Van Chiquita en Carrefour
Op de wereldvoedselmarkten speelt zich vandaag een intense machtsstrijd af, niet enkel tussen verwerkers en distributeurs onderling, maar ook tussen die twee bedrijfsgroepen.
De distributeurs zijn de jongste jaren duidelijk aan de winnende hand. De economische macht verschuift volop in hun richting. Weinig kan dat beter illustreren dan de ervaringen van Gilbert Jiménez. Hij leidt Sitrap, de vakbond van bananenarbeiders in het Middenamerikaanse land Costa Rica: ‘Tien jaar geleden streden wij met onze vakbonden tegen Chiquita om een menswaardig loon, vandaag gaan we samen met Chiquita lobbyen bij de supermarkten in Europa opdat ze genoeg betalen zodat Chiquita ons een fatsoenlijk loon kan betalen. In tien jaar tijd is de macht helemaal verschoven.’
De verklaring voor die verschuiving naar de vraagzijde is de snel stijgende aankoopkracht van de distributie. Figuur 3 zegt in zijn eenvoud alles.
Om hun producten bij de consumenten te krijgen moeten de boeren niet enkel passeren bij de verwerkers. Ze moeten met hun aanbod vooral voorbij de nauwe trechter van de supermarktketens, en de nog nauwere trechter van de inkoopcentrales. Voor de zowat zeshonderd Europese supermarkten zijn er in het begin van de 21ste eeuw nog slechts iets meer dan honderd aankopers. Dat is heel weinig volk op het kruispunt van ruim drie miljoen boeren en wel honderdzestig miljoen consumenten.
Ik wil de grootste zijn. Nestlé of Wal-Mart?
Ik wil altijd de grootste zijn
Ik wil de grootste hebben
(Raymond van het Groenewoud)
Het zijn niet enkel de boeren die de almacht van de supermarktketens voelen. De getuigenis van Gilbert Giménez illustreert dat zelfs een multinational als Chiquita onvoldoende gewicht in de schaal kan leggen om de prijsdruk van de distributeurs te weerstaan.
Ook de grootste verwerkers, zelfs Nestlé of Unilever, staan voor de sluis die de toegang beheerst naar de consumenten en die volledig wordt beheerst door de distributeurs. De enige manier om hun producten massaal te kunnen verkopen is in de rekken liggen van de grootwarenhuizen. Maar of ze daar liggen, en vooral aan welke voorwaarden, daar beslissen zij niet over. Die sleutel hebben zij niet in handen.
Wie zich dus afvraagt wie van beide het sterkst is, Nestlé of Wal-Mart, kent nu het antwoord. De macht ligt bij de verkopers, niet bij de producenten. Meer en meer zijn het Wal-Mart en Carrefour die de lakens uitdelen. Zij beslissen eigenlijk wat er wordt geproduceerd, waar dat gebeurt en zelfs hoe. Zij dicteren hun verwachtingen aan de verwerkers.
Die zijn niet echt gewend om zo gecommandeerd te worden en zoeken naar uitwegen. Nog groter worden lijkt een mogelijkheid. Dat zal zeker de economische concentratie verder verhogen. Maar het is weinig waarschijnlijk dat de verwerkers daarmee het evenwicht kunnen herstellen.
De jongste jaren is hun situatie nog extra verslechterd. Ze zijn in de ietwat curieuze situatie beland dat hun afnemers ook hun concurrenten zijn geworden. De supermarktketens breiden immers hun aanbod van eigen huismerken stelselmatig uit, een regelrechte aanval op de gevestigde merken.
Wal-Mart, geen kleine kruidenier, wel een lastpak
Grootste werelddistributeur Wal-Mart veroordeeld voor niet betalen overuren 187.000 werknemers.
Tachtig procent van de zesduizend fabrieken die Wal-Mart bevoorraden liggen in China.
De dominantie van Wal-Mart is zo immens dat het noodzakelijk is er wat langer bij stil te staan. Het is ’s werelds grootste voedselverschaffer, er werken één miljoen negenhonderdduizend mensen en elke week passeren zowat honderdzesenzeventig miljoen kooplustigen. Grootste verkoopsargument zijn de bodemprijzen die Wal-Mart kan afdwingen door zijn vernietigende aankoopkracht. In 2006 bedroeg de omzet driehonderdvijfenveertig miljard dollar.
Maar of dat ook tot winst leidt? Allerminst tot sociale winst. De maatschappelijke balans van het bedrijf oogt weinig fraai.
We kennen al de druk op leveranciers die enorm is, een last die zich voor de voedselproductie vertaalt in nog meer druk op de prijzen voor de boeren.
Er zijn meer mensen die werken voor Wal-Mart en daar niet veel geluk voor kopen. In september 2005 wordt er namens een half miljoen werknemers in Bangladesh, China, Swaziland, Indonesië en Nicaragua klacht ingediend wegens onaanvaardbare arbeidsomstandigheden bij de toeleveranciers.
En er is nog meer.
Het bedrijf betaalt schandalig lage lonen die een vijfde tot zelfs bijna een derde lager liggen dan bij de concurrenten. Af en toe zakken die lonen zelfs nog lager, begin 2007 was er in de VS nog een loonsdaling van 2,5 tot 4,8 procent.
In 2004 had de gemiddelde Wal-Mart werknemer een inkomen onder de armoededrempel voor een gezin van drie personen. Meer dan de helft van de werknemers kan zelfs de goedkoopste gezondheidsverzekering van het bedrijf niet betalen.
Nog erger kan ook, want overuren kloppen doen de werknemers al te dikwijls zonder dat ze worden betaald. Daar steekt een rechter in 2006 een stokje voor. Wal-Mart moet aan honderdzevenentachtigduizend werknemers achtenzeventig en een half miljoen dollar betalen voor hun onbetaalde overuren. Maar Wal-Mart is hardleers… en verklaart in beroep te gaan.
Groot probleem is natuurlijk dat de sociale dumping van Wal-Mart dreigt over te slaan op de concurrenten die geen andere uitweg zien om de concurrentie aan te kunnen.
Zich verzetten is niet makkelijk voor het personeel. Wie bij een vakbond wil, wordt verzocht daarvan af te zien of wacht ontslag. Meer dan eens is een filiaal waarvan de werknemers zich syndicaal organiseerden, simpelweg gesloten wegens ‘niet rendabel’.
Dit artikel is het bijna volledige hoofdstuk 8 uit deel 4 van het boek van Dirk Barrez ‘Koe 80 heeft een probleem. Boer, consument, agro-industrie en grootdistributie’