Nieuws, België, Libië, Wapenexport, Waals gewest, Uitvoerlicenties, Lobbywerk, Tmd -

Wapenhandel met Libië, een gevaarlijk spel

In juni 2009 verleende de ontslagnemende regering van het Waals gewest een exportvergunning aan wapenfabrikant FN Herstal. Land van bestemming: Libië. Het dossier wordt gekenmerkt door intens lobbywerk en door een zekere partijdigheid. Tussen schaduw en licht, een 'theatrale' vertelling van een verhaal, waarvan het einde nog niet in zicht is. Door Jérôme Hanin, medewerker van Vrede vzw.

donderdag 4 maart 2010 18:17
Spread the love

Uitvoervergunning van Luik tot Tripoli

Bedrijf 1: een eerste aanvraag

Toen de EU op 11 juli 2004 besliste om het embargo op de wapenexport naar Libië op te heffen, haasten alle grote wapenproducenten zich om kolonel Moammar Kadhafi – sinds 1969 aan de macht in zijn land – het hof te maken.

Of het nu Franse, Russische of Amerikaanse wapenfabrikanten waren, de contracten voor de herbewapening van het Libische leger stroomden binnen. België was geen uitzondering. Na vier jaar van intensieve contacten, veroverde FN Herstal, onder leiding van haar Franse directeur Philippe Tenson, een eerste contract in mei 2008.

In juli 2008 diende FN, zoals vereist krachtens de Belgische wapenwet uit 1991- die in federale zin werd aangepast in 2003 – een exportvergunningsaanvraag in bij het Waals Gewest. Het Waals Gewest heeft, als enige aandeelhouder, 100 procent van FN Herstal in handen.

Het eerste deel van de overeenkomst met Libië had betrekking op 367 geweren van het type ‘F2000’, 367 P90-machinepistolen, 367 ‘Five Seven’-pistolen, 50 luxe pistolen, 30 minimi’s (nog bekend van de omstreden levering aan Nepal), 22.000 granaten voor geweren en 1.134 miljoen stuks munitie voor al deze wapens. Het geheel was bestemd voor het Libische leger. Het tweede deel van het contract betrof 2.000 luchtdrukprojectiellanceerders ‘FN 303’ bestemd voor de Libische politie. Dit zijn wapens die zogezegd ‘minder dodelijk’ zouden zijn. De totale waarde van het contract bedroeg 12.182.866 euro.

Bedrijf 2: een (zeer) gevoelige zaak

Het contract werd bij het Waals Gewest al snel beschouwd als gevoelige materie. Het kabinet van minister-president Rudy Demotte (PS), dat de definitieve beslissing moest nemen1, was  bezorgd dat de aangevraagde licenties niet voldeden aan de criteria van de Europese gedragscode voor Wapenhandel, die ook werd opgenomen in de Belgische wet sinds 2003. Vooral de criteria over de ‘schending van de mensenrechten’ en ‘het risico op misbruik van het materiaal’ lag gevoelig.

In december 2008 kreeg de afdeling Internationale Betrekkingen (DRI) van het Waals Gewest de opdracht om de zaak te onderzoeken met de steun van de mensenrechtendelegatie in Genève. In februari 2009 was het onderzoek afgerond. Verschillende deskundigen veroordeelden de binnenlandse situatie in Libië en wezen op het risico dat de Europese gedragscode voor de wapenexport niet zou worden nageleefd. Zo benadrukte het verslag van Marc Clerbois, afgevaardigde van de Franse Gemeenschap in Genève, de schending van de fundamentele vrijheden in Libië en de verdenkingen van wapensmokkel naar bestaande conflictgebieden, onder meer richting Soedan dat onderworpen is aan een wapenembargo.

Olivier Gillet, missieverantwoordelijke bij Wallonie-Bruxelles International (WBI), wees er eveneens op dat er in Libië maar weinig respect heerst voor de mensenrechten. Hij herinnerde er bovendien aan dat er tussen 2006 en 2008 verschillende andere EU-lidstaten weigerden om wapenexportlicenties voor Libië toe te kennen (28 afgewezen aanvragen in totaal).

Zoals de procedure voor gevoelige zaken vereist, werd het dossier daarop doorverwezen naar een adviescommissie. Dit vertrouwelijke en dus verre van transparante adviesorgaan bestaat uit zes leden en wordt voorgezeten door Philippe Suinen, die beschouwd wordt als dé sterke man van de PS in de regionale administratie. Met uitzondering van twee personen, staan de andere leden van de commissie hiërarchisch onder Suinen. Over hun onafhankelijkheid kan dus twijfel bestaan.

Op 4 maart 2009 kwam de commissie echter met een tweeledig advies op de proppen: negatief voor de export van de militaire wapens en positief voor uitvoer de ‘minder dodelijke’ wapens. Het besluit van de commissie betekende een koude douche voor de directie van FN. Deze laatste had, nog vóór het verkrijgen van de licenties, een totale levering beloofd aan de Libische opdrachtgever.

