Klassiek voor de paradox van de overvloed is dat de projecten niet de ontwikkeling op lange termijn van een land bevorderen, maar op korte termijn uitbuiting, conflicten en corruptie veroorzaken.
Een recente illustratie van deze paradox heeft de Wereldbank onlangs gemeld. De enorme vertragingen en kostenoverschrijdingen in verband met de herstellingswerken aan de dammen Inga-1 en -2 op de benedenloop van de Congo-rivier. Ook andere megaprojecten uit de Mobututijd zijn het slachtoffer geworden van de paradox van de overvloed.
Witte olifanten
Inga-1 en 2 werden in de jaren zeventig en tachtig op de Congo-rivier gebouwd als onderdeel van een totaal mislukt industrialiseringsproject. Slechts 40 procent van de capaciteit van de dammen is ooit in gebruik genomen. Ze zijn dan ook te beschouwen als typische ‘witte olifanten’, projecten die zwaar hebben doorgewogen op de nog steeds aangroeiende schuldenlast van het land, zonder fundamenteel bij te dragen tot de ontwikkeling.
Terri Hathaway van International Rivers (nvdr: een internationaal netwerk dat actie voert voor het behoud van grote riviersystemen) ontdekte bij zijn bezoek ter plaatse, dat de mensen die vanwege de dammen werden gedwongen te verhuizen, nooit behoorlijk zijn vergoed. Na zovele decennia strijden ze nog altijd voor een rechtvaardige compensatie.
In 2003 heeft de Wereldbank 179 miljoen dollar uitgetrokken voor de herstellingswerken aan de hoogspanningsleiding die de Inga-dammen verbindt met de zuidelijke mijnstreek van Congo. Enkele jaren later hebben de Wereldbank, de Afrikaanse Ontwikkelingsbank en de Europese Investeringsbank een project van meer dan 500 miljoen dollar goedgekeurd voor de financiering van de nodige herstellingswerken aan de zwaar gehavende dammen op de Congo-rivier.
Sociale gevolgen van dammen
Het herstel van de bestaande dammen is zinvol op voorwaarde dat het gebruik van de fondsen nauwlettend wordt opgevolgd. In 2007 deed International Rivers een beroep op de Wereldbank om de zware sociale problemen op te lossen die door de werkzaamheden aan de Inga-dammen werden veroorzaakt.
Twee jaar later heeft de Bank laten weten dat ze wel degelijk in het kader van de Inga-herstellingswerken informatie verzamelt “voor een passende sociale ontwikkelingsplan voor de getroffen gemeenschappen”.
Het tot nu toe relatief bescheiden herstel van de Inga-dammen en van de bijbehorende hoogspanningsleiding heeft al ernstige gevolgen gehad. In 2002 zijn al eens 110 miljoen dollar ‘verdwenen’ die de Wereldbank had voorbestemd voor het herstel van de elektriciteitssector in Congo.
Wereldbankproject uitgesteld
Vorig jaar heeft de Bank heimelijk haar lening voor de hoogspanningsleiding moeten verdubbelen. En op 23 februari 2010 heeft Reuters gemeld dat de herstellingswerken aan de Inga-dammen nog eens met drie jaar zullen worden uitgesteld en bijkomend 300 tot 400 miljoen dollar zullen kosten en de uitvoering beperkter in omvang zal zijn.
Met andere woorden: Congo zal nog dieper in de schulden geraken door een project waarvan de voordelen zich pas veel later zullen concretiseren. Zonder in details te treden, wijt de Wereldbank de tegenslagen aan de gebrekkige kwaliteit van de voorbereidende studies van de consultants, aan de technische problemen bij de uitvoering en de gevolgen van de wereldwijde financiële crisis.
Chinese bonus naar hefboomfonds
Op dezelfde dag werd slecht nieuws bekend gemaakt over twee andere belangrijke projecten in Congo. Een beroepshof in Hongkong heeft uitspraak gedaan over de bonus die een Chinees consortium aan de Congolese regering had betaald bij de ondertekening van een miljardenproject in de mijnbouw en de infrastructuur.
