Zo gewelddadig is extreemrechts in Europa

Longread -
woensdag 20 januari 2016 11:48

Zijn de jaren dertig terug? Het is een vraag die steeds luider weerklinkt. Maar ook een vraag die steevast fel debat uitlokt. Stellen dat de jaren dertig terug zijn is overdreven voor de één, en een understatement volgens de ander. Daarom is het nuttig om even de feiten zelf te belichten. Hoe gewelddadig is extreemrechts vandaag? En in welke mate is dat zorgwekkend? Om alvast een deel van het antwoord te geven: het is erger dan je kan vermoeden.

In het Nederlandse Heesch vond maandagavond een betoging plaats tegen de komst van een vluchtelingencentrum. De organisatoren hadden opgeroepen om het vreedzaam en respectvol te houden. Maar al snel liep het mis. Tegen half acht bestormde een groep het gemeentehuis waar op dat moment een raadsvergadering aan de gang was. Er werd gegooid met vuurwerk, eieren en houtblokken. Een poging om een benzinebom te laten afgaan, mislukte.




Eerder hadden inwoners van Heesch een dood varken in een boom opgeknoopt. Het is een scène die doet denken aan het liedje Strange Fruit van Billie Holiday over de lynchpartijen in het zuiden van de VS.

 

Wat in Heesch gebeurde lijkt sterk op wat zich ongeveer een maand geleden afspeelde in Geldermalsen. Ook daar werd toen het gemeentehuis bestormd tijdens een raadsvergadering over het opvangen van vluchtelingen. De politie kreeg de situatie niet onder controle en besloot in allerijl het gemeentehuis te evacueren.




Rellen zoals die in Heesch en Geldermalsen zijn het voorlopige hoogtepunt in het opbod van extreemrechts geweld in Nederland. Maar het zijn uitbarstingen die het resultaat zijn van een latent geweld dat reeds veel langer woekert. Toen enkele maanden geleden in de gemeente Steenbergen een open vergadering plaatsvond tegen de komst van een opvangcentrum, werden voorstanders van het centrum uitgejoeld en geïntimideerd. Na afloop moesten ze onder politiebegeleiding de zaal verlaten. In datzelfde Steenbergen kreeg Ismael Mohamed Hamid op 9 november twee bakstenen door het raam van zijn huis.

Dit soort aanvallen vinden steeds vaker plaats in Nederland, en meestal blijven ze onder de mediaradar. Op 6 november werd in het Noord-Hollandse Anna Paulowna bijvoorbeeld een vuurwerkbom geworpen naar drie Syrische vrouwen. Ook in Zaandam werd een vuurwerkbom gegooid naar de tenten van vluchtelingen. Vuurwerkbommen – niet te verwarren met gewoon vuurwerk – zijn blijkbaar een populair wapen. Tijdens de bestorming van een vluchtelingencentrum in Woerden, werd eveneens gebruik gemaakt van vuurwerkbommen.

‘Kankermoslim’

Het zijn niet alleen vluchtelingen die blootgesteld worden aan toenemend geweld. Ook wie er ‘anders’ of ‘moslim’ uitziet wordt geconfronteerd met toenemend verbaal en fysiek geweld. Dat mocht de Rotterdamse Ilham Mokhtari aan den lijve ondervinden. Haar dochter, Naoual Ghorafi, laat optekenen hoe haar moeder werd aangevallen op klaarlichte dag: “Mijn moeder was voor een paar onderzoeken op weg naar het Sint-Franciscus Gasthuis en stond met haar auto bij de afslag Hillegersberg voor het stoplicht toen een Nederlandse man op leeftijd op haar portierraampje tikte. Mijn moeder draaide het raampje open en werd gelijk uitgescholden voor ‘kankermoslim’ waarna de man haar klappen in haar gezicht gaf, bij haar keel greep en aan haar hoofddoek trok.”