Het contract zou daarom waarschijnlijk afspringen met alle gevolgen vandien – zoals betaling van schadevergoedingen, om niet te spreken over de deuk in het imago van FN op de commerciële wapenmarkt. Het management speelde dan maar zijn ultieme troef uit: de vakbonden. Begin april circuleerde een folder gericht aan de overheid, “die opnieuw heiliger dan de paus probeert te zijn” en waarin gevraagd werd “de juiste beslissingen te nemen, zelfs indien de pacifisten het goed doen in de peilingen”. Twee maanden voor de regionale verkiezingen van 7 juni 2009, werd het FN-wapencontract met Libië de inzet van de campagne.

Bedrijf 3: lobbyen met de verkiezingen op de achtergrond

De hele maand april bleef FN lobbyen. Op basis van nieuwe informatie kwam de adviescommissie nog eens bijeen op 29 april, maar deed geen uitspraak. Hoe dichter de verkiezingen naderden, hoe groter de druk werd. Eind mei betoogden de vakbonden in de straten van Luik. Ze beweerden dat andere landen wel licenties verleenden aan Libië en/of er samenwerkingsovereenkomsten mee hadden gesloten.

FN verbond zich ertoe om een specifiek en onuitwisbaar kenteken te ontwikkelen voor de wapens om te verhinderen dat ze in het buitenland op de zwarte markt zouden terecht komen. Op 2 juni vergaderde de adviescommissie voor de derde keer in zes maanden tijd. Nu waren er drie stemmen tegen en drie stemmen voor. De stem van voorzitter Suinen zou uiteindelijk de balans doen overhellen naar ‘ja’. Hughes Dorzee, de journalist die de zaak voor de krant Le Soir volgde, vroeg zich af: “Waarom? Gebaseerd op welk element? Werd hij [Suinen] aan het eind van de verkiezingscampagne gepusht door zijn kameraden uit Luik?”

Hoe dan ook was het nu aan Demotte om de definitieve beslissing te nemen. Ondanks alle druk,  weigerde hij een beslissing te nemen voor de verkiezingen. Op 8 juni bleek dat de PS de verkiezingen niet verloren had, zoals ze zelf had gevreesd. Als een van de lopende zaken, ondertekende de minister-president dan toch de licenties. De wapens werden daarop snel naar Tripoli verscheept.

Bedrijf 4: de Raad van State

In juli 2009 protesteerde Josy Dubié (Ecolo) tegen deze gang van zaken en spoorde hij al zijn contacten binnen de vredesbeweging aan om hierop te reageren. Op 5 augustus diende de Liga voor de Mensenrechten en de Coordination nationale d’action pour la paix (CNAPD) een klacht in bij de Raad van State.

Beide organisaties wezen onder meer op een schending van de Europese gedragscode en bijgevolg van de Belgische wapenwetgeving. Dit sloeg zowel op het niet respecteren van de mensenrechten door de Libische regering en het risico dat de wapens op hun eindbestemming voor een ander dan het opgegeven doel zouden worden gebruikt,   maar ook op de niet naleving van het principe van ‘goed bestuur’. Het Waals Gewest, de enige aandeelhouder van FN,  zou onder zware druk gestaan hebben van de directie van het bedrijf.

Bedrijf 5: geschorste licenties

29 oktober 2009: coup de théâtre! Hoewel weinig mensen erin geloofden, besloot de Raad van State om de licenties voorlopig op te schorten. Hoewel de meerderheid van de wapens al geleverd was, voorkwam deze beslissing de uitvoer van de zogenaamde ‘minder dodelijke’ wapens.

Twee belangrijke argumenten motiveerden de beslissing van de Raad. De eerste kritiek betrof het feit dat het besluit om de licenties te verlenen de dag na de verkiezingen was genomen. De regionale overheid mocht toen wel de lopende zaken afhandelen, maar “op dat moment kon er geen parlementaire controle worden uitgeoefend op de werkzaamheden van de overheid, (…) nochtans vielen deze omstreden beslissingen buiten de routine van het dagelijks bestuur van het gewest”.

Het tweede argument betrof het niet voldoen aan criterium 4 van de Belgische wapenwet. De Raad van State was van oordeel dat “er op zijn minst een risico bestaat dat ze [de wapens] worden gebruikt om fundamentele schendingen van de mensenrechten te plegen”.

