Nieuws, België, Straathoekwerk, Free Clinic, Sociaal beleid, Drugpreventie - docenten sociaal werk en academici sociale wetenschappen

Zou het kunnen dat de overheid zelf sociale dumping organiseert?

Afgelopen zaterdag stond in de Gazet van Antwerpen te lezen dat het Antwerps stadsbestuur van plan is de middelen stop te zetten voor 3,5 straathoekwerkers die de drugshulpverleningsorganisatie Free Clinic vzw inzet in de Antwerpse wijk 2060. De argumentatie van de woordvoerder van de burgemeester overstijgt de Antwerpse context.

zaterdag 8 maart 2014 16:30
Spread the love

Hij hekelt immers de ‘passiviteit’ en ‘vrijblijvendheid’ van dergelijke zorg- en hulpverlening en roept vragen op naar de invulling van de zogenaamde kenmerken van ‘passiviteit’ en ‘vrijblijvendheid’ in dergelijke contexten. Voorts stelt hij dat van ‘diegenen die baat hebben bij hun hulp’ verwacht wordt dat ‘zij allereerst zelf op de straathoekwerkers moeten afstappen’. De bestuursploeg is namelijk tot ‘het inzicht gekomen dat een ‘aanklampende aanpak -waarbij wordt afgestapt op zij die hulp nodig hebben- meer vruchten afwerpt‘.

Het straathoekwerk zou ‘passief‘ zijn en roept het beeld op van een straathoekwerker wachtend op een bankje tot iemand hem aanspreekt. De registraties van het straathoekwerk tonen een ander beeld: een groot aantal kwetsbare/gekwetste burgers zoekt en vindt de straathoekwerker, legt er contact mee, bouwt er behoedzaam een relatie mee op om zo samen een perspectief op herstel en aansluiting te zoeken. Uit hun registraties blijkt evenzeer dat ook heel wat van die burgers, dankzij die straathoekwerkers maar evengoed door het hervinden van de eigen kracht, de aansluiting met de reguliere zorg vindt. Vaak rekenen sommige stadsbesturen dan wel weer op het vrijwillig engagement en de vrijwillige zorg geboden door geëngageerde burgers, verontruste buren, vrienden, familieleden en kennissen die elkaar helpen om op ‘eigen kracht’ en (gratis) voor elkaar te zorgen.

Op zich is daar niets op tegen, maar kan je ook de meest kwetsbaren en de zwaar hulpbehoevenden zomaar overlaten aan de buurt en buren? Net in deze gevallen is er nood aan professionele hulp- en dienstverlening en daartoe rekenen we straathoekwerk, als meest laagdrempelige, best toegankelijke en vlotst bereikbare dienst. Dat hun case-load (zelf spreken ze van hun klantenportefeuille) vaak beter gevuld is dan die van hun collega’s in andere sectoren zegt dan ook voldoende over hun werk/noodzaak. Dat de groepen waarmee ze aan de slag gaan zo omvangrijk zijn heeft deels te maken met het bereiken van mensen die hun weg naar de hulpverlening (nog) niet gevonden hebben, maar nog meer met het feit dat heel wat mensen geen of nauwelijks toegang vinden tot hulp- en dienstverlening, onder andere door de wachtlijsten, of omdat ze afgehaakt hebben en/of ‘uitgeprocedeerd’ zijn.

Het straathoekwerk zou ook vrijblijvend zijn en wordt geassocieerd met ‘een softe aanpak’ en ‘geitenwollensokkengedoe’. Op het wereldwijde web bijvoorbeeld wordt vrijblijvendheid vaak gehanteerd in de zin van ‘vrijblijvend’ advies en ‘vrijblijvende’ offertes in de energie-, bank- en hypotheekmarkt en jawel, ook op dating sites. Vrijblijvend heeft hier de betekenis van: vrij van enige verplichting. Men hoeft zich niet te engageren om zich (contractueel) te binden.

Straathoekwerkers werken aanklampend en confronterend. Ze plooien samen met hun gasten ‘de lakens van het leven’: de vier hoeken vastpakken, uit elkaar gaan en er de kreuken uittrekken, vervolgens vouwen en terug naar elkaar toekomen om dan weer afstand te nemen en opnieuw -zij het dichter bij elkaar- trekken, vouwen en naderen, met als bedoeling alles netjes te krijgen. Tegenover het straathoekwerk stelt het Antwerps stadsbestuur de aanklampende aanpak. Welnu, ‘aanklampen‘ doet ook denken aan het in wielerkringen gekende ‘wieltjeszuigen’: iemand het lastige kopwerk laten opknappen en heimelijk hopen dat je hem aan de meet voorbij kan steken, een gevoel dat nu ook heerst binnen het straathoekwerk.

De aanklampende aanpak, ‘waarbij wordt afgestapt op zij die hulp nodig hebben’ komt in de plaats van de zogenaamde ‘vrijblijvende’ vormen van hulpverlening. Het is voor het Antwerps stadsbestuur blijkbaar het één of het ander. Naast de aanklampende aanpak ook inzetten op het vertrouwde straathoekwerk behoort niet meer tot de keuzemogelijkheid. Dat suggereert dat een aanklampende aanpak niets anders kan/mag dienen dan drang en dwang, dan het duwen van mensen in verplichte trajecten en liefst contractueel toeleiden (lees: overleveren) zonder enige ruimte voor vrijblijvendheid (lees: inspraak).