Dit soort geweld tegen vluchtelingen, migranten of mensen met een andere origine is geenszins een louter Nederlands fenomeen. In december werd in het Duitse Jahnsdorf een bus met vluchtelingen aangevallen door een groep van dertig mannen. Ruiten werden ingeslagen en er werd met bommetjes gegooid. De chauffeur van de bus raakte lichtgewond.

“In de Duitse stad Chemnitz, in de deelstaat Saksen, hebben onbekenden op oudejaarsavond een mindervalide Tunesische man en zijn twee kinderen aangevallen. Het gezin werd uitgescholden en geslagen door twee mannen en een vrouw.” Het artikel meldt voorts nog dat “door de taalbarrière” de slachtoffers pas vier dagen na het incident konden verhoord worden.

In november 2015 werden Syrische vluchtelingen door een groep van tientallen mannen met honkbalknuppels aangevallen. Dat gebeurde in de Duitse stad Magdeburg. In de Noord-Duitse stad Wismar vond in november een gelijkaardige aanval plaats. Nog in november ontplofte een explosief nabij het raam van een opvangcentrum in Freital nabij Dresden. Een 26-jarige Syriër liep daarbij snijwonden op.



Pegida-betoging in Duitsland

In december 2015 bericht de Telegraaf: “twee Afghaanse vluchtelingen zijn in de Duitse deelstaat Mecklenburg-Voor-Pommeren aangevallen door vier mannen. De daders hadden de asielzoekers in het stadje Eggesin in een hinderlaag gelokt. Vervolgens trokken ze hen naar de grond en trapten op hen in.” Een gelijkaardig, kort droog bericht over gewelddaden op nieuwjaarsnacht lezen we in De Standaard: “In de Duitse stad Chemnitz, in de deelstaat Saksen, hebben onbekenden op oudejaarsavond een mindervalide Tunesische man en zijn twee kinderen aangevallen. Het gezin werd uitgescholden en geslagen door twee mannen en een vrouw.” Het artikel meldt voorts nog dat “door de taalbarrière” de slachtoffers pas vier dagen na het incident konden verhoord worden.”

Aanslagen

De berichten die tot in de grote kranten geraken, zijn slechts het topje van de ijsberg als het op extreemrechts geweld aankomt. Dat wordt duidelijk wanneer we er de cijfers op naslaan. Het Duitse ministerie voor vluchtelingen telde in 2015 567 misdaden tegen vluchtelingencentra. Sommige van die aanvallen moeten beschouwd worden als pogingen tot (massa)moord. Bij een aanval met een brandbom in december 2015 in Altenburg, bijvoorbeeld, vielen er tien gewonden onder de vluchtelingen. Onder andere een twee maanden oude baby moest met ademhalingsmoeilijkheden afgevoerd worden naar het ziekenhuis.

Ondanks het bijzonder hoge aantal aanvallen is de pakkans bijzonder klein. Tot nog toe werden slechts vier personen veroordeeld voor hun aandeel in brandstichtingen of aanvallen op vluchtelingencentra. En dat terwijl 104 mensen gewond werden bij de aanslagen. Vrijwel de enige conclusie die hieruit kan getrokken worden, is dat de overheid het niet als een prioriteit beschouwd om daders op te sporen of dit soort aanslagen te vermijden. Die Zeit schuift ook nog een andere factor naar voor: bewoners uit de omgeving van de vluchtelingencentra gaan soms akkoord met de aanvallen en weigeren te getuigen over de vermeende daders.

Zweedse Democraten

Net als in Duitsland, kent ook Zweden een drastische toename van geweld tegenover vluchtelingen. Dit is een overzicht van de gewelddadige incidenten die plaatsvonden in één maand, namelijk oktober 2015:

  • 13 oktober: in het plaatsje Arlov brandt een huis voor niet begeleide minderjarige vluchtelingen volledig uit. Een dag voor het zou opengaan.
  • 16 oktober: een school in Ljungby waarin vluchtelingen zouden opgevangen worden brandt uit.
  • 17 oktober: In Onsala is er brandschade in een school waarin vluchtelingen zouden gehuisvest worden.
  • 20 oktober: In Munkedal brandt een onthaalcentrum voor vluchtelingen uit. Veertien asielzoekers konden ternauwernood uit een raam ontsnappen
  • 21 oktober: In een voormalig rusthuis in Oderljunga breekt brand uit. Dat gebeurt een dag voordat er zou beslist worden of daar vluchtelingen kunnen opgevangen worden.
  • 26 oktober: In Lund brandt een school uit waarin vluchtelingen zouden gehuisvest worden. Dat gebeurde nadat de extreemrechtse partij Zweedse Democraten een kaart online had gezet waarop de plaatsen gemarkeerd stonden waar vluchtelingen (zouden) opgevangen worden.

Pogroms

Eén van de meest zorgwekkende fenomenen die we de afgelopen maanden zagen opduiken, was de terugkeer van de pogrom. Een pogrom kan gedefinieerd worden als een gewelddadige collectieve actie waarbij een specifieke bevolkingsgroep belaagd wordt. Het woord pogrom associëren we vooral met gewelddadige uitbarstingen tegenover joden. Maar pogroms kunnen ook tegenover andere bevolkingsgroepen plaatsvinden. Dat is alvast wat gebeurde in de Corsicaanse hoofdstad Ajaccio in december. Een groep van een tweehonderdtal relschoppers schreeuwde “Arabieren buiten!” en “Dit is onze thuis!” terwijl ze optrokken richting de plaatselijke moskee. Die moskee werd vernield en exemplaren van de koran werden in brand gestoken.

Ook tijdens de laatste betoging van Legida, de Leipzigse tak van Pegida, deed zich een pogrom voor. Honderden gemaskerde mannen scheidden zich van de betoging af en trokken een spoor van vernieling door de wijk Connewitz, een stadsgedeelte dat bekend staat om zijn multiculturele en linkse karakter. Winkels werden aan diggelen geslagen, auto’s werden in brand gestoken en mensen van een andere origine werden aangevallen. Op de bovenverdieping van een gebouw brak brand uit. Meer dan 200 neonazi’s werden opgepakt. De burgemeester van Leipzig beschreef de gewelddaden als “openlijke straatterreur”.

Eerder die week vonden ook gerichte aanvallen tegen migranten en vluchtelingen plaats in Keulen. In het weekend van 9 en 10 januari werden 6 Pakistani’s aangevallen door een groep van 20 mannen. Na de aanval hadden ze verzorging nodig in het ziekenhuis. Ook een Syriër werd dat weekend in elkaar geslagen.



de Finse burgerwacht Soldiers of Odin

De inviduele aanvallen en pogroms passen in een strategie die erop gericht is om de publieke ruimte te ‘zuiveren’. De bedoeling is om een angstklimaat te creëren tegenover andersdenkenden en mensen van andere origine. Daartoe worden ook meer subtiele tactieken aangewend. In de meeste Duitse steden wordt bijvoorbeeld gepoogd om burgerwachten te organiseren. Officieel heet het dat die burgerwachten de openbare orde mee helpen handhaven. In praktrijk betreft het bendes van extreemrechtse signatuur die de publieke ruimte proberen te domineren. Ook in Finland dook het fenomeen van extreemrechtse burgerwachten reeds op. Een groep met als naam “De soldaten van Odin” poogt er in verschillende steden burgerwachten op te zetten. De groep gaat in het zwart gekleed en flirt met vikingsymbolen.

In Nederland plaatste de organisatie DSDA tips op Facebook om wapens te kopen. Zij raden hun leden aan om onder meer een ‘hand kruis boog’ en een ‘vechtstok’ te kopen. “Wat we (nog) niet willen en kunnen accepteren zijn echte illegale wapens, of laten we het zo zeggen, officieel verboden, wat echter niet weet wat niet deert, da’s prive, zeg maar”, staat er bij.