De Chinese rechtbank was van oordeel dat dit geld moest worden betaald aan een hefboomfonds in de VS, en niet aan de regering in Kinshasa. Dit Amerikaanse fonds kocht een deel van de Congolese schuldenlast uit de jaren 1980. Congo was voor de afbetalingen immers lange tijd in gebreke gebleven.
Dat fonds probeert nu ook de hand te leggen op de inkomsten van de Inga-dammen. Ironisch is wel dat de 24 miljoen dollar van de Chinese bonus intussen al in privéhanden verdween. Een tussentijds verslag van de Congolese parlementaire commissie geeft aan dat miljoenen werden gestolen door vertegenwoordigers van de staatsmijnen en door lokale corrupte ambtenaren.
Mijnbouwcontracten
Eveneens eind februari raakte bekend dat IFC (nvdr: IFC: International Finance Corporation, de Wereldbankdochter die leningen toestaat aan de privésector in ontwikkelingslanden), geen nieuwe investeringen in Congo zal toestaan tot dat het geschil over mijnbouwprojecten is opgelost.
Vorig jaar in augustus heeft de Congolese regering een contract geannuleerd voor een project van 553 miljoen dollar voor de exploitatie van koper en kobalt waarin de Wereldbank had geïnvesteerd. “Indien blijkt dat ondertekende contracten niet als juridisch bindend kunnen worden beschouwd, levert dat grote problemen op”, zei een functionaris van de Wereldbank die zich verbaasde over het ontbreken van fundamentele juridische waarborgen in het land.
Details over frauduleuze praktijken zullen meestal niet openbaar worden. Maar het algemeen beeld dat achter die dagelijkse schandalen schuilt, is duidelijk. De elite in arme, maar grondstofrijke landen zoals Congo, heeft vaak geen interesse in de feitelijke exploitatie van de mijnbouwprojecten.
Gebrek aan langetermijnperspectief
Dit veronderstelt immers een langetermijnperspectief dat vaak ontbreekt. De elite tracht bonussen op te strijken bij de ondertekening van contracten, om zo snel mogelijk op korte termijn voordeel te halen uit die investeringsprojecten. Al dan niet via steekpenningen en andere voordelen.
Wanneer nieuwe bestuurders aan de macht komen, verlangen zij op hun beurt een deel van de winst op te strijken. Zo worden contracten opgeschort of uitgesteld en ontstaan er juridische problemen, wat de problemen nog vergroot.
Terwijl de Inga-1- en 2-projecten blijven aanmodderen, overwegen grote elektriciteitsbedrijven, overheden en internationale investeerders de bouw van een enorme ‘Grand Inga’-dam ter waarde van 80 miljard dollar.
Dit megaproject zou de loop van de Congo-rivier veranderen en elektriciteit opwekken die zou kunnen dienen voor de export naar Zuid-Afrika, Europa en mogelijk zelfs naar het Midden-Oosten. Zo’n honingpot van 80 miljard dollar zal allerlei krachten aantrekken die zich maar al te graag hiervan zouden bedienen.
Bevolking verdient beter
De verarmde, door oorlog geteisterde bevolking van Congo, verdient echter beter. De ervaring met de paradox van de overvloed heeft al herhaaldelijk aangetoond dat een top-downbenadering van grote infrastructuur- en mijnbouwprojecten voor de armen zo goed als geen voordelen opleveren.
Beperktere investeringen in lokale infrastructuur en in economische relevante activiteiten voor de plaatselijke bevolking bieden betere kansen om de armoede te bestrijden of te verminderen. Elektrificatie van het platteland en steun aan de mensen die door de bouw van de Inga-dammen moesten verhuizen, zou al een goed beginpunt kunnen zijn.
Peter Bosshard is beleidsdirecteur bij de NGO International Rivers.
Dit artikel verscheen voor het eerst op de website van International Rivers.
Dams, Rivers and Stolen Millions in the Congo
http://www.internationalrivers.org/node/5106