Kinderen uit kroostrijke gezinnen krijgen minder zakgeld dan die uit kleine gezinnen, zou je denken. Begin 2009 deed OIVO (Onderzoeks- en informatiecentrum van de verbruikersorganisaties) een studie bij jongeren van 9 tot 17 jaar. Die bewees het tegenovergestelde. In een gezin van 5 personen kregen kinderen in 2009 gemiddeld 48 euro zakgeld per maand, in 2007 was dat slechts 29 euro. Enige kinderen uit éénoudergezinnen kregen in 2009 31 euro per maand, waar dat in 2007 gemiddeld nog 64 euro was.
Enige kinderen krijgen dus minder zakgeld dan kinderen in een groot gezin? Denise Van Den Broeck van OIVO: “Tegenwoordig zijn de grote gezinnen vaker nieuw samengestelde gezinnen waar een andere zakgeldcultuur heerst. Die kinderen moeten meer zelf betalen en hun zakgeld aan andere dingen besteden. Bovendien krijgen de kinderen vaak ook nog zakgeld van hun ouder die niet in het gezin woont. Natuurlijk heeft ook de crisis een invloed op het zakgeld van jongeren.”
Jonge kinderen
De hoogte van het zakgeld wordt bepaald door verschillende factoren en heeft een grote invloed op de ontwikkeling van kinderen. Kinder- en jeugdpsycholoog Ludo Driesen: “Zakgeld wordt bepaald door het gezinsbudget. De ouders moeten de mogelijkheid hebben om zakgeld te kunnen geven. Uit studies blijkt wel dat het op vijfjarige leeftijd al interessant is om kinderen geld te geven. Elk kind moet zakgeld kunnen krijgen, zelfs op jonge leeftijd al.”
“Zakgeld is leergeld. Ze moeten hun geld afgeven en krijgen er iets voor in de plaats. Maar zo leren ze wel wat betalen is en dat ze hun geld voor goed kwijt zijn. Het is verkeerd om dingen terug te betalen die ze zelf betaald hebben. Als ze met hun zakgeld een boek hebben gekocht, mogen de (groot)ouders achteraf niet zeggen dat ze het wel zullen terugbetalen. Want dan denkt het kind dat zakgeld iets onuitputtelijks is.”
Groot gezin
De gezinssituatie is een van de belangrijkste factoren bij het geven van zakgeld. Moeten alle kinderen uit een groot gezin zakgeld krijgen, of moet er onderscheid worden gemaakt? Driesen: “Ik vind het belangrijk dat alle kinderen in een groot gezin zakgeld krijgen. De ouders moeten dan duidelijk maken hoe de zakgeldstructuur in elkaar zit. Want daar kunnen weleens conflicten over ontstaan.
De ouders moeten hierin consequent zijn naar hun kinderen toe. Aan de jonge kinderen, die wellicht minder zakgeld krijgen dan de oudere, moeten ze duidelijk maken dat zakgeld samenhangt met de leeftijd. Oudere kinderen hebben nu eenmaal meer privileges. Ze mogen uitgaan, alcohol drinken … Dat kunnen jonge kinderen nog niet. Dat is net zo met zakgeld.
Afspraken
Een speciale formule om het zakgeld voor je kinderen te berekenen, bestaat er niet. Het is wel belangrijk om goede afspraken te maken en die ook na te komen. “De afspraken moeten duidelijk zijn. Als kinderen er ook kleren mee moeten kopen, moet het bedrag vanzelfsprekend hoger liggen dan bij jongeren die dat niet moeten doen. De aard van de bestedingen is dus van groot belang.”
“Naast de afspraken en het gezinsbudget moet je vooral rekening houden met het kind zelf. Sommige kinderen kunnen beter met geld omgaan dan andere. Er zijn kinderen van 14 jaar die kunnen omgaan met 100 euro zakgeld. Ze moeten er ook kleren van kopen en kunnen toch nog een bedrag apart houden voor andere zaken.
Maar er zijn ook jongeren van 17 jaar die hun geld opsouperen aan leuke dingen en niet weten hoe ze het moeten beheren. Als het kind bewijst dat het met zakgeld kan omgaan, kan je daar natuurlijk rekening mee houden”, zegt Driesen.”
“Er was ooit een jongen die zelf vroeg om minder zakgeld te krijgen. Hij kreeg maandelijks een vast bedrag, maar merkte dat het na één week al op was aan sigaretten en snoep. Hij heeft toen zelf gevraagd om van maandelijks zakgeld naar wekelijks over te schakelen.”
Ander gezin, andere regels
Jongeren zijn vaak ontevreden over het bedrag dat ze krijgen. Ze proberen hun ouders te overhalen om hun zakgeld te verhogen en zeggen dat hun vrienden meer zakgeld krijgen. Ouders moeten daar gepast op reageren.