De reacties lieten niet op zich wachten. Op 9 november zag Rudy Demotte zich verplicht om zich te gaan verantwoorden in het Waals parlement. Hij beloofde het systeem voor de toekenning van exportlicenties te herzien en de adviescommissie transparanter te maken. Toch ging hij voorbij aan de argumenten van de Raad van State en kende een nieuwe vergunning toe voor de tot dan toe geblokkeerde resterende wapens (de ‘minder dodelijke’).  Dit blijft dus een zeer geladen politiek-militair-industrieel dossier, dat verre van afgesloten is. De Raad van State moet immers nog een uitspraak ten gronde doen.

Politieke gevolgen

Het Libische dossier bracht aan het licht dat de voorwaarden voor de toekenning van wapenuitvoerlicenties nog te vaag zijn. Dat het moeilijk is om de werkelijke invloed achter de samenstelling van de adviescommissie waar te nemen en dat er een gebrek is aan  parlementaire controle op het hele proces. Hoe dit verder zal evolueren, is de vraag.

Deze zaak toont ook het onlogische en absurde karakter aan van de wapenhandel. Hoe kon Demotte de uitvoervergunningen naar Libië goedkeuren, terwijl het verslag-Clerbois – waarvan hij kennis had – duidelijk vermeldt dat er sterke vermoedens bestaan dat Libië dient als draaischijf voor wapensmokkel naar Afrikaanse conflictgebieden, onder meer Soedan en  Congo.

Er bestaat dus een reëel risico dat de oudere uitgerangeerde wapens, die door de Belgische levering aan Libië vervangen zullen worden, terecht zullen komen in Congo. Een Afrikaanse land waar België toch een aanzienlijk bedrag besteedt aan ontwikkelingshulp. Hier wordt het dus min of meer surrealistisch.

In zijn toelichting aan het Waals parlement heeft Rudy Demotte beloofd het systeem van de vergunningen te herzien. De regionale beleidsverklaring, opgesteld tijdens de coalitievorming  na de verkiezingen van juni 2009, voorziet in een verstrenging van de huidige controle op de wapenhandel. Wordt vervolgd …

Economische gevolgen

FN Herstal en het Waals gewest rekenden erop dat er na deze eerste bestelling nog meer  zouden volgen. Over een ander contract – ter waarde van maar liefst 111 miljoen euro – wordt momenteel nog altijd onderhandeld.

Er staat dus een zakelijke relatie van 20 of 30 jaar op het spel. Het definitieve vonnis over de annulering bij de Raad van State laat nog altijd op zich wachten, maar het is vrij waarschijnlijk dat de uitspraak positief zal zijn, wat onmiddellijk alle toekomstige contracten in gevaar brengt.

Zoals vaak het geval bij wapenhandel heerst er een conflict tussen ethiek en economische belangen. FN Herstal vertegenwoordigt 1.300 banen (plus heel wat indirecte jobs) in de regio Luik, die nog steeds economisch noodlijdend is. Zoals opgemerkt door Antonio Fanara, vertegenwoordiger van de Franstalige socialistische vakbond FGTB en voormalig werknemer van FN Herstal, betekenen de contracten met Libië werkzekerheid voor een periode van ten minste tien jaar in een zeer wisselvallige industrietak.

Hoewel FN vandaag heel winstgevend is – in 2009 draaide het bedrijf een omzet van meer dan 600.000 euro, weet niemand hoe het morgen zal zijn. Fanara vraagt zich af of het niet mogelijk is om de werkgelegenheid en de technologische kennis van FN te behouden zonder wapens te produceren.

Dit dossier illustreert ook duidelijk de verdeeldheid die er in Wallonië bestaat tussen de vredesbewegingen enerzijds en de vakbonden anderzijds. Nochtans zijn beide geworteld in internationalistisch georiënteerde linkse kringen. Een verdeeldheid die zonder twijfel begrepen kan worden als een conflict tussen ethiek en economische belangen (werkzekerheid).

Maar die ook de belangen van de werknemers en burgers in de schaduw stelt van de politiek en het patronaat. Daarom moeten we ons afvragen, net zoals Antonio Fanara,  of het nog opportuun is wapens te produceren in België. Indien niet, hoe behouden we dan de werkgelegenheid? Dit debat, dat de vertegenwoordiger van de vakbond graag bereid is te voeren, zou een kans kunnen zijn voor de vakbonden om de banden met de vredesbewegingen opnieuw aan te halen.

Jérôme Hanin

Bronnen: Persoonlijke notities van Olivier Gillet
Interview van de auteur met Antonio Fanara, woensdag 3 februari 2010.

“De voorwaarden voor de toekenning van uitvoerlicenties van wapens zijn nog te vaag. Het is moeilijk om de werkelijke invloeden achter de samenstelling van de adviescommissie waar te nemen en er is een gebrek parlementaire, dus democratische controle op het hele proces.”

“In Wallonië bestaat er een grote verdeeldheid tussen de vredesbewegingen en de vakbonden, die zonder twijfel begrepen kan worden als een conflict tussen ethiek en economische belangen.”

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!