Dodelijk geweld

De sterke opgang van extreemrechts straatgeweld komt niet uit het niks. Er is reeds enkele jaren een opbod bezig van extreemrechts geweld, en daartoe behoort ook een toename aan terroristisch geweld. Het bekendste en meest drieste voorbeeld daarvan is natuurlijk de Noor Anders Behring Breivik. Hij doodde in totaal 77 mensen op 22 juli 2011. In zijn manifest, getiteld 2083: Een Europese onafhankelijkheidsverklaring schreef hij dat het “cultureel-marxisme” en de Islam zijn vijanden waren. In hetzelfde manifest betuigde Breivik ook zijn respect voor figuren als Geert Wilders en Ayaan Hirsi Ali. Hij beschouwde hen als bondgenoten in zijn strijd.

Veel minder bekend dan Breivik is de Zweed Peter Mangs. Hij vermoordde drie mensen en ondernam in totaal twaalf moordpogingen. Het actieterrein van Mangs was Malmo, de derde stad van Zweden. Tussen 2003 en 2010 opende hij tientallen keren het vuur op migranten. Ook een winkel en moskee werden door hem onder vuur genomen. Het creëerde een ware angspsychose onder migranten in Malmo, een stad waar veertig procent van de inwoners van niet-Zweedse origine is. In november 2010 kon Mangs, na zeven jaar zijn gang te gaan, gearresteerd worden.

Veel minder bekend dan Breivik is de Zweed Peter Mangs. Hij vermoordde drie mensen en ondernam in totaal twaalf moordpogingen. Het actieterrein van Mangs was Malmö, de derde stad van Zweden. Tussen 2003 en 2010 opende hij tientallen keren het vuur op migranten. Ook een winkel en moskee werden door hem onder vuur genomen. Het creëerde een ware angstpsychose onder migranten in Malmö, een stad waar veertig procent van de inwoners van niet-Zweedse origine is. In november 2010 kon Mangs, na zeven jaar zijn gang te gaan, gearresteerd worden.

In oktober 2015, drong de 21-jarige Anton Lundin Pettersson een school binnen in de Zweedse stad Trollhättan. De jonge terrorist was gewapend met een zwaard en droeg een zwart masker. Hij doodde drie mensen en selecteerde zijn slachtoffers op basis van huidskleur. Achteraf bleek dat de Petterson dweepte met het nazisme.

Dat rechtse terreur vele slachtoffers eist bewijzen ook de cijfers in Duitsland. De Bundeskriminalamt ging in 2013 na hoeveel moorden er sinds de eenmaking van Duitsland aan exteemrechts konden gelinkt worden. Het resultaat was onthutsend. Bij 849 moorden waren aanwijzingen voor een extreemrechts motief. Eerder had ook Die Zeit erop gewezen dat het aantal extreemrechtse moorden veel hoger lag dan de officiële cijfers deden vermoeden. De Amadeu-Antonio-stichting, een organisatie die strijdt tegen racistisch geweld, signaleerde eveneens dat de Duitse staat zich mispakte inzake dodelijk racistisch geweld.



Leden van de NSU

De Duitse overheid beval uiteindelijk om onopgeloste moordzaken tegen het licht te houden, nadat ze de Nationalsozialistischer Untergrund (NSU) had opgerold. Deze neonazistische terreurgroep pleegde tien moorden en zat ook achter enkele bomaanslagen. De groep kon jarenlang ongestoord te werk gaan. Aangezien de meeste slachtoffers van Turkse origine waren, ging de politie er vanuit dat het om crimineel geweld ging tussen Turkse bendes. Het is naar aanleiding van deze flater van de opsporingsdiensten dat de Duitse overheid de piste van extreemrechtse terreur opnieuw serieus nam. Met de bovenvermelde cijfers als resultaat.

Dat extreemrechtse terreur een heel actuele dreiging blijft, bewijst het in mei van vorig jaar opgerolde Oldschool Society. Deze Duitse groep plande bomaanslagen tegen asielcentra, met de expliciete bedoeling om dodelijke slachtoffers te maken. Ook orthodoxe moslims werden als doelwit beschouwd. De leden van de groep konden daags voor ze hun eerste aanslag wilden uitvoeren opgepakt worden.



Content

take down
the paywall
steun ons nu!