“Het moet duidelijk zijn voor de kinderen dat elk gezin andere regels hanteert. Als je kind komt aanzetten met het feit dat een vriendje meer zakgeld krijgt, moet je hierin consequent zijn. Natuurlijk moet je af en toe eens kijken of je kind echt niet te weinig zakgeld krijgt. Je moet inzien dat je soms te weinig geeft. Je kan weleens een aanpassing aan de omgeving doen. Maar die aanpassing moet dan doorgevoerd worden naar alle kinderen binnen het gezin.”
Niet alles geven wat je kinderen vragen, is soms moeilijk, maar met zakgeld lijkt dat vlug opgelost. Driesen: “Het is beter om zakgeld te geven dan gewoon alles te betalen van wat de jongere vraagt. Natuurlijk is er veel flexibiliteit. Je kan kinderen eens belonen met een extraatje zolang de afspraken maar duidelijk zijn en ze weten dat dit niet altijd gebeurt. Als de jongere een grotere aankoop wil doen, kan je als ouder bijvoorbeeld voorstellen om de helft ervan te betalen.”
Voor ouders is het vaak belangrijk dat ze weten wat er gebeurt met het zakgeld. Kinderen te hard beperken in wat ze kopen blijkt geen goede oplossing. “Het is verkeerd om te zeggen dat je kinderen alles op hun spaarboekje moeten zetten. Zakgeld is leergeld. Kinderen moeten dus leren om het geld uit te geven. Het kan wel zijn dat de kinderen een deel moeten sparen en een deel kunnen uitgeven.”
Straf
Als kinderen iets misdoen of een slecht rapport hebben, wordt het afnemen van zakgeld soms als straf gebruikt.
“Het is natuurlijk een mogelijkheid om zakgeld af te nemen als straf. Maar enkel in zeer uitzonderlijke situaties. Bij jonge kinderen zou ik het niet aanraden. Bij pubers kan het echter wel effectief zijn. Al raad ik niet aan om het volledige zakgeld af te nemen. Beter is om het met een bepaald percentage te verminderen. Maar soms hebben ouders geen andere middelen om de jongeren echt te straffen”, zegt Driesen.
“Ouders moeten een broos evenwicht zoeken tussen de verschillende factoren. Ze moeten zich afvragen wat de vaste kosten van de jongere zijn en welke de vrije kosten. Afspraken maken is het belangrijkst, ook rond de extra’s die ouders geven. Bovendien moet je als ouder duidelijk maken dat zakgeld beperkt is”, concludeert Driesen.
© 2010 – StampMedia – Lizelotte Stroeckx
GROOT GEZIN VERSUS ENIG KIND
Het zakgeld in een gezin van 6 of meer personen ligt met 41 euro boven het gemiddelde van 35 euro per maand. Zo ook bij M. Vandoorne (21). Ze is de oudste in een gezin met acht kinderen en krijgt 68 euro zakgeld. Nils Deputter (24) daarentegenkrijgt geen zakgeld. Hij is enig kind en student.
Zakgeld geven in een groot gezin vergt veel organisatie. De moeder van Vandoorne heeft daar een handig systeem voor ontwikkeld.
“Mijn mama berekent ons zakgeld naargelang onze verjaardag. Vanaf je tiende verjaardag krijg je 0,50 euro per week. Elk half jaar krijgen we meer zakgeld. In het begin verhoogt dat met 0,50 euro, later wordt dat 1 euro. Sinds mijn verjaardag op 17 januari krijg ik 17 euro zakgeld per week. Een half jaar later, in juli, krijg ik dan 18 euro.”
Met dit systeem lijkt het zakgeld oneindig op te lopen in het gezin Vandoorne, maar de moeder stelt duidelijke grenzen. “Vanaf het moment dat je 20 euro per week krijgt, kan je zakgeld niet meer vermeerderen. Bovendien studeer ik binnenkort af. Dan ga ik werken en krijg ik geen zakgeld meer van mijn ouders, wat logisch is. Maar zolang je studeert, krijg je zakgeld.”
Controle
Om alle gegevens bij te houden, moet je wel een goed geheugen hebben, maar ook daar is een oplossing voor. “Mama noteert alle gegevens in verband met zakgeld in ‘het boek’. Ze houdt het bedrag van elk kind bij en schrijft op in welke maand het zakgeld wordt verhoogd. Als we bijvoorbeeld een T-shirt betalen met ons eigen zakgeld, mogen we de rekening in het boek steken. Dan kan mama zien dat je kleding hebt gekocht, en betaalt ze het bedrag terug. En als ik eens geld moet lenen voor een gsm-kaart dan ‘rekent’ ze dit weg van ons zakgeld.”
Vandoorne: “Gsm-kaarten, feestjes en andere extra’s moeten we zelf bekostigen. Mijn zussen kopen vaak cd’s of oorringen met hun geld, maar dat krijgen we soms ook gewoon van onze ouders. Soms zie ik dure schoenen die ik heel graag wil. Dan moet ik een deel zelf betalen. Als de schoenen 170 euro kosten, betaalt mijn mama 130 euro en leg ik de rest bij. Ik kom niets tekort, maar voel mezelf niet verwend. In de zomervakantie doe ik vakantiewerk. Dat geld gebruik ik meestal om op reis te gaan. Ik mag nog meegaan met mijn ouders, maar ik ga liever met vrienden weg.”
