Channa Moed: "Zelfbeschadiging is geen poging tot zelfdoding, maar net een manier om te overleven." (foto: Magali Merzougui)
Nieuws, Europa, Samenleving, Stampmedia, Gezondheid, Taboe, Zelfbeschadiging, Channa Moed -

“Zelfbeschadiging is een manier om te overleven”

Op 1 maart werd er wereldwijd aandacht besteed aan zelfbeschadiging met de Self Injury Awareness Day. De 27-jarige Channa Moed uit het Nederlandse Bemmel beschadigde zeven jaar lang haar lichaam door in haar huid te snijden. Ze vertelt waarom ze daarmee begon en hoe ze ervan verlost raakte.

vrijdag 2 maart 2012 15:00
Spread the love

“Het begon op een moment waarop ik groenten aan het snijden was. In mijn hoofd woedde in die tijd steeds een oorlog, waardoor ik mij slecht kon concentreren op dagelijkse dingen. Ik sneed per ongeluk in mijn hand. Eerst schrok ik, maar ineens leek het alsof er iets van mij afvloeide”, zegt Moed. “Ik werd er rustiger van, maar wist ook dat als ik dit ging herhalen, mensen me heel raar zouden vinden. Uiteindelijk deed ik het toch opnieuw.” In deze periode was Moed 14 jaar.

Zweetbandjes

Ze vertelt hoe ze haar zelfbeschadiging verborgen hield. “Krasjes onder mijn horlogebandje kon ik makkelijk verbergen. Zo begon het heel klein. Na een tijdje breidde zich dat uit naar mijn armen. Zweetbandjes bleken niet voldoende, dus droeg ik altijd lange mouwen. Dat viel niet op, want ik had het toch altijd koud.”

In de zomer droeg Moed lichte bloesjes en zwemmen deed ze sowieso niet vaak. “Je wordt goed in liegen en bedriegen en dat vond ik heel erg. Ik leerde elk smoesje om geen korte mouwen te dragen.”

Kookles

Het duurde 3,5 jaar voordat iemand iets merkte. Dat gebeurde toen haar klasgenoten haar littekens zagen tijdens een kookles. “De lerares riep me bij haar voor een gesprek. Ik zei dat het om een ongeluk ging. Ze zei dat ik bij haar terecht kon als er meer aan de hand was.”

Op die uitnodiging ging Moed nooit in. “Volgens mij had die lerares wel door dat er iets mis was, maar net als veel mensen die met zelfbeschadiging geconfronteerd worden, wist ze misschien niet hoe te reageren en liet ze me verder met rust.”

Nood om te praten

“Thuis ging het niet goed”, vertelt Moed. “Mijn moeder was manisch-depressief en werd in het ziekenhuis opgenomen. Mijn vader had geen tijd om iets op te merken. Hij werkte hard zodat we in ons huis konden blijven wonen. Over emoties of moeilijke dingen spraken we niet.”

De nood om te praten was er nochtans wel. “Ik had veel last van faalangst op school en een negatief zelfbeeld. Ik zorgde graag voor mijn moeder, maar die taak en het huishouden werden mij te veel.” Moed heeft een groot verantwoordelijkheidsgevoel. “Ik voelde me altijd snel schuldig ten opzichte van anderen. Toen ik mijn moeder niet kon helpen, ging het nog slechter met mij.”

Taboe

Toen haar moeder het moeilijk had, vond Moed weinig steun in haar omgeving. “Ik kon wel terecht bij vriendinnen, maar niet voor alles. Je kan zeggen dat je je niet goed voelt, maar dat je jezelf beschadigt? Nee, daarvan wist ik dat ik het voor mezelf moest houden. Ik was bang om mensen te verliezen. Er heerst nog een groot taboe over zelfbeschadiging, ik had er zelfs nog nooit iets over gehoord.”

Nadat ze op kamers ging in Huissen verergerde de zelfbeschadiging. “De afstand met mijn thuis deed deugd, maar tegelijk kon ik nu ongestoord mezelf pijnigen.”

