu organiseert enkel wat straatprotesten tegen het ‘geschil’, niets concreets, niet beters. Behalve dan de klucht die hij nog over het geschil in Marokko organiseert in 1990 en waar hij vertegenwoordigd wordt door de trouwsten onder zijn volgelingen Mpinga Kasenda, Kamanda en Nimy.

Aangezien Mzee (president Laurent-Désiré Kabila) er geen tijd voor gehad heeft, vragen wij nu aan de huidige president Joseph Kabila om een einde te maken aan het Belgisch-Congolese geschil dat al te lang geduurd heeft. Tijd, zegt men, voor de waarheid.

Legitiem streven

De grootste dwarsliggers in dit dossier, koning Boudewijn en Joseph Desiré Mobutu, zijn immers niet meer in staat om de Congolese staat te belemmeren in de uitoefening van zijn legitieme streven om zijn meest onvervreemdbare rechten te herwinnen.

Het is ook om onze voorouders te eren die, na al de koloniale beledigingen en afranselingen ook niet het loon van hun zweet mogen verliezen. 200 miljard dollar, de Democratische Republiek Congo heeft dit geld nodig om niet langer een banaal HIPC-land (Heavily Indebted Poor Country) te zijn. En om werkelijk zijn status ten goede te veranderen. Ja, we kunnen dit geld terugkrijgen! Dat kunnen we.

Zacharie Kombe M. Pero

Dit artikel verscheen in de Congolese krant ‘Le Phare’ op 20 april 2010.

(vertaling uit het Frans door Melanie Adriaenssens)

take down
the paywall
steun ons nu!