De diensten waar naar toegeleid moet worden, hebben momenteel overigens ook geen werkingsmiddelen te veel. Door de voorgestelde wissel te trekken wordt elke vorm van laagdrempelige hulpverlening en zorg in dit keurslijf geduwd want ‘die overgang in aanpak hebben we ingezet bij de Antwerpse CAW’s‘ (waar er eveneens het jaar voordien 4 straathoekwerkers ontslagen werden) en ‘wat betreft de Free Clinic vzw trekken we de dezelfde lijn door’. Is dit common sense geworden, namelijk dat de laagdrempelige eerstelijnshulp en dienstverlening geheel aanklampend (lees: strikt voorwaardelijk) moet worden? Is aanklampende zorg en straathoekwerk tegelijkertijd niet meer mogelijk?

Voorts stelt de woordvoerder dat de bestuursploeg tot ‘het inzicht is gekomen dat een aanklampende aanpak -waarbij wordt afgestapt op zij die hulp nodig hebben- meer vruchten afwerpt‘. Vanwaar komt dit nieuwe inzicht, aangezien er in het Antwerps bestuursakkoord 2013-2018 immers nog gepleit werd voor ‘een nauwere samenwerking met andere beleidsactoren zoals straathoekwerkers‘ (sic)? Misschien is deze koerswijziging hogerop te zoeken? In zijn omzendbrief voor de periode 2014-2019 stelt de Vlaamse Minister van Welzijn dat ‘het lokaal sociaal beleid uitdrukkelijk bepaalt dat bij de voorbereiding, de uitvoering en de voortgang van het lokaal sociaal beleid in het bijzonder de meest kwetsbare doelgroepen aantoonbaar moeten worden betrokken‘. Tot op heden hebben wij geen weet van bevragingen of fora waar doelgroepen van het straathoekwerk, met name de ‘sociaal overbodigen’ en de meest kwetsbaren (waaronder zorgwekkende druggebruikers), dit hebben aangegeven.

We stellen vast dat de meest kwetsbaren en zorgbehoevenden vaak geen aansluiting vinden bij hun familie, kennissen en buurt, net omdat ze dergelijke -vaak- multiproblematieken niet (alleen) aankunnen. Het is net op deze spanningsvelden dat straathoekwerkers een belangrijke en actieve rol opnemen, niet zelden in een pijnlijke spreidstand. Straathoekwerkers worden als betekenisvol en ondersteunend ervaren, in eerste instantie door hun doelgroepen en hun leefomgeving, maar evenzeer door de partners en collega’s in het middenveld en meestal ook door het (lokaal) beleid.

Straathoekwerk is daarnaast een specifieke vorm van ‘outreachend werken’, het engageert zich namelijk om aan de slag te gaan met en actief op zoek te gaan naar de meest kwetsbare mensen en groepen die niet of nauwelijks (meer) bereikt of bediend worden door andere vormen van hulp- en dienstverlening. Toch zou het blijkbaar te passief en vrijblijvend zijn.

Daarnaast doet deze houding een een wel heel specifieke beleidsvisie op ‘outreachend werken’ vermoeden: aanklampend en met drang toeleiden, vaak met een stok achter de deur. Outreachende werkvormen mogen geen argument vormen voor het afbouwen van voorzieningen die door kwetsbare groepen, als betekenisvol en ondersteunend worden ervaren, zoals het straathoekwerk.

Outreachende werkvormen, zoals het straathoekwerk, houden het debat levendig over in-en uitsluiting, zowel in de maatschappij als in de (categoriale) zorgsectoren, door telkens opnieuw het perspectief van kwetsbare groepen op te werpen, conform de verwachtingen van de Vlaamse overheid. Dit is allesbehalve passief: het engageert net hun doelgroepen, maar responsabiliseert ook beleidsmakers om diegenen die niet langer gehoord worden en wie het straathoekwerk een stem tracht te geven te respecteren en om een diversiteit aan sociale alternatieven bespreekbaar te houden in het publiek discours. Dit is allesbehalve vrijblijvend.

Deze tekst werd onderschreven door verscheidene docenten verbonden aan de opleidingen sociaal werk hoger onderwijs en door verscheidene academici sociale wetenschappen.

In alfabetische volgorde: Katrien Boone, Johan Boxstaens, Ann Brabandt, Christien Broeckmans, Martine Colpaert, Filip Coussée, Nele Cox, Raf Debaene, Pascal Debruyne, Tom Decorte, Vicky De Kock, Jos Deleu, Wendy Derynck, Veerle Deschrijver, Heidi Detailleur, Alexis Devillé, Sven de Visscher, Kristel Driessens, Dirk Geldof, Birgit Goris, Hans Grymonprez, Patrick Hebberecht, Lieve Hendrickx, Koen Hermans, Guy Hoeven, Dimokritos Kavadias, Denoix Kerger, Jonathan Lambaerts, Hilde Maelstaf, Jan Naert, Ief Nijsmans, Marie Rose Orens, Solange Peirsegaele, Kathleen Put, Peter Raeymaeckers, Rudi Roose, Michel Tirions, Lotte T’Sjoen, Pascal Tuteleers, Kaat Sabbe, Sofie Spelmans, Katrien Sonneville, Bart Van Bouchaute, Hilde Van den Abeele, Erik Van Den Broeck, Michel Vandenbroeck, Leen Van der Vorst, Nicole Vanhoucke, Luc Vanmarcke, Bea Van Robaeys, Agnes Verbruggen, Tom Vermeylen, Bernadette Willemans, Herman Wolf.

take down
the paywall
steun ons nu!