Meidenavond

Het tij keerde toen ze regelmatig een naburig jongerencentrum bezocht. Hier vond Moed uiteindelijk de eerste persoon aan wie ze kon vertellen dat zichzelf sneed tijdens moeilijke momenten. “Jolanda, een vrouw die in het jongerencentrum werkte, betrok mij bij de organisatie van een meidenavond. Ze vertrouwde mij dus die verantwoordelijkheid toe. Na sluitingsuur mocht ik zelfs blijven om voort te werken aan de voorbereiding. Ik was goed in wat ik deed en ik kreeg meer zelfvertrouwen. Ook zag ik dat er wel goede mensen bestaan aan wie je iets kan toevertrouwen, terwijl ik thuis geleerd heb dat je niets mocht doorvertellen wat persoonlijk is.”

Via het jongerencentrum vond Moed de weg naar de Nederlandse jeugdzorg. “Daar kwamen ze er snel achter dat mijn problemen groot waren. Ze verwezen me door naar de geestelijke gezondheidszorg (GGZ).” De therapie van GGZ had een positief effect. “Het hielp me om mijn emoties onder controle te krijgen en om inzicht te krijgen in mijn problemen. Vanaf toen sneed ik mezelf minder.”

Voor ze aan de therapie begon, had Moed verschillende hulpverleners. Hun aanpak overtuigde haar niet. “Ze stonden erop dat ik simpelweg met de zelfbeschadiging stopte, maar het probleem was dat je niet zomaar kunt ophouden.”

Zelfbeschadiging is volgens Moed een overlevingsmechanisme waar je naartoe grijpt om erger te voorkomen. “Het is geen poging tot zelfdoding, maar net een manier om te overleven. Wie zichzelf beschadigt, wil blijven leven. Te weinig mensen in de hulpverlening begrijpen dat. Iemand dwingen om te stoppen heeft geen zin, want je moet kijken naar het probleem dat erachter schuilt. Pas wanneer dat aangepakt wordt, vermindert de zelfbeschadiging.”

Zelfvertrouwen

Ze neemt vaak het woord zelfvertrouwen in de mond als ze over haar ervaring vertelt. “Voor mij werd het pas beter toen ik de buitenwereld durfde te trotseren. De faalangst daalde en ik kon stressvolle situaties beter aan.”

Op haar 21ste zag ze voor het eerst het einde van haar verslaving. Vanaf dan ging ze, wanneer haar emoties te zwaar werden, bijvoorbeeld met stokken tegen een boom slaan. “Ik keek wel eerst goed om me heen of niemand me zag”, lacht ze, “maar het hielp wel.”

Enkele keren herviel ze. “Maar de schade aan mijn lichaam werd telkens kleiner en de periodes tussen deze terugvallen langer. Totdat ik het snijden helemaal niet meer nodig had.” Na een tijd zag ze ook dat meer mensen in haar omgeving bezorgd waren. “Mijn vriendinnen waren heel boos. Er bestonden dus mensen die van me hielden en die ik pijn heb aangedaan.”

Ondertussen behaalde Moed een master Sociaal Pedagogisch Werk en sinds januari 2011 is ze vrijwillig coördinator bij de Landelijke Stichting Zelfbeschadiging, een organisatie voor en door mensen die zichzelf beschadigen of beschadigd hebben, en de betrokkenen. “Ik besloot op een gegeven moment om de zelfbeschadiging positief te beëindigen door andere jongeren te helpen met mijn ervaring.”

Gevochten met een tijger

Hoe het nu met haar gaat? “Goed. Heel goed zelfs. Nu ga ik zwemmen en draag ik korte mouwen. Als iemand dan zonder respect roept: ‘Wat heb jij met je armen gedaan?’, antwoord ik gewoon ‘Ik heb gevochten met een tijger’.”

Moed heeft ook een job als kinderbegeleider en werkt met kinderen tussen nul en vier jaar. Tijdens sollicitaties droeg ze lange mouwen. “Ik werd meestal in een proefperiode afgewezen, omdat mensen denken dat ik een gevaar voor anderen ben. Zelfbeschadiging wil net zeggen dat je dingen op jezelf af reageert, niet op anderen. Die angst voor mensen zoals ik komt dus door onwetendheid.”

Moed merkt dat niet iedereen op dezelfde manier naar zelfbeschadiging kijkt. “Sommige mensen denken dat wie zichzelf snijdt of brandt gek moet zijn. Anderen zien juist dat je enorm veel verdriet moet hebben om tot zoiets over te gaan.”

Als je met vragen zit over zelfbeschadiging kun je terecht bij de Kinder- en jongerentelefoon (102) of Tele-Onthaal (106).

© 2012 – StampMedia

take down
the paywall
steun ons nu!