“Mama weet wel graag waaraan we ons zakgeld uitgeven. Zeker als we iets duurs kopen, probeert ze ons te overhalen om een goedkoper alternatief te zoeken. Maar we moeten ons niet altijd verantwoorden”, zegt Vandoorne.
Onafhankelijk
Nils Deputter kreeg op zijn tweeëntwintigste nog 100 euro zakgeld per maand. Nu werkt hij ongeveer drie avonden per week in een café waarmee hij gemiddeld 300 tot 500 euro per maand verdient.
“Momenteel krijg ik geen zakgeld meer. Het is een soort van onafhankelijkheidsdrang. Ik moet voor mijn eigen financiering zorgen, maar ik vind dat niet zo erg. In het begin was het wel aanpassen. Je moet meer letten op wat je doet, maar dat geeft je meer verantwoordelijkheid,” zegt Deputter.
Vroeger besteedde Nils zijn zakgeld waaraan hij wilde. “Ik vind mezelf niet verwend. Vroeger was ik dat wel, maar na de humaniora is dat afgenomen. Ik vergeleek mijn bedrag wel eens met dat van vrienden uit dezelfde sociale klasse. Zo ontdekte ik dat mijn zakgeld op het gemiddelde zat. Sommigen kregen meer, anderen minder.”
Nils betaalt zijn eten, drank en kleding zelf. En als hij de auto leent, bekostigt hij de benzine. “Je geld uitgeven is anders als je het zelf moet verdienen. Als je zakgeld krijgt en het is op, kan je altijd aan je ouders vragen of ze je nog wat extra geven. Als je het zelf moet verdienen, kan dat niet. Maar de cafébaas is hier vrij soepel in. Op momenten dat ik extra geld nodig heb, vraag ik of het mogelijk is om meer te werken. En als ik echt geld te weinig heb, kan ik het lenen van mijn ouders.”
Invloed
Veel kinderen zijn ontevreden over het bedrag dat ze krijgen. Ze gaan dan naar hun ouders en vragen om een verhoging. Maar hoe reageren die ouders daarop? Zijn ze beïnvloedbaar of juist niet? Betsy Kaerts, moeder van twee jongeren: “Eén van mijn kinderen vraagt wel eens om een verhoging van het zakgeld. Maar ik laat me niet beïnvloeden door factoren van buitenaf. Ik beslis zelf hoeveel ik hen geef. Als de verhoging terecht is, sta ik daar wel voor open. Maar als ze geld nodig hebben voor sigaretten, moeten ze daar zelf voor zorgen.”
© 2010 – StampMedia – Lizelotte Stroeckx
FINANCIËLE KENNIS
De financiële kennis van de Belgische jongeren scoort ondermaats. De invoer van een nieuwe vakoverschrijdende eindterm moet dat veranderen. Welke vereisten nodig zijn, vroegen we aan de jongeren zelf.
Uit een onderzoek van Febelfin (Federatie van de Belgische financiële sector) blijkt dat Belgische jongeren onvoldoende kennis hebben over de financiële middelen die voorhanden zijn. Aan de hand van zestien meerkeuzevragen in face to face-gesprekken trachtte Febelfin te achterhalen hoe de economische kennis van de Belg ervoor staat. De jongerengroep van 18 tot 24 jaar scoorde 44,53 procent op de test.
Essentiële informatie
Vanaf september 2010 wordt in het secundair onderwijs een nieuwe vakoverschrijdende eindterm ingevoerd.
Lut Creemers van de stuurgroep VOET (vakoverschrijdende eindterm): “In de eindterm worden de absolute minimumvereisten vastgelegd. De eindterm omvat enkel de essentiële informatie. Het is zeker niet de bedoeling dat leerlingen specifieke termen moeten leren. Maar de scholen mogen zelf kiezen hoe ze dat aanpakken.”
Geen extra vakken
Of de jongeren zelf vinden dat specifieke termen overbodig zijn? Levente Miklos (18) en Xavier De Groof (19) volgen de richting boekhouden-informatica aan de Secundaire Handelsschool Sint-Lodewijk in Antwerpen.
Xavier: “Het is belangrijk dat iedereen weet hoe hij zijn eigen geld moet beheren. Weten wat een aandeel of obligatie is, zou standaardkennis moeten zijn. Dat zou ik nog toevoegen aan de eindterm.”
De meningen over de eindterm zijn verdeeld.
Levente: “De eindterm is allesomvattend en een specificatie over aandelen of obligaties is niet nodig. Bovendien zijn extra vakken overbodig. Je moet het uiteindelijk leren door het dikwijls te doen. De verschillende richtingen zijn gespecialiseerd op een bepaald gebied. Ik zou er niet mee kunnen lachen als ik er opeens een extra vak als Latijn bij krijg.”
© 2010 – StampMedia – Lizelotte Stroeckx